ECLI:NL:GHAMS:2010:BX6288

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003608-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor mishandeling in familierelatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag op zijn broer en van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel werd hij veroordeeld voor mishandeling van zijn broer, waarbij hij opzettelijk lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes te steken en te snijden in het gezicht, de duim, de hand, de arm, de buik en de benen van het slachtoffer. De feiten vonden plaats op 3 september 2008 in Amsterdam, waar een ruzie tussen de verdachte en zijn broer escaleerde in een vechtpartij waarbij een mes werd gebruikt.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte opzet had om zijn broer te doden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar het hof kwam tot de conclusie dat ook dit niet bewezen kon worden. De omstandigheden van het steekincident waren onduidelijk, en er was geen bewijs dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen bewust had gewild.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde zou worden veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien zijn blanco strafblad en de omstandigheden van de zaak, een gevangenisstraf van 3 maanden passend vond. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar verklaarde de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003608-09
datum uitspraak: 14 juni 2010
VERSTEK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-447671-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 4 december 2008, 24 april 2009 en 23 juni 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes één of meermalen in het gezicht, althans in het hoofd en/of in een duim en/of een hand en/of een arm en/of een been en/of de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steek- en/of snijwond(en) in het gezicht, althans in het hoofd en/of in een duim en/of een hand en/of een arm en/of een been en/of de buik, althans in het lichaam, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet met een mes één of meermalen in het gezicht, althans in het hoofd en/of in een duim en/of een hand en/of een arm en/of een been en/of de buik, althans in het lichaam, te steken en/of te snijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes één of meermalen in het gezicht, althans in het hoofd en/of in een duim en/of een hand en/of een arm en/of een been en/of de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep is naar voren gekomen dat de verdachte in een woning, waar hij met onder anderen zijn broer [slachtoffer] woonde, ruzie heeft gehad (tijdens en na drankgebruik), welke ruzie is uitgelopen op een vechtpartij waarbij een mes in het spel is geweest (zie de verklaring van [slachtoffer] in het, proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2008, te 17.45 uur, genummerd 2008247516-32, doorgenummerd blz 11). Het slachtoffer heeft daarbij steek- en snijwonden opgelopen. Nu geen van de in de woning verblijvende getuigen de toedracht van het toebrengen van de verwondingen heeft gezien en het slachtoffer noch de verdachte nader wensen te verklaren, kan het hof slechts vaststellen dat het slachtoffer [slachtoffer] verwondingen heeft opgelopen, die overigens niet de conclusie wettigen dat sprake is geweest van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, of een poging daartoe.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair ten laste gelegde - poging tot zware mishandeling - bewezen verklaard dient te worden, nu het opzet tot poging doodslag niet bewezen kan worden, terwijl aan het strafdossier ook geen bewijs voor zwaar letsel bij het slachtoffer, [slachtoffer], is te ontlenen.
Met de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad om zijn broer te doden.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat ook het (voorwaardelijk) opzet tot zware mishandeling niet kan worden bewezen, gelet op het voornoemde gebrek aan informatie over de omstandigheden waarin het steek/snij-incident plaats heeft gevonden: omtrent de wil van de verdachte en omtrent het weten van hem en omtrent het aanvaarden door hem van de (gevolgen van) de gedragingen tast het hof in het duister. Voorts is naar het oordeel van het hof, bij de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar letsel met zich brengt onder meer van belang de buikomvang van het slachtoffer, de afstand tussen de twee kemphanen, en dergelijke. Dat in de buik is gestoken wil namelijk op zichzelf nog niet impliceren dat vitale lichaamsdelen in gevaar zouden kunnen worden gebracht, nu dit ook afhangt van de lichaamsomvang van het slachtoffer. Voor deze aspecten bevat het dossier geen aanknopingspunten. Ten slotte wijst het hof erop dat niet bekend is of de verdachte het gevolg – de dood dan wel de zware mishandeling – bewust heeft gewild.
Aan bovenstaande doet niet af dat verdachtes broer letsel heeft opgelopen, waarbij het hof ervan uit gaat dat de verdachte het mes heeft gehanteerd.
Het hof overweegt daartoe dat gelet op de medische verklaringen van P.H.M. Schouwenburg, arts in het Lucas Ziekenhuis, van 4 september 2008 doorgenummerde pagina 68) moet worden afgeleid dat sprake is geweest van snij- en ook steekwonden van 3 tot 5 centimeter. Voorts vermeldt het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakt door drs. A.J. Meuelenbroek van 27 januari 2009 dat op het heft van een in de woning gevonden mes celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte, waarbij de berekende frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Het hof acht - gelet op de uiterlijke verschijningvorm van verwondingen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer].
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2008 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en snijwonden in het gezicht en in een duim en een hand en een arm en een been en de buik heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet met een mes meermalen in het gezicht en in een duim en een hand en een arm en een been en de buik te steken en te snijden, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig arikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen goederen 1 tot en met 4 gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn broer, waarbij het slachtoffer meerdere steek- en snijwonden heeft opgelopen. Dergelijke geweldsmisdrijven vormen een grove aantasting van het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daaraan doet niet af dat de bewezen mishandeling zich in de relationele sfeer heeft afgespeeld en de broer van de verdachte, het slachtoffer, deswege geen aangifte heeft willen doen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 mei 2010 is de verdachte niet eerder in Nederland strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de bewaring van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
1. 2.00 STK Kleding KL: wit
Sokken 3429557
2. 1.00 STK Kleding KL: wit
Shirt 3429558
3. 1.00 STK Kleding KL: zwart
Broek 3429555
4. 1.00 STK Kleding
Spijkerjas 3429544.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Jurgens, R.C.P. Haentjens en J. Bevaart, in tegenwoordigheid van mr. D. Hwang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juni 2010.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.