ECLI:NL:GHAMS:2010:BP0644

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.301/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • G.J. Visser
  • E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell
  • J. Wortel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot niet-ontvankelijkverklaring en voeging in hoger beroep kort geding tussen Yukos CIS Investment LLC en Wincanton Holding B.V.

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep in een kort geding waarin de appellanten, vertegenwoordigd door mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh, een incident hebben ingediend tot niet-ontvankelijkverklaring van hun tegenpartij, Yukos CIS Investment LLC en Wincanton Holding B.V. De appellanten hebben op 15 juni 2010 een memorie ingediend met 33 grieven en hebben hun eis vermeerderd. De kern van de zaak draait om de vraag of het mogelijk is om met één exploot hoger beroep in te stellen tegen twee einduitspraken, en of de appellanten ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Het hof oordeelt dat de appellanten ontvankelijk zijn, gezien de verwevenheid van de bestreden uitspraken en de eisen van een goede procesorde.

Het hof heeft op 28 september 2010 arrest gewezen, waarin het de incidentele vorderingen van Yukos CIS c.s. tot niet-ontvankelijkverklaring afwijst. Het hof stelt dat de appellanten in hun vorderingen niet in hun procesrecht worden benadeeld door het indienen van een hoger beroep tegen meerdere uitspraken. De bezwaren van Yukos CIS c.s. tegen de eisvermeerdering worden eveneens verworpen, omdat deze niet in strijd zijn met de goede procesorde.

Daarnaast heeft het hof de vordering van Hulley c.s. tot voeging aan de zijde van de appellanten afgewezen, omdat zij onvoldoende hebben aangetoond dat hun rechtspositie door de uitkomst van het geding kan worden geschaad. Het hof concludeert dat de beide incidentele vorderingen moeten worden afgewezen en dat de hoofdzaak naar de rol wordt verwezen voor memorie van antwoord. De kosten van de incidenten worden aan de in het ongelijk gestelde partijen opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
VERWEERDERS IN DE INCIDENTEN TOT VOEGING EN TOT NIET-ONTVANKELIJKVERKLARING,
advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh te Amsterdam,
t e g e n
1. de vennootschap naar het recht van de Republiek Armenië
YUKOS CIS INVESTMENT LLC,
gevestigd te Yerevan, Republiek Armenië,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WINCANTON HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDEN,
VERWEERDERS IN HET INCIDENT TOT VOEGING,
EISERS IN HET INCIDENT TOT NIET-ONTVANKELIJKVERKLARING
advocaat: mr. M. Deckers te Amsterdam,
e n
1. de vennootschap naar het recht van Cyprus HULLEY ENTERPRISES LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
2. de vennootschap naar het recht van het Isle of Man YUKOS UNIVERSAL LIMITED,
gevestigd te Isle of Man,
EISERESSEN IN HET INCIDENT TOT VOEGING
advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam.
Appellanten in de hoofdzaak worden hierna gezamenlijk [appellanten] cs genoemd, en individueel [appellant 1] en [appellant 2]. Geïntimeerden in de hoofdzaak worden hierna gezamenlijk aangeduid als Yukos CIS cs en individueel als Yukos CIS, [geïntimeerde 2] en Wincanton. Eisers in het incident tot voeging worden hierna gezamenlijk aangeduid als Hulley c.s. en afzonderlijk als Hulley en Yukos Universal.
1. Het verdere geding in hoger beroep
In deze zaak heeft het hof op 8 juni 2010 een tussenarrest gewezen (hierna: het eerste tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat eerste tussenarrest.
{Appellanten] c.s. hebben op 15 juni 2010 een memorie genomen waarbij zij drieëndertig grieven hebben opgeworpen, bescheiden in het geding hebben gebracht en hun eis hebben vermeerderd, met conclusie dat het hof na vernietiging van de vonnissen waarvan beroep – samengevat –
ten aanzien van de in conventie ingestelde vorderingen
primair (voor geval het hof zal oordelen dat de door Yukos CIS als aandeelhouder van Wincanton genomen besluiten nietig zijn)
(i) [Appellanten] c.s. zal machtigen om te doen wat noodzakelijk is voor het ongedaan maken van (de gevolgen van) alle besluiten die [geïntimeerde 2] namens Yukos CIS als (gepretenteerd) bestuurder van Wincanton heeft genomen en alle rechtshandelingen die hij als zodanig heeft verricht,
(ii) [geïntimeerde 2] zal gebieden medewerking te verlenen aan de zojuist bedoelde ongedaanmakingshandelingen,
(iii) [geïntimeerde 2] zal verbieden nog iets te ondernemen krachtens diens vermeende bevoegdheid Yukos CIS te vertegenwoordigen, een en ander voor zover betrekking hebbend op de hoedanigheid van Yukos CIS als aandeelhouder van Wincanton, totdat de Armeense rechter onherroepelijk zal hebben beslist dat Rosneft rechtmatige eigenaar is van de aandelen Yukos CIS en [geïntimeerde 2] in Armenië de rechtmatig benoemde bestuurder van Yukos CIS is, en daarnaast de Nederlandse rechter onherroepelijk heeft beslist dat het faillissementsvonnis (waarbij Yukos Oil OAO failliet is verklaard) niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde en in Nederland erkend moet worden, en ook de daarop voortbouwende rechtshandelingen niet strijdig zijn met de Nederlandse openbare orde,
(iv) Yukos CIS zal gebieden medewerking te verlenen aan de onder (i) bedoelde ongedaanmakingshandelingen en haar zal verbieden met betrekking tot Wincanton nog verdere aandeelhoudersrechten uit te oefenen, totdat de onder (iii) bedoelde vonnissen onherroepelijk zijn geworden,
(v) aan de ge- en verboden onder (ii) tot en met (iv) dwangsommen zal verbinden,
subsidiair (voor geval naar het voorlopig oordeel van het hof de door Yukos CIS als aandeelhouder van Wincanton genomen besluiten vernietigbaar zijn)
(i) Yukos CIS c.s. zal gebieden de gevolgen van de door of namens haar genomen besluiten ongedaan te maken, althans de uitvoering cq werking daarvan op te schorten, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist dat die besluiten niet vernietigbaar zijn,
meer subsidiair
(i) zal bepalen dat [appellanten] c.s. en externe accountants bevoegd blijven jaarstukken van Wincanton op te stellen en alle daarmee samenhangende werkzaamheden te verrichten, totdat de onder (primair, iii) bedoelde vonnissen onherroepelijk zijn geworden,
(ii) zal bepalen dat [appellanten] c.s. zijn uitgezonderd van een bij het bestreden vonnis van 10 mei 2010 opgelegd verbod tot het verrichten van beheers- en bestuursdaden, voor zover het gaat om het namens Wincanton voeren van procedures die verband houden met het faillissement van Yukos Oil, totdat de onder (primair, iii) bedoelde vonnissen onherroepelijk zijn geworden,
en ten aanzien van de reconventionele vorderingen
primair
die vorderingen zal afwijzen,
subsidiair
de dwangsom zal opheffen die is verbonden aan één van de bij het bestreden vonnis van 10 mei 2010 opgelegde veroordelingen,
meer subsidiair
die dwangsomveroordeling met terugwerkende kracht zal vernietigen althans wijzigen,
meest subsidiair
die dwangsomveroordeling met terugwerkende kracht zal opheffen, de looptijd ervan zal opschorten althans de dwangsom met terugwerkende kracht zal verminderen,
alles met veroordeling van Yukos CIS c.s. in de gedingkosten van de beide instanties, te vermeerderen met nakosten en rente.
Eveneens op 15 juni 2010 hebben Hulley c.s. een incidentele vordering tot voeging (aan de zijde van [appellanten] c.s.) ingesteld.
Yukos CIS c.s. hebben op 29 juni 2010 bij memorie op de incidentele vordering van Hulley c.s. geantwoord, met conclusie tot afwijzing van die vordering en veroordeling van Hulley c.s. in de kosten van het incident.
Gelijktijdig hebben Yukos CIS c.s. bij afzonderlijke memorie op de eisvermeerdering van [appellanten] c.s. gereageerd en zelf een incident strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring geopend, met conclusie dat [appellanten] c.s. in hun bij de appeldagvaarding ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, althans hun eisvermeerdering zal worden afgewezen, met veroordeling van [appellanten] c.s. in (naar het hof begrijpt) de kosten van het hoger beroep, met nakosten en rente.
[Appellanten] c.s. hebben op 29 juni 2010 bij memorie geantwoord op de incidentele vordering van Hulley c.s., met conclusie dat zij zich aan het oordeel van het hof refereren.
[Appellanten] c.s. hebben op 13 juli 2010 bij memorie geantwoord op de incidentele vordering van Yukos CIS c.s. en op de bezwaren die de laatsten hebben opgeworpen tegen de eisvermeerdering van [appellanten] c.s., met conclusie dat zowel die vordering als deze bezwaren zullen worden afgewezen, met veroordeling van Yukos CIS c.s. in de kosten van dit incident.
Vervolgens is in beide incidenten arrest gevraagd.
2. De feiten
Bij de beoordeling van de nu opgeworpen incidenten kan worden uitgegaan van de feiten die in het eerste tussenarrest zijn opgesomd onder 2.1.1 tot en met 2.1.13.
3. Beoordeling
in het incident strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring
3.1 De incidentele vordering van Yukos CIS c.s. steunt op de stelling dat het naar vaste rechtspraak niet mogelijk is, behoudens enkele uitzonderingen die zich hier niet voordoen, met één exploot tegen (eind)uitspraken in verschillende gerechtelijke procedures hoger beroep in te stellen.
3.2 In het algemeen zal een goede procesorde zich ertegen verzetten dat bij één en hetzelfde exploot hoger beroep wordt ingesteld in verschillende gedingen gedane uitspraken, ook indien deze tussen dezelfde partijen zijn gewezen. Van schending van een goede procesorde is evenwel geen sprake indien de betreffende uitspraken een zodanige verwevenheid vertonen dat er redelijkerwijs geen bezwaar tegen kan bestaan dat zij in één keer aan het oordeel van de appelrechter worden onderworpen. Zodanige verwevenheid vertonen de thans bestreden uitspraken van 10 en 27 mei 2010, aangezien het laatste vonnis geen andere strekking heeft dan precisering van het dictum van het eerder gewezen vonnis. Overigens maken Yukos CIS c.s. op geen enkele wijze aannemelijk dat hun processuele belangen worden benadeeld doordat niet tegen elk vonnis afzonderlijk appel is ingesteld.
de bezwaren tegen de eiswijziging/-vermeerdering
3.3 Yukos CIS c.s. betogen dat hen in wezen een instantie wordt ontnomen doordat [appellanten] c.s. het debat in hoger beroep uitbreiden tot een voorval dat zich ten tijde van het wijzen van het eerste van de nu bestreden vonnissen nog niet had voorgedaan, namelijk het ontslag van [appellanten] c.s. als bestuurders van Wincanton bij aandeelhoudersbesluit van 21 mei 2010. Hun bezwaren tegen dat besluit hadden [appellanten] c.s. in een nieuw (kort) geding naar voren moeten brengen, aldus Yukos CIS c.s.
3.4 [appellanten] c.s. stellen daar tegenover dat reeds hun in eerste aanleg geformuleerde vorderingen ertoe strekten dat de stand van zaken wordt hersteld die tot 22 maart 2010 bij Wincanton bestond, zodat ook de toewijzing van die vorderingen Yukos CIS c.s. al zou hebben verhinderd het ontslagbesluit te nemen dat nu met zoveel woorden in het petitum van [appellanten] c.s. wordt genoemd. Verder is dit petitum thans anders geformuleerd, doch alleen ten behoeve van de duidelijkheid, aldus [appellanten] c.s.
3.5 Bij deze stand van zaken vermag het hof niet in te zien dat de wijziging/vermeerdering van de (conventionele) eis onverenigbaar is met een goede procesorde. Het gevorderde komt, voor zover thans te overzien, door die wijziging/vermeerdering niet op een wezenlijk andere grondslag te berusten en voert het geschil niet tot buiten de grenzen van het door de grieven ontsloten gebied. Waar zij stellen dat zij met betrekking tot het nu met zoveel woorden genoemde aandeelhoudersbesluit van 21 mei 2010 van een instantie worden beroofd, maken Yukos CIS c.s. op geen enkele manier duidelijk waarom zij zich op dat onderdeel van de vordering niet in dit appel adequaat zouden kunnen verweren.
Beoordeling in het voegingsincident
3.6 Hulley c.s. doen hun vordering tot voeging steunen op de stelling dat zij tezamen een meerderheid houden van de aandelen in het geplaatste kapitaal van de (in het eerste tussenarrest onder 2.1 genoemde) Russische vennootschap Yukos Oil, en er evenals [appellanten] c.s. belang bij hebben dat het bestuur van Wincanton, in plaats van uitsluitend de belangen van Rosneft te behartigen, de tot 22 maart 2010 bestaande status quo zal bewaren. Voorts stellen Hulley c.s. dat de omstandigheid dat naar Russisch recht Yukos Oil na beëindiging van haar faillissement is opgehouden te bestaan voor haar (voormalige) aandeelhouders, zoals Hulley c.s., geen verhindering behoeft te zijn alsnog hun aanspraken op het vermogen van de voormalige vennootschap te doen gelden ingeval uiteindelijk zal blijken dat de vervreemding van onderdelen van dat vermogen tijdens het faillissement – zoals de aandelen Yukos CIS waarvan Rosneft pretendeert eigenares te zijn geworden - ongeldig is geweest. Om deze vermogensrechtelijke aanspraken veilig te stellen wensen Hulley c.s. zich in deze procedure te voegen aan de zijde van [appellanten] c.s. teneinde te voorkomen dat een door Rosneft benoemde bestuurder zeggenschap krijgt over de activa van Wincanton.
3.7 Het hof neemt bij de beoordeling van deze vordering tot maatstaf dat toewijzing ervan niet in de weg mag staan aan voortvarende verdere behandeling van dit spoedappel, en voorts dat voldoende aannemelijk moet zijn dat een voor [appellanten] c.s. ongunstige uitkomst van dit kort geding de rechtspositie van Hulley c.s. nadelig kan beïnvloeden. Daarbij heeft bovendien te gelden dat een gevoegde partij gebonden is aan de grenzen van de tussen de oorspronkelijke partijen bestaande rechtsstrijd.
3.8 Blijkens de memorie van grieven (randnummer 8.1) wensen [appellanten] c.s. de vraag naar de rechtmatigheid van de Russische en Armeense beslissingen waarop Rosneft haar (indirecte) belang in Wincanton baseert, en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie, aan de bodemrechter voor te leggen en niet in dit kort geding aan de orde te stellen.
3.9 Binnen de grenzen van dit geding kunnen Hulley c.s. derhalve geen beslissing van het hof verlangen aangaande de rechtmatigheid van hetgeen in de Russische Federatie en in Armenië is geschied. Tegen deze achtergrond hebben Hulley c.s. (ook) te weinig aangevoerd om te kunnen concluderen dat hun rechtspositie door de uitkomst van het onderhavige geding kan worden geschaad.
3.10 Daarnaast hebben Hulley c.s. geen voldoende concrete uitwerking gegeven aan hun stelling dat “als de onrechtmatige onteigening van Yukos wordt weggedacht het vermogen na liquidatie moet worden uitgekeerd aan haar aandeelhouders, waaronder Hulley c.s.”. Een nadere onderbouwing van deze stelling zou aangewezen zijn geweest aangezien vooralsnog niet duidelijk is – juist omdat tussen partijen vaststaat dat Yukos Oil bij (en als gevolg van) beëindiging van het in Rusland uitgesproken faillissement naar Russisch recht is opgehouden te bestaan – hoe Hulley c.s. hun aanspraken als (voormalige) aandeelhouders van Yukos Oil zouden kunnen verwezenlijken, en meer in het bijzonder op welke wijze zij in dat verband aanspraak zouden kunnen maken op de binnen Yukos CIS en/of Wincanton aanwezige activa.
3.11 Alles bijeen genomen hebben Hulley c.s. onvoldoende gesteld met betrekking tot een (dreigend) nadeel voor hun rechtspositie bij een voor [appellanten] c.s. ongunstige uitkomst van dit geding om hun toelating als gevoegde partij te rechtvaardigen.
4. Slotsom en kosten
4.1 Het voorgaande voert tot de slotsom dat de beide incidentele vorderingen moeten worden afgewezen, terwijl er geen aanleiding is te beslissen dat de wijziging/vermeerdering van eis in de door [appellanten] c.s. genomen memorie van grieven buiten beschouwing moet blijven.
4.2 Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen Hulley c.s. en Yukos CIS c.s. worden veroordeeld in de kosten van de door hen geopende incidenten, te begroten als hierna vermeld.
4.3 De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord. Daarbij merkt het hof op dat [appellanten] c.s. in hun memorie van grieven pleidooi hebben verzocht, en daarbij verhinderdata tot en met de maand augustus hebben opgegeven. Nu die periode is verstreken zullen [appellanten] c.s. met het oog op het door hen verzochte pleidooi zo spoedig mogelijk na het uitspreken van dit arrest wederom verhinderdata moeten opgeven, van henzelf en van haar wederpartijen, over de komende twee maanden.
5. Beslissing
Het hof:
in de incidenten:
wijst de vordering strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellanten] c.s. in hun appel af;
verwijst Yukos CIS c.s. in de kosten van dit incident, aan de kant van [appellanten] c.s. begroot op € 894,= voor salaris van de advocaat;
wijst de vordering van Hulley c.s. strekkende tot voeging aan de zijde van [appellanten] c.s. af;
verwijst Hulley c.s. in de kosten van dit incident, aan de kant van zowel [appellanten] c.s. als die van Yukos CIS c.s. begroot op ieder € 894,= voor salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwerpt de bezwaren tegen de wijziging en vermeerdering van eis in de memorie van grieven;
verwijst de zaak naar de rol van 12 oktober 2010 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell en J. Wortel en door de rolraadsheer uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2010.