ECLI:NL:GHAMS:2010:BP0302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.918/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van het recht bij letselschade door gebrekkig product in internationale context

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een zelfstandig ondernemer, aangeduid als [ Appellant ], tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft een incident waarbij [ Appellant ] letselschade heeft opgelopen door een explosie van een brandblik dat hij had aangeschaft van de Nederlandse leverancier Ruby Decor B.V. De explosie vond plaats tijdens een beurs in Duitsland, waar [ Appellant ] het product promootte. De rechtbank had geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing was op de vordering van [ Appellant ], die zich baseerde op produktaansprakelijkheid en onrechtmatige daad. In hoger beroep heeft [ Appellant ] drie grieven ingediend, waarbij hij betoogde dat Duits recht van toepassing zou moeten zijn.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank waren vastgesteld en heeft de toepasselijkheid van het recht beoordeeld aan de hand van de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD). Het hof concludeert dat de onrechtmatige daad, die in Duitsland plaatsvond, in beginsel onder Duits recht valt. Echter, het hof overweegt ook dat er een nauwe verbinding bestaat tussen de onrechtmatige daad en de koopovereenkomsten tussen [ Appellant ] en Ruby Decor, die onder Nederlands recht vallen. Dit leidt het hof tot de conclusie dat het Nederlandse recht van toepassing is op de vordering van [ Appellant ].

Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd, de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en [ Appellant ] veroordeeld in de proceskosten. De beslissing van het hof benadrukt de complexiteit van internationale privaatrechtelijke kwesties, vooral in gevallen van produktaansprakelijkheid en de rol van toepasselijk recht in grensoverschrijdende situaties.

Uitspraak

21 december 2010
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT ],
wonende te [ L ], [ Land ],
APPELLANT,
advocaat: mr. U.M. Gärtner, gevestigd te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RUBY DECOR B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. Chr.H. van Dijk, gevestigd te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna aangeduid als [ Appellant ] respectievelijk Ruby Decor.
Bij dagvaarding van 5 maart 2010 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 9 december 2009 van de rechtbank Alkmaar, onder zaak-/rolnummer 109442 / HA ZA 09-282 gewezen tussen [ Appellant ] als eiser en Ruby Decor als gedaagde.
Bij memorie heeft [ Appellant ] drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en zal bepalen dat Duits recht op de zaak van toepassing is, met veroordeling van Ruby Decor in de proceskosten van het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Bij memorie heeft Ruby Decor geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrach¬tigen, met veroordeling van [ Appellant ] in de proceskosten van (naar het hof begrijpt:) het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2. De feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.4 een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3. De beoordeling in hoger beroep
3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i) [ Appellant ] handelt als zelfstandig ondernemer onder de naam [ naam onderneming ] in haarden en schouwen. Ruby Decor is leveran¬cier van haarden en schouwen. Zij produceerde tevens zoge¬noem¬de brandblikken, die kunnen worden aangestoken en worden ge¬plaatst in een open haard.
(ii) Ruby heeft een aantal producten, waaronder brandblikken, verkocht en geleverd aan [ Appellant ].
(iii) Op 29 april 2007 stond [ Appellant ] als standhouder op een beurs in Manching, Duitsland. Hij promootte daar onder meer brand¬blik¬ken. Toen [ Appellant ] een van de brandblikken bijvulde met bio-ethanol heeft een explosie plaatsgevonden. Daarbij heeft [ Appellant ] letsel opgelopen.
3.2 [ Appellant ] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Ruby Decor aansprakelijk is voor het ongeval en het daardoor bij [ Appellant ] ontstane letsel. Tevens vordert [ Appellant ] schadevergoeding op te maken bij staat en een voorschot op die schadevergoeding ten bedrage van € 8.500,-.
[ Appellant ] is van mening dat zijn letsel is veroorzaakt door een gebrekkig product dat is ge¬produceerd door en afkomstig is van Ruby Decor. Meer in het bijzonder beroept [ Appellant ] zich op het ontbreken van een deug¬delijke handleiding voor het gebruik van het brandblik en een onvoldoende waarschuwing voor de gevaarlijke eigenschappen daarvan. [ Appellant ] heeft zijn vordering gebaseerd op produktaan¬sprakelijkheid, althans onrechtmatige daad. Hij meent dat Duits recht van toepassing is.
3.3 Ruby Decor heeft de vordering op diverse gronden betwist. Zij meent dat Nederlands recht toepasselijk is.
3.4 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de vordering van [ Appellant ] op grond van artikel 5 Wet Conflicten¬recht Onrechtmatige Daad (WCOD) is onderworpen aan het Neder¬landse recht. Zij heeft een comparitie van partijen gelast. Bij brief van 19 januari 2010 heeft de rechtbank hoger beroep tegen het bestreden vonnis opengesteld.
3.5 De grieven richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht toepasselijk is. Zij lenen zich voor ge¬za¬men¬lijke behandeling.
3.6 Op de onderhavige vordering is de WCOD van toepassing; het Haags Verdrag inzake Productenaansprakelijkheid 1973 mist op grond van artikel 1 lid 2 toepassing; de Verordening be¬treffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen mist op grond van artikel 31 toepassing.
3.7 Op grond van de hoofdregel van artikel 3 lid 2 WCOD is in beginsel Duits recht toepasselijk, omdat de gestelde onrecht¬ma¬tige daad in Duitsland “schadelijk inwerkt”. Gesteld noch gebleken is dat Ruby Decor – die brandblikken verkocht aan de in Duitsland woonachtige [ Appellant ] – deze “inwerking” niet redelijkerwijs heeft kunnen voorzien.
3.8 Voorts dient de vraag te worden beantwoord of – in af¬wijking van het bepaalde in artikel 3 WCOD – het toepasselijke recht dient te worden vastgesteld aan de hand van artikel 5 WCOD. Deze bepaling ziet op de situatie dat de onrechtmatige daad nauw is verbonden met een tussen dader en benadeelde bestaande of gewezen rechtsverhouding, in dit geval de tussen [ Appellant ] en Ruby Decor gesloten koopovereenkomsten, en voorziet in de mogelijkheid op de onrechtmatige daad het recht toe te passen dat de koopovereenkomsten beheerst.
3.9 Ingevolge het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO) is op de koop¬over¬eenkomsten Nederlands recht toepasselijk. Dit volgt ofwel uit het bepaalde in artikel 3 EVO omdat partijen een rechts¬keuze hebben uitgebracht voor het Nederlandse recht, ofwel – indien zou moeten worden geoordeeld dat de rechtskeuze niet geldig is – uit het bepaalde in artikel 4 EVO. Immers, Ruby Decor heeft ter zake van de koopovereenkomsten te gelden als de partij die de kenmerkende prestatie moest verrichten, zodat ingevolge het tweede lid van artikel 4 EVO die overeenkomsten geacht worden het nauwst te zijn verbonden met het land waar Ruby Decor haar hoofdbestuur heeft, te weten Nederland.
3.10 Vastgesteld kan worden dat er een verband bestaat tussen de (gestelde) onrechtmatige daad en de koopovereenkomsten, om¬dat de (gestelde) dader (Ruby Decor) en de benadeelde ([ Appellant ]) beide partij zijn de koop¬overeenkomsten. De vordering van [ Appellant ], die ziet op letselschade, vloeit voort uit de om¬stan¬digheid dat (naar [ Appellant ] stelt) de door Ruby Decor uit hoofde van de koopovereenkomst geleverde zaken gebrekkig zouden zijn. [ Appellant ] heeft de brandblikken in het kader van zijn bedrijfs¬uitoefening besteld bij Ruby Decor, die deze vervolgens ter uitvoering van die koopovereenkomsten in Duitsland geleverd heeft. Aldaar [ Appellant ] heeft blikken als demonstratie¬materiaal gebruikt op een beurs. De onderhavige vor¬dering is aldus zodanig nauw ver¬bonden met de koopover¬een¬komsten, dat in de onderhavige zaak het Neder¬landse recht – als zijnde het recht dat toepasselijk is op de koop¬over¬eenkomsten – toepasse¬lijk is. De overige om¬standigheden van het geval – in het bijzonder het feit dat [ Appellant ], die in Duitsland woonachtig is, in dat land letsel heeft opgelopen - leggen daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal.
3.11 De slotsom is dat [ Appellant ] geen succes heeft met zijn appel en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De zaak zal worden teruggewezen naar de rechtbank. [ Appellant ] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proces¬kosten.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Alkmaar ter verdere behan¬deling en beslissing;
veroordeelt [ Appellant ] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voorzover tot op heden aan de zijde van Ruby Decor gevallen op € 420,- aan verschotten en op € 632,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2010 door de rolraadsheer.