ECLI:NL:GHAMS:2010:BO8236
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep na verstekvonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.P.J. van der Rijt, had hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Amsterdam, gewezen op 5 december 1997. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet ontvankelijk was, omdat volgens de oude procesrechtelijke regels, na een verstekvonnis, het rechtsmiddel van verzet openstond en niet dat van hoger beroep. De appellant had in een eerdere rolbeslissing de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de ontvankelijkheid, maar het hof concludeerde dat er geen mogelijkheid was voor omzetting van het verkeerde rechtsmiddel naar het juiste rechtsmiddel. Het hof besloot om om proceseconomische redenen niet te verwijzen naar de rechtbank, die destijds bevoegd was. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan de appellant, aangezien hij als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep en begrootte de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde op nihil.