ECLI:NL:GHAMS:2010:BO6777

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.055.413/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzitter notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 december 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een notaris tegen de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van de behandeling van een klacht van [X] over de notaris. Tijdens de zitting op 11 november 2010 heeft de voorzitter van de kamer vragen gesteld aan de notaris over haar handelwijze bij de afhandeling van een nalatenschap, wat leidde tot de vrees van de notaris dat de voorzitter partijdig zou zijn. De wrakingskamer heeft de argumenten van de notaris en haar gemachtigde, mr. G.J. van Oosten, en later mr. G. van Atten, gehoord. De voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer heeft verklaard dat zij geen vooringenomenheid had en dat haar vragen bedoeld waren om meer inzicht te krijgen in de situatie. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de notaris dat de voorzitter partijdig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de voorzitter op kritische wijze de notaris heeft ondervraagd, maar dat dit niet voldoende was om het wrakingsverzoek te doen slagen. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen objectieve gronden waren die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door de rechters W.J.J. Los, J.H. Huijzer en G.C.C. Lewin, met mr. A.J. Hagens als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
WRAKINGSKAMER
BESCHIKKING
op het verzoek van:
mr. [naam notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.J. van Oosten, te Amsterdam.
1. Verdere behandeling van het verzoek
1.1 Verzoekster wordt hierna opnieuw aangeduid als de notaris.
1.2 De wrakingskamer heeft op 5 oktober 2010 een tussenbeschikking uitgesproken. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de wrakingskamer naar hetgeen in de tussenbeschikking daaromtrent is overwogen. Voorts heeft de wrakingskamer in deze beschikking overwogen naar aanleiding van het op 23 september 2010 ter zitting verhandelde behoefte te hebben aan nadere inlichtingen van de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer.
1.3 Op 11 november 2010 heeft de wrakingskamer daartoe de behandeling van het wrakingsverzoek ter openbare terechtzitting voortgezet. De voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer is hierbij verschenen en heeft nadere inlichtingen verstrekt. Namens de notaris is in plaats van mr. G.J. van Oosten haar gemachtigde mr. G. van Atten verschenen. Hij heeft voor haar het woord gevoerd.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2. De verdere beoordeling
2.1 De voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer heeft uiteengezet dat aan haar kant geen sprake was van vooringenomenheid, en heeft - zakelijk weergegeven - naar voren gebracht dat het dossier, waarvan zij kennis heeft genomen bij de voorbereiding van de zaak aangaande de klacht van [X] over de notaris, een aantal vragen bij haar heeft opgeroepen ter zake de wijze waarop de notaris de nalatenschap heeft afgehandeld. Nadat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer ter zitting beide partijen ([X] en de notaris) eerst in de gelegenheid had gesteld hun standpunt toe te lichten heeft zij vervolgens aan de notaris gevraagd waarom deze de volledige opbrengst van de nalatenschap op de derdenrekening van de advocaat van [X c.s.] heeft gestort, terwijl die slechts voor driekwart toekwam aan [X c.s.] Het antwoord van de notaris gaf de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer aanleiding op te merken dat zij daarmee [X] wellicht op achterstand had gesteld. Toen daarnaast bleek dat de notaris wist van de bestaande familieruzie heeft de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer gezegd dat zij het helemaal niet meer begreep. Die opmerking is kennelijk verkeerd gevallen bij de gemachtigde van de notaris.
Tot slot heeft de voorzitter van de notaris- en gerechts- deurwaarderskamer verklaard dat zij juist op deze wijze heeft geprobeerd erachter te komen of de notaris misschien een speciale reden had voor haar handelen. Zij heeft willen voorkomen dat haar nadien het verwijt zou worden gemaakt dat zij niet om uitleg heeft gevraagd.
2.2 Mr. Van Atten heeft meegedeeld te blijven bij hetgeen ter zitting van 23 september 2010 door de notaris en haar gemachtigde, mr. Van Oosten, naar voren is gebracht. Hij was ook aanwezig bij de behandeling van de klacht van [X] over de notaris, en is van mening dat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer toen door de gekozen bewoordingen van haar vragen en opmerkingen de stellige indruk heeft gewekt dat de nodige onbevangenheid ontbrak.
2.3 Het hof overweegt als volgt.
Uit de toelichting ter zitting heeft de wrakingskamer de overtuiging gekregen dat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer niet partijdig is geweest, maar juist door haar vraagstelling heeft getracht erachter te komen waardoor de handelwijze van de notaris met betrekking tot de nalatenschap was ingegeven.
2.4 Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij de notaris bestaande vrees dat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief -gerechtvaardigd is.
2.5 Uit de inhoud van het proces-verbaal dat is opgemaakt van de behandeling van de notariszaak ter openbare terechtzitting van 1 juli 2010 alsmede uit de inhoud van de mondelinge toelichting van de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer op het voorgevallene is de wrakingskamer gebleken dat zij de notaris op kritische wijze heeft willen ondervragen over haar handelwijze zoals dat uit het dossier naar voren was gekomen. Dat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer zich hierbij wellicht wat stellig heeft uitgelaten en hierbij scherpe formuleringen heeft gebruikt, levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzing op voor de conclusie dat de bij de notaris bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Overigens kan de wrakingskamer zich voorstellen dat hierdoor bij de notaris een gevoel van beklemming is opgeroepen, dat wellicht door een andere toonzetting vermeden had kunnen worden. Doch die omstandigheid is niet voldoende om het wrakingsverzoek te doen slagen.
2.6 Nu het wrakingsverzoek, zoals door de notaris en haar raadsman nader toegelicht ter terechtzitting van deze kamer van 23 september 2010, ook anderszins geen aanknopingspunten bevat die de vrees zouden kunnen rechtvaardigen dat de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer reeds een vooringenomenheid koesterde ten aanzien van (het handelen van) de notaris dient het verzoek tot wraking van de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer te worden afgewezen.
3. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking van de voorzitter van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.H. Huijzer en G.C.C. Lewin in tegenwoordigheid van mr. A.J. Hagens als griffier en op 7 december 2010 in het openbaar uitgesproken.