ECLI:NL:GHAMS:2010:BO5088
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.N. van de Beek
- M. Wigleven
- P.J.W.M. Sliepenbeek
- Rechtspraak.nl
Bepaling hoofdverblijfplaats van een kind na scheiding van ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een kind, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 september 2009 aangevochten, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vader zou zijn. De moeder verzocht de beschikking te vernietigen en te bepalen dat het kind bij haar zou wonen. De vader daarentegen verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de zitting zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en waren vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De Raad had eerder geadviseerd dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder zou zijn, maar had dit advies ter zitting niet gehandhaafd. Het hof heeft de betrokkenheid van beide ouders bij het welzijn van het kind vastgesteld en de sterke band tussen het kind en de moeder benadrukt. De moeder had de dagelijkse verzorging van het kind op zich genomen tot de tijdelijke plaatsing bij de vader in 2008.
Het hof heeft overwogen dat, hoewel de vader sinds 2008 voor het kind zorgt, het in het belang van het kind is dat hij hoofdzakelijk door zijn moeder wordt verzorgd. De moeder heeft een stabiele situatie gecreëerd en is in staat om de zorg voor het kind op zich te nemen. Het hof heeft geconcludeerd dat de terugplaatsing van het kind bij de moeder niet zo'n grote verstoring van de continuïteit in zijn leven zal zijn dat dit schadelijk zou zijn voor het kind. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder zal zijn, met een omgangsregeling voor de vader.
De omgangsregeling is vastgesteld op één weekend per twee weken en de helft van de schoolvakanties en feestdagen. Het hof heeft benadrukt dat het van groot belang is dat het kind de band met beide ouders kan onderhouden en ontwikkelen. De ouders zijn verzocht om de feitelijke wijziging van de hoofdverblijfplaats in onderling overleg te regelen, met ondersteuning van de gezinsvoogd indien nodig.