GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 19 oktober 2010 in de zaak met zaaknummer 200.072.504/01 van:
[…],
wonende te […], thans verblijvende in J.J.I. De Heuvelrug, locatie Lindenhorst te Zeist,
APPELLANTE,
advocaat: mr. B.J. de Groot te Haarlem,
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM,
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk [de dochter] en de Raad genoemd.
1.2. [de dochter] is op 26 augustus 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 augustus 2010 van de kinderrechter in de rechtbank Haarlem (hierna: de kinderrechter) met kenmerk 172147 / JU RK 10-927.
1.3. De Raad heeft op 22 september 2010 een verweerschrift ingediend.
1.4. Op 11 oktober 2010 is bij het hof binnengekomen een brief van de vader van [de dochter], […], waarin hij aangeeft niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
1.5. De zaak is op 13 oktober 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [de dochter], bijgestaan door haar advocaat;
- de heer W. Daalderop, vertegenwoordiger van de Raad;
- de heer W. Meddens namens Bureau Jeugdzorg Haarlem.
1.7. […] (hierna: de moeder) en een vertegenwoordiger van J.J.I. De Heuvelrug, zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.1. De vader en de moeder zijn [in] 1992 gehuwd. Hun huwelijk is op 29 augustus 1997 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is geboren [de dochter] [in] 1993 te Haarlem (hierna: [de dochter]). De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit over [de dochter].
2.2. Bij beschikking van 29 juli 2010 van de kinderrechter is [de dochter] voorlopig onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Haarlem (hierna: BJZ), met ingang van 29 juli 2010 voor de duur van drie maanden.
2.3. Bij beschikking van 30 juli 2010 van de kinderrechter is een voorlopige machtiging verleend tot plaatsing van [de dochter] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van 30 juli 2010 tot ten hoogste 27 augustus 2010.
2.4. Bij beschikking van 12 augustus 2010 met kenmerk 172147 / 10-927 is de onder 2.2. vermelde beschikking gehandhaafd en is [de dochter] onder toezicht gesteld van BJZ met ingang van 29 oktober 2010 tot 30 januari 2011.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de hiervoor onder 2.3. vermelde beschikking gehandhaafd en is machtiging verleend om [de dochter] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van
27 augustus 2010 tot 30 januari 2011.
3.2. [de dochter] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de Raad alsnog af te wijzen, althans overeenkomstig dat verzoek te beslissen.
3.3. De Raad verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. [de dochter] voert als grond voor haar verzoek aan dat de kinderrechter bij de bestreden beschikking een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing heeft verleend voor een langere duur dan de Raad op 29 juli 2010 schriftelijk heeft verzocht en dat dit in strijd is met de wet.
De Raad heeft verweer gevoerd.
4.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat het hof uit van het volgende.
De Raad heeft de kinderrechter op 29 juli 2010 schriftelijk verzocht [de dochter] onder toezicht te stellen tot de leeftijd van haar meerderjarigheid en Bureau Jeugdzorg te machtigen [de dochter] uit huis te plaatsen in een instelling voor gesloten jeugdzorg voor de periode van drie maanden. De kinderrechter heeft daarop de hiervoor onder 2.2. en 2.3. vermelde beschikkingen gegeven en daarbij bepaald dat het verzoek van de Raad ter zitting van 12 augustus 2010 zal worden behandeld. Tijdens die zitting heeft de Raad zijn verzoek betreffende de machtiging in zoverre vermeerderd dat hij mondeling heeft verzocht om een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [de dochter] voor een langere duur, namelijk tot de leeftijd van haar meerderjarigheid ([in] 2011). [de dochter] heeft toen niet met deze vermeerdering van verzoek ingestemd. De kinderrechter heeft het vermeerderde verzoek bij de bestreden beschikking toegewezen.
4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 283 jo. 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een verzoeker bevoegd zijn verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen zolang door de rechter nog geen eindbeschikking is gegeven. Naar het oordeel van het hof heeft onverkorte toepassing van het wettelijk vereiste van schriftelijkheid uitgangspunt te zijn in een geval als het onderhavige, waar het gaat om een maatregel van vrijheidsbeneming en de door de Raad ter zitting verzochte duur van die maatregel een verdubbeling betreft van de schriftelijk verzochte duur, zodat de mogelijkheid tot het voeren van verweer optimaal gewaarborgd is.
Het hof constateert dat de vermeerdering ter zitting van het verzoek van de Raad niet voldoet aan dit wettelijk vereiste. De Raad heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die in het onderhavige geval ertoe nopen het uitgangspunt als voormeld terzijde te laten. Ook overigens is het hof niet gebleken dat van dergelijke omstandigheden sprake is.
4.4. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kinderrechter de mondelinge vermeerdering van het verzoek van de Raad buiten beschouwing had moeten laten en niet dienovereenkomstig had mogen beslissen. In zoverre moet de bestreden beschikking derhalve worden vernietigd.
Niet in geschil is dat de gronden voor machtiging tot gesloten uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en ook thans nog aanwezig zijn. De machtiging dient daarom, overeenkomstig het verzoek van de Raad van 29 juli 2010, te worden verleend voor de duur van drie maanden, derhalve tot 30 oktober 2010.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [de dochter] is verleend met ingang van 27 augustus 2010 tot 30 januari 2011 en, opnieuw rechtdoende:
verleent machtiging [de dochter] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van 27 augustus 2010 tot 30 oktober 2010;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, A.V.T. de Bie en L.M. Coenraad in tegenwoordigheid van
mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2010.