ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4428

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.692/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen CHIP(S)HOL III B.V. en de Staat der Nederlanden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een verzoek van de besloten vennootschap CHIP(S)HOL III B.V. om een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is ingediend na een eerdere afwijzing door de rechtbank 's-Gravenhage op 16 juli 2007. De Hoge Raad heeft op 19 maart 2010 de beschikking van het hof 's-Gravenhage vernietigd en de zaak verwezen naar het Amsterdamse hof voor verdere behandeling. Op 12 oktober 2010 was er een mondelinge behandeling gepland, maar deze heeft niet plaatsgevonden met instemming van beide partijen. Het hof heeft vervolgens besloten om de beschikking op heden te geven.

Uit de stukken blijkt dat de geïntimeerde, de Staat der Nederlanden, zich niet langer verzet tegen het verzoek van appellante tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft, in lijn met de overwegingen van de Hoge Raad, besloten het verzoek toe te wijzen. Het voorlopig getuigenverhoor zal zich richten op verschillende vragen met betrekking tot het beleid van de rechtbank Haarlem tussen 1 januari 2005 en 1 januari 2007, de overwegingen achter de overgang van rechters naar andere sectoren, en de toedeling van de zaak aan nieuwe rechters.

De getuigen die in beginsel zullen worden gehoord zijn onder andere mr. F.C. Bakker, mr. A.C. Monster, mr. D.P. Ruitinga en mr. M.J. Smit. Het hof heeft ook overwogen waar het voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden, en heeft geconcludeerd dat dit in het Amsterdamse hof zal moeten gebeuren, gezien de omstandigheden van de zaak. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de formulering van de vragen en de verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHIP(S)HOL III B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
APPELLANTE,
advocaat: mr. M.C. Kaaks, te Amsterdam,
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN,
met zetel te ’s-Gravenhage,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. G.J.H. Houtzagers, te ’s-Gravenhage.
1. Het geding
Appellante heeft de rechtbank ’s-Gravenhage verzocht een voorlopig getuigen te bevelen.
De rechtbank heeft dat verzoek bij beschikking van 16 juli 2007 afgewezen.
Het hof ’s-Gravenhage heeft die beschikking op 8 mei 2008 bekrachtigd.
Bij beschikking van 19 maart 2010 (zaaknummer 08/03241,
LJN BK8146) heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof
’s-Gravenhage vernietigd en het geding verwezen naar dit (Amsterdamse) hof ter verdere behandeling en beslissing.
Bij brief van 5 juli 2010 heeft appellante het hof verzocht het geding te hervatten.
Er is een mondelinge behandeling bepaald op 12 oktober 2010.
De mondelinge behandeling heeft met instemming van partijen niet plaatsgevonden.
Beschikking is bepaald op heden.
2. Beoordeling
2.1 Uit de stukken blijkt dat geïntimeerde zich niet langer verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Het hof zal, mede in het licht hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in de beschikking van
19 maart 2010, het verzoek daarom toewijzen.
2.2 Als getuigen zullen in beginsel worden gehoord:
- mr. F.C. Bakker, voormalig president rechtbank Haarlem, thans president van de rechtbank ’s-Gravenhage,
- mr. A.C. Monster, voormalig vicepresident rechtbank Haarlem, thans Financieel Ombudsman bij Kifid,
- mr. D.P. Ruitinga, vicepresident rechtbank Haarlem,
- mr. M.J. Smit, sectorvoorzitter rechtbank Haarlem.
2.3 Het voorlopig getuigenverhoor zal betrekking hebben op de volgende vragen:
a. Wat was in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 het beleid van de rechtbank Haarlem met betrekking tot het rouleren van rechters?
b. Welke overwegingen en motieven liggen ten grondslag aan de overgang naar een andere sector van de rechters die het tussenvonnis van 12 januari 2005 hebben gewezen in de zaak van appellante tegen Luchthaven Schiphol N.V. (rolnummer HA ZA 03-1163), te weten mr. A.C. Monster, mr. J.C.M. Montijn-Swinkels en mr. W. Veldhuijzen van Zanten?
c. Met wie is over die overgang overleg gevoerd, wie heeft daarover geadviseerd en wie heeft daartoe besloten?
d. Zijn bij dat besluit eisen van rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid, alsmede doelmatigheid en continuïteit van rechterlijke betrokkenheid ten aanzien van de onder b bedoelde zaak aan de orde geweest en zo ja, hoe zijn die elementen gewogen?
e. Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de toedeling van die zaak aan de drie nieuwe rechters mr. D.P. Ruitinga, mr. N.E. Kwak en mr. L. Reurich en daarmee aan de samenstelling van de nieuwe meervoudige kamer?
2.4 Partijen zullen zich desgewenst nog kunnen uitlaten over de formulering van de vragen.
2.5 Met betrekking tot de vraag waar het voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden, overweegt het hof het volgende. In zaken waarin het hof in hoger beroep alsnog het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijst, wordt de zaak uit doelmatigheidsoverwegingen in de regel teruggewezen naar de rechtbank voor het horen van de getuigen. In de onderhavige zaak ligt dit in zoverre anders dat na verwijzing door de Hoge Raad artikel 424 Rv in beginsel aan terugwijzing in de weg staat. Dat brengt mee dat het getuigenverhoor voor dit hof zou moeten plaatsvinden.
Partijen hebben zich hierover niet uitgelaten. Het hof ziet aanleiding partijen de gelegenheid daartoe te geven.
2.6 Elke verdere beslissing zal het hof aanhouden.
3. Beslissing
Het hof:
- bepaalt dat appellante zich tot uiterlijk 14 december 2010 schriftelijk kan uitlaten zoals hiervoor onder 2.4 en 2.5 is overwogen;
- bepaalt dat vervolgens geïntimeerde daarop gedurende een termijn van vier weken schriftelijk kan reageren;
- bepaalt dat behoudens klemmende redenen aan partijen slechts eenmaal een uitstel van ten hoogste twee weken zal worden verleend;
- houdt elke verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los,
A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en W.J. Noordhuizen en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2010.