ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0860
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- A. van Haeringen
- B.F.P. Lhoëst
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep tegen beschikking van de rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2010, gaat het om de ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, gegeven op 15 juli 2009. De man heeft op 18 mei 2010 een beroepschrift ingediend, maar de gemeente heeft op 7 juli 2010 een verweerschrift ingediend. De centrale vraag is of de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep, gezien de termijn waarbinnen hoger beroep ingesteld moet worden.
Het hof overweegt dat de man op de hoogte had moeten zijn van de beschikking van de rechtbank, aangezien de rechtbank op 20 mei 2009 aan de advocaat van de man had medegedeeld dat de beschikking in beginsel op 14 juli 2009 zou worden gegeven. De man had de juistheid van deze mededeling moeten verifiëren en had tijdig hoger beroep kunnen instellen binnen de termijn van drie maanden na de datum van de beschikking. De stelling van de man dat hij pas op 9 april 2010 bekend is geworden met de beschikking, wordt door het hof niet geaccepteerd.
Aangezien het beroepschrift is ingediend na het verstrijken van de termijn, concludeert het hof dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. F.L.A. Straathof, en de zaak is behandeld met de betrokken partijen, waaronder de man en zijn advocaat, mr. M. Kaouass, en H.H.J. ten Hoope namens de gemeente Amsterdam.