ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0036
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. Bockwinkel
- H.J.M. Boukema
- M.J.J. de Bontridder
- Rechtspraak.nl
Faillissement en verrekening in echtscheidingsprocedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van een faillissementsverzoek dat door de rechtbank Amsterdam was afgewezen. Appellante, een voormalige echtgenote, had een vordering van € 8703,14 op geïntimeerde, haar ex-echtgenoot, wegens achterstallige uitkeringen voor levensonderhoud. Geïntimeerde betwistte de vordering en voerde tegenvorderingen aan die hij wilde verrekenen met het bedrag dat hij aan appellante verschuldigd zou zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de vordering van appellante en had het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.
Tijdens de zitting op 11 mei 2010 werd de zaak behandeld. Het hof oordeelde dat, gezien de complexiteit van de geschillen tussen de partijen, een nader onderzoek naar de tegenvorderingen niet binnen het kader van de faillissementsprocedure viel. Het hof concludeerde dat het niet summierlijk vaststond dat appellante recht had op de vordering en dat er geen bewijs was dat geïntimeerde in een toestand verkeerde waarin hij zijn schulden niet kon betalen. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek tot faillietverklaring af.
Het hof bekrachtigde de uitspraak van de rechtbank, waarmee het faillissementsverzoek van appellante werd afgewezen. Dit arrest werd uitgesproken op 1 juni 2010, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.