ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.232-01 en 200.059.233-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, zijn appellanten [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] in hoger beroep gekomen van een beslissing van de rechtbank Alkmaar, waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd. Het hoger beroep is ingediend op 10 maart 2010, maar de appellanten hebben in hun beroepschrift geen enkele grond geformuleerd waarop het hoger beroep berust. Dit is een vereiste volgens de wet, en het hof heeft geoordeeld dat het ontbreken van deze gronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van de appellanten in hun hoger beroep.

De raadsman van de appellanten heeft aangevoerd dat hij op 9 of 10 maart 2010 gesproken heeft met een onbekende medewerkster van de griffie, die hem telefonisch zou hebben verteld dat hij de gronden van het hoger beroep later kon aanvullen. Het hof heeft echter geoordeeld dat dit niet voldoende is om te voldoen aan het wettelijk vereiste dat het beroepschrift de gronden bevat. De appellanten hebben op 4 mei 2010 wel gronden ingediend, maar deze waren te laat en konden niet meer in aanmerking worden genomen.

Het hof heeft op 28 mei 2010 uitspraak gedaan en de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad.

Uitspraak

1GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 28 mei 2010 in de zaak met zaaknummers 200.059.232/01 en 200.059.233/01 van:
1. [ Appellant 1 ], en
2. [ Appellant 2 ],
wonende te [ L ],
advocaat: mr. A.A. Namaki te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellanten – [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] – zijn bij op 10 maart 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Alkmaar van 2 maart 2010 met insolventienummers 07/254 R en 07/255 R, waarbij ten aanzien van appellanten de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 11 mei 2010. Bij die behandeling zijn appellanten verschenen, bijgestaan door hun advocaat voornoemd. Voorts is de bewindvoerder, S.F. Hoogenkamp, verschenen.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1. Appellanten zijn bij brief van 10 maart 2010 in hoger beroep gekomen tegen genoemd vonnis van de rechtbank Alkmaar. Aan die brief was een kopie van dat vonnis gehecht. Bij die brief hebben zij geen bezwaren tegen het vonnis aangevoerd. Wel is aangevoerd dat de gronden waarop het hoger beroep berust zo spoedig mogelijk in een volgend schrijven toegezonden zullen worden. Appellanten hebben bij fax op 4 mei 2010 de gronden waarop het hoger beroep berust aan het hof doen toekomen.
2.2. Het hof is van oordeel dat nu appellanten geen enkele grond in hun hoger beroepschrift van 10 maart 2010 hebben geformuleerd, niet is voldaan aan het vereiste dat het beroepschrift de gronden bevat waarop het hoger beroep berust. Bij gebreke van deze gronden in het beroepschrift dienen appellanten in hun hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het feit dat de raadsman – zoals hij heeft aangevoerd – op 9 of 10 maart 2010 gesproken heeft met een onbekende medewerkster van de griffie van het hof die hem telefonisch heeft gezegd dat hij de gronden van het hoger beroep nader kon aanvullen, maakt niet dat door appellanten aan bovengenoemd wettelijk vereiste is voldaan.
2.3. Gelet op het voren overwogene wordt als volgt beslist.
3. De beslissing
Het hof:
- verklaart [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Bockwinkel,
H.J.M. Boukema en M.J.J. de Bontridder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 28 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.