parketnummer: 23-000540-07
datum uitspraak: 23 september 2010
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-510739-05 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
adres: [adres], [woonplaats].
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 januari 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 24 maart 2009, 16 juni 2010 en 9 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 juni 2005 te Amsterdam als bestuurster van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
De verdachte heeft vanaf het eerste moment dat zij door de politie is verhoord, tot aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep steeds verklaard dat zij tijdens het besturen van haar auto niet een zodanige hoeveelheid alcohol op had, dat zij daarmee de alcohollimiet had overschreden en dat zij pas nádat zij haar auto tot stilstand had gebracht, een aanzienlijke hoeveelheid alcohol heeft genuttigd.
Het hof overweegt dat de juistheid van dit verweer niet in voldoende mate kan worden weerlegd door de inhoud van het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 26 juni 2005. Uit dat proces-verbaal volgt immers dat de verbalisanten de verdachte op de trambaan nabij het Leidseplein in een auto zagen rijden, deze auto vervolgens uit het zicht hebben verloren en de verdachte vervolgens enige tijd later elders - in de buurt van haar geparkeerd staande auto, lopend op straat - hebben aangehouden.
Ook acht het hof, anders dan de politierechter en mede gelet op de verklaringen van de in hoger beroep ter terechtzitting gehoorde getuigen, de lezing van de verdachte niet zo onaannemelijk dat daaraan om die reden voorbij zou dienen te worden gegaan.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. N.F. van Manen en mr. J.M. Bruins, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemür, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2010.
Mr. Bruins is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.