ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6409

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000878-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schakelbewijs bij meervoudige diefstal van bronzen kunstbeelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van meervoudige diefstal van bronzen kunstbeelden, waaronder een diefstal uit de beeldentuin van het Singer Museum te Laren. De officier van justitie had op 14 februari 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 12 februari 2008 was gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het gebruik van schakelbewijs in beginsel niet ongeoorloofd is, maar dat dit alleen toelaatbaar is bij bewezenverklaring van soortgelijke feiten, waarbij het bewijs voor het ene feit redengevend moet zijn voor het bewijs van het andere feit. Het hof heeft geoordeeld dat de modus operandi van de diefstal uit het Singer Museum niet voldoende redengevend was voor andere ten laste gelegde diefstallen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor drie diefstallen en een poging tot diefstal, waarbij het hof de straf heeft gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof heeft ook verschillende vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij sommige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard en andere zijn toegewezen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000878-08
datum uitspraak: 8 september 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-467042-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
[adres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 28 en 29 januari 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 5 september 2008, 7 november 2008, 18 januari 2009 en 25 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn hoger beroep wegens onvoldoende gebleken belang. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de officier van justitie in zijn schriftuur de reden voor instellen van hoger beroep niet voldoende heeft gespecificeerd, immers, de schriftuur omvat slechts een algemene verwijzing naar de bewijsvoering in het schriftelijke requisitoir van de officier van justitie.
Het hof overweegt als volgt.
De officier van justitie heeft op 14 februari 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam en heeft een schriftuur overeenkomstig artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ingediend, welke ter griffie van de rechtbank is binnengekomen op 19 februari 2008. In die schriftuur heeft de officier van justitie uiteengezet, op grond waarvan het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld en op welke feiten het hoger beroep van het openbaar ministerie is gericht.
Gelet op het voorgaande mist het betoog van de raadsman dat de schriftuur van de officier van justitie niet voldoet aan de te stellen minimumeisen, feitelijke grondslag. Nu noch gesteld noch is gebleken waarom het openbaar ministerie om andere redenen niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, wordt het verweer verworpen.
Het hof acht het openbaar ministerie ontvankelijk in het hoger beroep.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met 17 januari 2007 te Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (de beeldentuin van) het Singer museum heeft weggenomen 7, in elk geval één of meer (bronzen) beeld(en) (met een geschatte waarde van circa 1.330.000,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Singer museum, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een hek (welke toegang verschaft tot de beeldentuin) te forceren en/of voornoemde beelden van de sokkel (waaraan de beelden vast zaten) af te breken / af te trekken (zaakdossier 1);
feit 2:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari 2007 te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5, in elk geval één of meer (onderdelen van) bronzen beeld(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Huizen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door voornoemde beelden van de sokkel (waaraan de beelden vast zaten) af te breken/af te trekken (zaakdossier 2);
feit 3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 november 2006 tot en met 27 januari 2007 op verschillende locaties in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) uit één of meer (beelden)tuin(en) (behorende bij een of meer woning(en) en/of één of meer kaste(e)l(en)) en/of uit één of meer woning(en) en/of bedrijfspand(en) heeft weggenomen:
a) in of omstreeks de periode van 14 januari 2007 tot en met 15 januari 2007 te Soest (uit de tuin van [adres]) 4, in elk geval één of meer bronzen beeld(en), toebehorende aan Stichting Hazart en/of Kunstenaarsvereniging De Ploegh (zaakdossier 5);
b) in of omstreeks de periode van 22 december 2006 tot en met 9 januari 2007 te Huizen uit een tuincentrum (perceel [adres]) 6, in elk geval één of meer (loden) beeld(en) en/of 2, in elk geval één of meer (loden) vazen, toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 6);
c) in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 20 december 2006 te Valkenburg uit een tuin (van [slachtoffer]) 2, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 7);
d) in of omstreeks de periode van 5 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Loosdrecht uit een tuin (van [slachtoffer]) een bronzen beeld toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 8)
e) in of omstreeks de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari te Maarssen uit een tuin (van [adres]) 7, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 9);
f) in of omstreeks de periode van 13 december 2006 tot en met 14 december 2006 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenberg, uit een (beelden)tuin ([slachtoffer]) 5, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 10);
g) in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 18 december 2006 te Bussum in/uit een bedrijfspand (perceel [adres]) o.a. keukengerei en/of één of meer levensmiddel(en) en/of een audioset toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 14);
h) in of omstreeks de periode van 25 november 2006 tot en met 26 november 2006 te Weesp een (motor)boot (type 700, kleur bruin, merk nieuwstaat Breedendam, merk motor Nanni 27 PK 3 c) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 16);
i) op of omstreeks 4 januari 2007 te Elburg uit een (beelden)tuin ([slachtoffer] ) 6, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 18);
j) in of omstreeks de periode van 5 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Uithoorn vanaf/uit een terrein van [adres], in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 19);
k) in of omstreeks de periode van 7 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Bilthoven uit een tuin (van [adres]) 5, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 20);
l) op of omstreeks 16 januari 2007 te Laren (vanaf een auto) 2, in elk geval één of meer kentekenpla(a)t(en) ([kentekennummer]) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 21);
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de /het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door (telkens)
- een hek en/of één of meer draadeind(en) los te schroeven en/of
- één of meer beeld(en) van de sokkel en/of van de waterput en/of van een haak af te breken/af te knippen/af te trekken en/of
- de schroeven (waarmee een beeld in de muur vast zat) te forceren en/of
- één of meer slot(ten) en/of een (stalen beveiligings)kabel te forceren;
en/of
(zaaksdossier 4)
hij op of omstreeks 12 januari 2007 te Laren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één of meer beeld(en) geheel of ten dele toebehorend aan de Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij die/dat weg te nemen beeld(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat beeld(en) is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (vervolgens) 6, in elk geval één of meer (om de beelden staande) spotje(s) heeft/hebben bespoten met (zwarte) verf en/of (vervolgens) met een koevoet, in elk geval een hard voorwerp die/dat beeld(en) getracht heeft/hebben los te wrikken/te forceren;
en/of
(zaakdossier 11)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 januari 2007 tot en met 3 februari 2007 te Bussum en/of te Muiderberg, in elk geval in Nederland, één of meer sleutel(s) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het hof komt tot een andere bewezenverklaring en een andere straftoemeting.
Bewijsoverwegingen
Het hof heeft bij de beoordeling van het bewijs telkens de volgende, hierna te noemen, uitgangspunten gehanteerd.
Het gebruik van “schakelbewijs”
De rechtbank heeft bij een aantal, in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten gebruik gemaakt van zogenaamd “schakelbewijs”: de bewijsmiddelen behorende bij de diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum te Laren - aan de verdachte ten laste gelegd in zaak A onder feit 1 - zijn gebezigd voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij andere, soortgelijke feiten die aan hem zijn ten laste gelegd, aan de hand van onder meer aangenomen vergelijkbare modus operandi. Op grond van deze ‘schakelconstructie’, in samenhang bezien met aangestraalde zendmastgegevens van de GSM-telefoon van de verdachte dan wel met uit het technisch onderzoek, zoals dat naar voren is gekomen uit het onderzoek van de computer van verdachte, gebleken internet-route-uittreksels die op die computer zijn opgezocht, concludeerde de rechtbank tot de bewezenverklaring van een aantal gelijksoortige zaken van diefstal van bronzen beelden.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van schakelbewijs in beginsel niet ongeoorloofd is, maar dat dit slechts dan toelaatbaar is bij bewezenverklaring van soortgelijke feiten indien en voor zover het bewijs voor het ene feit redengevend is voor het bewijs van het andere ten laste gelegde feit, waarbij opmerking verdient dat de andere bewezenverklaringen die worden ‘geschakeld’ daarnaast zelfstandig moeten worden gefundeerd (Corstens, 2008, p. 718). Anders dan de advocaat-generaal is het hof van mening dat de modus operandi van de diefstal uit de beeldentuin van het Singer Museum en de daarbij behorende bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor een aantal andere ten laste gelegde diefstallen.
Met het voorgaande als uitgangspunt heeft het hof bij het bewijsoordeel, slechts dan tot een bewezenverklaring kunnen komen indien en voor zover het bewijs voor feit x) voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen die de verdachte rechtstreeks verbinden met het andere ten laste gelegde feit. Met andere woorden: Er zal altijd meer nodig zijn dan de modus operandi zoals bij de diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum wordt bewezen verklaard. Het hof zal dan ook tot een andere bewezenverklaring komen dan in eerste aanleg.
Ten aanzien van zendmastgegevens GSM-telefoonverkeer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de historische telefoongegevens op basis van de aangestraalde zendmasten een onbetrouwbare methode is om vast te stellen waar een persoon zich op een bepaald moment heeft bevonden, zodat deze niet als steunbewijs kunnen dienen.
Gelet op de verklaringen, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, van getuige-deskundige J.D. Rijnders op 31 augustus 2009 en van getuige-deskundige H.G. Smit op 14 december 2009, acht het hof de in het dossier aanwezige zendmastgegevens van de GSM-telefoons voldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen, in dier voege dat deze gegevens slechts een ondersteunend karakter kunnen hebben. Terwijl deze gegevens slechts duiden op het feit dat de verdachte ten tijde van het feit in de buurt van het plaats delict moet zijn geweest en derhalve in de gelegenheid was om het feit te plegen, brengt dit gegeven niet zonder meer met zich dat de verdachte degene is geweest die het feit daadwerkelijk heeft gepleegd. In die zaken waarin slechts de zendmastgegevens van de GSM-telefoon van de verdachte voorhanden zijn zonder enig ander (direct) bewijs dat redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte, komt het hof derhalve tot de vrijspraak van de verdachte, noch daargelaten dat niet valt vast te stellen dat het de verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van de desbetreffende gsm, nu hij dit betwist en het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dit standpunt te weerleggen.
Ten aanzien van computergegevens
Uit een technisch onderzoek van de, in de woning van de verdachte in beslag genomen, computer zijn verscheidene route-uittreksels en webpagina’s met informatie over bronzen kunstwerken naar voren gekomen. Deze route-uittreksels en webpagina’s betreffen adressen van beeldentuinen en kunstwerken behorende bij de diefstallen, ten laste gelegd aan de verdachte.
Ook te dien aanzien is het hof van oordeel dat deze gegevens slechts als indirect bewijs kunnen dienen, nu zij slechts aanwijzingen betreffen en niet buiten twijfel stellen dat het de verdachte is geweest die het ten laste gelegde heeft begaan. In die zaken waarin slechts gegevens uit het computeronderzoek voorhanden zijn zonder verankering in enig ander direct bewijs, is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van verklaringen van [medeverdachte]
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] buiten beschouwing gelaten dienen te worden bij het bewijsoordeel wegens onbetrouwbaarheid. Daartoe heeft de raadsman, onder andere, betoogd dat [medeverdachte] zijn eigen aandeel in de ten laste gelegde feiten probeert te verkleinen door belastend over de verdachte te verklaren.
Het hof is van oordeel dat hetgeen [medeverdachte] heeft verklaard tijdens zijn politieverhoor op 28 januari 2007, omstreeks 10:17 uur, dossierpagina’s 1-141 tot en met 142, niet specifiek genoeg is met betrekking tot enkele aan de verdachte ten laste gelegde feiten ten einde als redengevend bewijs te kunnen worden aangemerkt voor die feiten. Het hof zal dan ook deze verklaring van [medeverdachte] in zo verre niet voor het bewijs bezigen, ook niet als indirect bewijs. Het hof doelt hier op de verklaring inhoudende dat hij in algemene bewoordingen heeft verklaard over de diefstallen van beelden.
Dit is echter anders daar waar [medeverdachte] gedetailleerd heeft verklaard over de betrokkenheid en de rol van de verdachte met betrekking tot een bepaald gedetailleerd omschreven en specifiek ten laste gelegd feit. Deze verklaringen betreffen kenmerkende details van een aantal feiten en worden, in tegenstelling tot de hiervoor genoemde verklaring, ondersteund door andere onafhankelijke getuigenverklaringen en objectief verifieerbare gegevens.
Dat [medeverdachte] zijn eigen aandeel in de feiten probeert te bagatelliseren door belastend te verklaren over de activiteiten van de verdachte is niet aannemelijk geworden en het hof wijst voorts op de omstandigheid dat [medeverdachte] ook zijn eigen aandeel in de feiten niet heeft bemanteld in zijn verklaringen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 3 sub b, sub c, sub d, sub e, sub f, sub g, sub i, sub j, sub k en sub l is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub h, vanaf "en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken en vanaf en/of (zaakdossier 11) tot en met betrof ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij in de periode van 16 januari 2007 tot en met 17 januari 2007 te Laren tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de beeldentuin van het Singer museum heeft weggenomen 7 bronzen beelden, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een hek, welke toegang verschaft tot de beeldentuin, te forceren en voornoemde beelden van de sokkel, waaraan de beelden vast zaten, af te breken (zaakdossier 1);
feit 2:
hij in de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari 2007 te Huizen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5, (onderdelen van) bronzen beelden, geheel toebehorende aan de gemeente Huizen, waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door voornoemde beelden van de sokkel, waaraan de beelden vast zaten, af te breken (zaakdossier 2);
feit 3:
hij tezamen en in vereniging met een ander:
a) in de periode van 14 januari 2007 tot en met 15 januari 2007 te Soest, in de tuin van perceel [adres], 4 bronzen beelden, toebehorende aan Stichting Hazart en Kunstenaarsvereniging De Ploegh, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een hek los te schroeven (zaakdossier 5);
h) in de periode van 25 november 2006 tot en met 26 november 2006 te Weesp een motorboot, type 700, kleur bruin, merk Breedendam, merk motor Nanni 27 PK 3 c, toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door sloten en een stalen beveiligingskabel te forceren (zaakdossier 16);
en
hij op 12 januari 2007 te Laren, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen beelden toebehorende aan de Rabobank, en zich daarbij die weg te nemen beelden onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, opzettelijk met zijn mededader naar die beelden zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader vervolgens om de beelden staande spotjes hebben bespoten met zwarte verf en vervolgens met een koevoet, die beelden getracht hebben los te wrikken (zaaksdossier 4);
;
en
hij in de periode van 4 januari 2007 tot en met 3 februari 2007 te Muiderberg, sleutels voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat zij door diefstal verkregen goederen betroffen (zaakdossier 11).
Hetgeen onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub h, vanaf "en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken en vanaf en/of (zaakdossier 11) tot en met betrof meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van het onder feit 2 en onder feit 3 sub h bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder feit 3 sub a bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het onder feit 3 vanaf “en/of (zaakdossier 4”) tot en met “los te wrikken” bewezen verklaarde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van het onder feit 3 vanaf “en/of (zaakdossier 11)” tot en met "betrof” bewezen verklaarde:
schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub b, sub d, sub e, sub f, sub j, sub k en onder en/of )zaakdossier 11) tot en met betrof ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de in beslag genomen auto, kenteken [kentekennummer], verbeurd verklaard. Voorts heeft de rechtbank de teruggaven van een in beslag genomen sleutel aan de verdachte en de bewaring voor rechthebbende van een in beslag genomen bronzen stuk gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde met uitzondering van het onder feit 3 sub c, sub g, sub l en vanaf en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken zal worden veroordeeld tot 45 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van strafrecht. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen en de vorderingen van benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal verwezen naar hetgeen de rechter in eerste aanleg heeft beslist
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan drie diefstallen en een poging tot diefstal van een groot aantal bronzen beelden, waaronder een veel ophef veroorzakende diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum te Laren. Deze feiten gingen gepaard met bruut geweld waarbij de beelden soms onherstelbaar werden vernield. Het ging de verdachte en zijn mededader niet om de artistieke waarde van de kunstvoorwerpen, maar zuiver en alleen om het materiaal van de beelden, brons, teneinde dat te kunnen verkopen voor geld. De verdachte en zijn mededader hebben telkens slechts hun eigen financieel gewin op het oog gehad en dat het kostbare, door velen gekoesterde kunstvoorwerpen betreffen die aan het publiek werden tentoongesteld hebben hen niet weerhouden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een motorboot en schuldheling van sleutels die uit diefstal waren verkregen. Dergelijke feiten van diefstal zorgen voor veel overlast en dragen bij aan het in de maatschappij levende gevoel van onveiligheid.
Het hof rekent de verdachte aan dat hij bij het plegen van de reeks diefstallen zonder respect voor andermans eigendom en zonder na te denken over de consequenties van zijn daden te werk is gegaan. De verdachte heeft daarmee de eigenaren en kunstenaars niet alleen financieel nadeel maar ook emotioneel leed heeft bezorgd.
Voorts heeft het hof ten nadele van de verdachte laten meewegen dat uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 augustus 2010 blijkt dat de verdachte eerder meermalen ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
Met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 van het EVRM overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft op 13 februari 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2008. Het dossier is op 18 februari 2008 ter griffie van het hof ingekomen en heden, op 8 september 2010, zal het hof arrest wijzen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 van het EVRM is overschreden bij de behandeling in hoger beroep met 7 maanden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn gesteld noch gebleken.
Het hof zou, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmer¬king nemende, een on¬voor¬waar¬delijke gevangenisstraf van 26 maanden hebben opgelegd. Gelet echter op het feit dat sprake is geweest van de hiervoor vastgestelde overschrij¬ding van de redelijke termijn zal het hof de straf met 2 maanden matigen.
Het hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub h en vanaf en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken bewezen verklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Singer Memorial Foundation t.a.v. [gemachtigde 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 260.000,-.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de benadeelde partij daarin dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij Kunststichting Hazart t.a.v. [gemachtigde 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub a ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub a ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 14.900,- zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 3508,23.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 sub b, sub c, sub d, sub e, sub f, sub g, sub i, sub j, sub k en sub l ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub h, vanaf "en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken en vanaf en/of (zaakdossier 11) tot en met betrof ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 sub a, sub h, vanaf "en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken en vanaf en/of (zaakdossier 11) tot en met betrof meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.0 stk personenauto [kentekennummer]
Peugeot Expert.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.0 stk sleutel
huissleutel metaal.
Gelast de bewaring van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
1.00 stk brons 1
88 kilo brons/metaal twee gezichtjes.
Ten aanzien van de benadeelde partij Stichting Singer Memorial Foundation t.a.v. [gemachtigde 1]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 1 bewezen verklaarde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub a bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2], wonende te Soest, een bedrag van € 4.375,- (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 4.375,- (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro), zulks ten behoeve van Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 53 (drieënvijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub a bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te Haastrecht, een bedrag van € 12.000,- (twaalfduizend euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 12.000,- (twaalfduizend euro), zulks ten behoeve van [benadeelde partij 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 95 (vijfennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Jurgens, R.C.P. Haentjens en P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. D. Hwang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2010.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.