ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5956

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.548/01 GDW en 200.023.537/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kosten van exploten door de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kosten van exploten die door een gerechtsdeurwaarder in rekening zijn gebracht. De gerechtsdeurwaarder had bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken bij de kamer, omdat zij pas in de beslissing als beklaagde werd aangemerkt zonder daarvan op de hoogte te zijn gesteld. Het hof oordeelt dat deze tekortkoming door de behandeling in hoger beroep wordt hersteld, aangezien de zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld. Het hof stelt vast dat als een ambtshandeling bij één exploot kan worden gedaan, deze in beginsel ook bij één exploot moet worden gedaan. In dit geval ging het om twee verschillende exploten die door de gerechtsdeurwaarder zijn betekend aan twee hypotheekhouders. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder gerechtigd was om beide exploten in rekening te brengen, en verklaart het beroep van de gerechtsdeurwaarder gegrond. De beslissing van de kamer wordt vernietigd en de klacht van de gerechtsdeurwaarder wordt gegrond verklaard. De maatregel van berisping wordt opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder, maar de beslissing van de voorzitter wordt voor het overige bekrachtigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de betrokken partijen zijn gehoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 31 augustus 2010 in
de zaak 200.023.548/01 van:
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. [X],
tegen
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE
en
in de zaak 200.023.537/01 van
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
APPELLANT,
tegen
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. [X].
1. De gedingen in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante in de zaak met zaaknummer 200.023.458/01 GDW, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 23 januari 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 23 december 2008, waarin het door geïntimeerde in deze zaak, hierna: klager, ingestelde verzet – naar het hof begrijpt – gedeeltelijk gegrond is verklaard, de beslissing van de voorzitter van 8 juli 2008 is vernietigd voor zover deze ziet op het berekenen van de explootkosten als vermeld in 4.3 van die beslissing, vervolgens de klacht op dat onderdeel gegrond is verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2. Van de zijde van appellant in de zaak met zaaknummer 200.023.537/01 GDW, verder te noemen klager, is bij een op 26 januari 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – eveneens tijdig hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 23 februari 2009 een verweerschrift in deze zaak ingekomen.
1.3. Beide zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2010, alwaar klager, de gerechtsdeurwaarder en haar gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid
3.1. Klager heeft bij brief van 28 april 2008 bij de kamer een klacht ingediend tegen de het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder mr. [X] bij de kamer. De voorzitter van de kamer heeft bij beschikking van 8 juli 2008 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen die beschikking heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. Na onderzoek van de klacht heeft de kamer bij beslissing van 23 december 2008 het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard, voor zover dit ziet op het berekenen van de explootkosten als vermeld in 4.3 van die beslissing. Voor het overige is het verzet ongegrond verklaard.
3.2. Artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat tegen de beslissing dat het verzet ongegrond is, geen rechtsmiddel open staat. Partijen kunnen daartegen dus geen hoger beroep instellen en zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3. Voor zover het hoger beroep ziet op het berekenen van de explootkosten als vermeld in 4.3 van de bestreden beslissing zijn partijen wel ontvankelijk.
4. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
5. Het standpunt van klager
De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat zij ten onrechte twee afschriften van hetzelfde exploot van beslaglegging van 21 februari 2008 als twee exploten heeft berekend, terwijl bij één exploot is betekend aan de twee hypotheekhouders die woonplaats hadden gekozen op hetzelfde adres bij notaris [A] te [plaatsnaam A].
6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.1. De gerechtsdeurwaarder stelt in de eerste plaats dat de kamer het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. De oorspronkelijke klacht was gericht tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor en de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Aan de kamer is verzocht de klacht te behandelen als een klacht tegen de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder omdat de klacht nadrukkelijk over zijn handelen ging. In de beschikking van de voorzitter is de klacht ook als zodanig behandeld. In de beslissing van de kamer is de gerechtsdeurwaarder echter als beklaagde opgenomen. Hierover is de gerechtsdeurwaarder op geen enkele wijze vooraf in kennis gesteld en de gerechtsdeurwaarder heeft dan ook nimmer haar visie kenbaar kunnen maken.
6.2. Wat betreft de klacht verweert de gerechtsdeurwaarder zich als volgt. Op 21 februari 2008 zijn twee verschillende exploten betekend aan twee hypotheekhouders. Het betreft twee exploten uitgebracht op grond van het bepaalde in artikel 508 Rv voor twee verschillende hypotheken. Aan klager is enkel het schuldenaarstarief in rekening gebracht, zoals opgenomen in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarder.
7. De beoordeling
7.1. De gerechtsdeurwaarder heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken bij de kamer, in het bijzonder tegen het feit dat de gerechtsdeurwaarder pas in de beslissing van de kamer als beklaagde werd aangemerkt zonder dat zij daarvan op de hoogte was. Deze door de gerechtsdeurwaarder gestelde tekortkoming wordt ten gevolge van de behandeling in hoger beroep hersteld. Immers, nu de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep is gekomen wordt de zaak opnieuw in volle omvang behandeld. Het hof tekent daarbij aan dat de kwestie omtrent het berekenen van de kosten voor twee exploten niet eerst bij de kamer na verzet aan de orde was, doch reeds bij aanvang van de klacht een rol speelde aangezien beide exploten reeds toen werden overgelegd en ook in de omschrijving van de klacht een rol speelden.
7.2. Bij de beoordeling van de vraag of de kosten voor de twee exploten van betekening door de gerechtsdeurwaarder al dan niet terecht in rekening zijn gebracht, stelt het hof het volgende voorop. Als een ambtshandeling bij één exploot kán worden gedaan, dan behoort deze in beginsel ook bij één exploot te wórden gedaan. Alleen al de voor de gerechtsdeurwaarder geldende gedragsregel dat hij geen onnodige kosten maakt, leidt tot dat uitgangspunt. Als de gerechtsdeurwaarder er desondanks voor kiest om meer exploten te maken en te betekenen, dan is dat op zichzelf tuchtrechtelijk niet verwijtbaar, indien hij de kosten ervan niet aan de schuldenaar doorberekent.
7.3. In het onderhavige geval heeft de gerechtsdeurwaarder twee exploten betekend en in rekening gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft evenals in eerste aanleg de exploten waar het om gaat in het geding gebracht. Uit het eerste exploot blijkt dat het gaat om een betekening aan twee hypotheekhouders, die ten behoeve van klager in 1996 twee geldleningen hebben verstrekt. Deze hypotheekhouders hebben woonplaats gekozen bij notaris [B] in [plaatsnaam A]. Aan die gekozen woonplaats is het exploot ook betekend.
Het andere exploot betreft een exploot aan twee hypotheekhouders, die ten behoeve van klager in 2005 een geldlening hebben verstrekt. Deze hypotheekhouders hebben woonplaats gekozen bij notaris [A] in [plaatsnaam A]. Het exploot is aan die gekozen woonplaats betekend. De kamer heeft hierover ten onrechte overwogen dat het om twee afschriften van hetzelfde exploot gaat. Uit de hiervoor gegeven omschrijving volgt immers dat het gaat om twee verschillende exploten. Onder die omstandigheden was de gerechtsdeurwaarder gerechtigd om twee exploten in rekening te brengen. In zoverre is het beroep van de gerechtsdeurwaarder gegrond en zal de beslissing van de kamer worden vernietigd.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.5. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- verklaart beide partijen niet-ontvankelijk in hun hoger beroep, met uitzondering voor zover dit hoger beroep betrekking heeft op het berekenen van de explootkosten als vermeld in 4.3 van de bestreden beslissing;
- vernietigt de bestreden beslissing in zoverre en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht alsnog ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, M.W.E. Koopmann en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 31 augustus 2010 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 23 december 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 355.2008 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 8 juli 2008 (zaaknummer 187.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen (het kantoor van) beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 15 juli 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 28 juli 2008 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 november 2008 alwaar klager (vergezeld door zijn vader, [ ]) is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 28 oktober 2008 meegedeeld niet te zullen verschijnen.Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 december 2008.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De beoordeling van de gronden van het verzet
4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het eerdere verweer.
4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.3 Daarvan is in zoverre sprake dat het de Kamer is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder op 22 februari 2008 ten onrechte twee afschriften van hetzelfde exploot als twee exploten heeft berekend, terwijl bij één exploot is betekend aan de twee hypotheekhouders, die woonplaats gekozen hadden op hetzelfde adres bij notaris [ ] te [ ]. Dit deel van de klacht is gegrond, omdat het een gerechtsdeurwaarder niet is toegestaan nodeloos kosten in rekening te brengen.
4.4 De door klager in verzet voor het overige aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter verder juist en de door klager nog aangevoerde gronden, die neerkomen op een herhaling van zijn inleidende klacht, geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. Klager heeft pas in verzet geklaagd over de wijze waarop de rente zou zijn berekend. Op grond van rechtspraak van het Gerechtshof te Amsterdam kan een nieuwe klacht niet voor het eerst in verzet aan der orde worden gesteld. Klager had dat in zijn inleidende klacht aan de orde moeten stellen. Dit onderdeel wordt daarom buiten beoordeling gelaten.
4.5 De Kamer acht het verzet gegrond en acht de klacht gedeeltelijk gegrond. De Kamer ziet aanleiding om voor het gegronde deel van de klacht gelet op de ernst van de verweten gedraging en de omstandigheden waaronder deze is begaan na te noemen maatregel op te leggen. Het deel van de klacht dat gegrond is, heeft betrekking op gedragingen van de gerechtsdeurwaarder. Zij is het immers die de exploten van 22 februari 2008 waarop het gegronde deel van de klacht ziet, heeft uitgebracht. Dit is niet de heer [ ] die zichzelf als verantwoordelijke naar voren heeft geschoven en als zodanig in de beschikking van de voorzitter is vermeld. In de aanhef van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
verklaart het verzet gegrond;
vernietigt de beslissing van de voorzitter voor zover die ziet op het berekenen van explootkosten als vermeld in 4.3 van deze beslissing;
verklaart de klacht op dat onderdeel gegrond;
?legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
bekrachtigt de beslissing van de voorzitter voor het overige.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage, en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.