parketnummer: 23-005936-08
datum uitspraak: 17 augustus 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van
10 november 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-801302-08 tegen
[naam 1 van verdachte],
geboren te Mogadishu (Somalië) op [datum 1].
[naam 2 van verdachte],
geboren te Mogadishu (Somalië) op [datum2],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 oktober 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nieuw Zeeland, voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam 2 van verdachte], geboren op [datum 2], waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging dient te worden verklaard, nu het te lichtvaardig tot vervolging is overgegaan, aangezien de verdachte de bescherming geniet van artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) van 28 juli 1951, Trb 1951, 131 en 1954, 88. Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd:
De verdachte is van Mogadishu naar Kenia gereisd en heeft vervolgens het vliegtuig naar Nederland genomen om zich hier bij zijn vrouw en kinderen te voegen. In Nederland vernam hij dat zijn gezin in Engeland verbleef. Hij is naar Schiphol gegaan om per vliegtuig naar Engeland te reizen en daar asiel aan te vragen. Na zijn aanhouding op Schiphol heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Op het hoger beroep, ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag, is nog niet beslist.
Het hof overweegt omtrent het verweer het volgende.
Artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag luidt:
“The Contracting States shall not impose penalties, on account of their illegal entry or presence, on refugees who, coming directly from a territory where their life or freedom was threatened in the sense of Article 1, enter or are present in their territory without authorization, provided they present themselves without delay to the authorities and show good cause for their illegal entry of presence.”
De officiële Nederlandse tekst is:
“De Verdragsluitende Staten zullen geen strafsancties, op grond van onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, toepassen op vluchtelingen die, rechtstreeks komend van een grondgebied waar hun leven of vrijheid in de zin van artikel 1 werd bedreigd, zonder toestemming hun grondgebied binnenkomen of zich aldaar bevinden, mits zij zich onverwijld bij de autoriteiten melden en deze overtuigen dat zij geldige redenen hebben voor hun onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatige aanwezigheid.”
In het geval dat iemand die asiel zoekt Nederland binnenkomt met gebruikmaking van een vals paspoort, is in beginsel artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag van toepassing. Immers “een andere opvatting zou onvoldoende recht doen aan de bedoeling van dit artikel om vluchtelingen, onder nadere, in het kader van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging te beoordelen voorwaarden, te vrijwaren van vervolging wegens ‘illegal entry or presence’. Bij een andere opvatting zou de met die bepaling beoogde bescherming van vluchtelingen ernstig tekort worden gedaan” (volgens HR 13 oktober 2009, LJN BI1325).
Gelet op de omstandigheid dat nog niet onherroepelijk is beslist op de asielaanvraag van de verdachte, houdt het hof het ervoor dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de verdachte als vluchteling in de zin van artikel 31 Vluchtelingenverdrag dient te worden aangemerkt.
Artikel 31 Vluchtelingenverdrag ziet op vluchtelingen die rechtstreeks komen van een grondgebied waar hun leven of vrijheid wordt bedreigd. De omstandigheid dat verdachte pas asiel heeft aangevraagd nadat hij het voornemen om Nederland te verlaten kenbaar had gemaakt, hoeft niet bij voorbaat in de weg aan bescherming tegen strafvervolging op grond van artikel 31 Vreemdelingenverdrag. Het Vluchtelingenverdrag zelf dwingt niet tot het stellen van de eis dat de vluchteling zonder enige onderbreking en zonder te reizen door een land waarin hij ook de bescherming van de autoriteiten zou kunnen inroepen, naar het land reist waar hij asiel aanvraagt. Dit kan onder omstandigheden betekenen dat artikel 31 Vluchtelingenverdrag van toepassing is op vluchtelingen die op doorreis Nederland aandoen om elders asiel aan te vragen, maar alsnog in Nederland asiel aanvragen omdat zij hun reis niet kunnen afmaken.
Het hof is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat de verdachte naar Nederland is gereisd om zich hier met zijn gezin te verenigen en asiel aan te vragen. Verdachte had niet van meet af aan de bedoeling om onmiddellijk door te reizen naar Groot-Brittannië teneinde aldaar asiel aan te vragen. Laatstgenoemd voornemen is eerst bij hem opgekomen nadat de verdachte enige tijd in Nederland had verbleven. Derhalve is geen sprake van een doorreis door Nederland teneinde elders asiel aan te vragen. Nederland was zijn beoogde land van bestemming. De verdachte had zijn veilig land van toevlucht bereikt. Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat de daarop volgende uitreis naar Groot Brittannië met gebruik van het vervalste paspoort niet onder de bescherming van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag valt. Het feit dat de verdachte heeft besloten naar Groot Brittannië te vertrekken met gebruikmaking van een vervalst reisdocument komt, naar het oordeel van het hof, geheel voor zijn rekening en risico.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nieuw Zeeland, voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam 2 van verdachte], geboren op [datum 2], waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met verbeurdverklaring van twee in beslag genomen documenten.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, toen hij naar Engeland wilde reizen, bij een documentcontrole op Schiphol een vals of vervalst paspoort getoond. Aldus heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in documenten die dienen tot bewijs van de identiteit van de gebruiker ervan schade berokkend en de mogelijkheden internationaal reizigersverkeer te controleren in het belang van de veiligheid en de grensbewaking gefrustreerd. Het hof acht een gevangenisstraf passend en geboden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof de straf beperken tot 28 dagen gevangenisstraf.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een instapkaart, Easy Jet, op naam van [naam 2 van verdachte], Amsterdam-Liverpool, en
- een ticketvoucher, Easy Jet, uitgegeven door Thomas Cook.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. E. Mijnsberge en mr. J.P. Splint, in tegenwoordigheid van A.M.M. van Gorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2010.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.