ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5037
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijkheid van verzoek tot wettelijke schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht, waarin het verzoek van de appellant tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.G.M. Lodder, had hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof diende te beoordelen of de appellant ontvankelijk was in zijn hoger beroep, gezien het feit dat zijn goederen onder bewind waren gesteld. Volgens artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt de (beschermings)bewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte. Dit betekent dat de beschermingsbewindvoerder als formele procespartij moet optreden in procedures die betrekking hebben op de wettelijke schuldsaneringsregeling, aangezien de saniet niet langer de vrije beschikking heeft over zijn goederen.
Het hof concludeerde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij zelf het hoger beroep had ingesteld, terwijl de beschermingsbewindvoerder had moeten optreden. De verklaring van de beschermingsbewindvoerder, waarin werd gesteld dat het hoger beroep namens de appellant was ingesteld, herstelde dit verzuim niet. Het hof verwees naar de eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht, waarin de goederen van de appellant onder bewind waren gesteld, en oordeelde dat de beschermingsbewindvoerder de juiste partij was om het hoger beroep in te stellen. De beslissing van het hof was dus dat de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep.