ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.038.542-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van bijstandsverlening op basis van onderhoudsplicht na echtscheiding onder Marokkaans recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam, waarin een verhaalsbijdrage is vastgesteld die hij aan de gemeente Amsterdam moet betalen voor de bijstandsverlening aan zijn ex-partner en hun minderjarige kind. De vader en zijn ex-partner zijn in 2000 gehuwd, maar hun huwelijk is op 26 maart 2008 ontbonden door een echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te Nador, Marokko. Uit hun huwelijk is in 2003 een minderjarig kind geboren. De vader is van mening dat hij geen onderhoudsplicht heeft jegens zijn ex-partner, omdat de echtscheiding onder Marokkaans recht heeft plaatsgevonden, waar hij niet onderhoudsplichtig is. De gemeente Amsterdam heeft echter een verhaalsbijdrage van € 1.373,- per maand vastgesteld, die de vader moet betalen voor de bijstandsverlening aan zijn ex-partner en hun kind.

Het hof overweegt dat op basis van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, het recht dat op de echtscheiding is toegepast ook van toepassing is op de onderhoudsverplichtingen tussen de gescheiden echtgenoten. Aangezien de vader volgens Marokkaans recht niet onderhoudsplichtig is, kan de gemeente de bijstandsuitkering niet op hem verhalen. Echter, voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind geldt dat het recht van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing is. Aangezien het kind in Nederland verblijft, kan de gemeente de bijstandsverlening voor het kind wel op de vader verhalen.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader in staat is om een bijdrage van € 215,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, rekening houdend met zijn inkomen en de lagere kosten van levensonderhoud in Marokko. De eerdere vaststelling van de Marokkaanse rechter van 500 dirham per maand voor de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind is in dit geval niet voldoende, en het hof heeft de verhaalsbijdrage opnieuw vastgesteld op € 215,- per maand. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe bijdrage is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 4 mei 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.038.542/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. E.M. van den Brom te Amsterdam,
t e g e n
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelende te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en de gemeente genoemd.
1.2. De vader is op 20 juli 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 april 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 413676 / 08.92821 F.
1.3. De gemeente heeft op 22 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. De vader heeft op 31 juli 2009 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 7 januari 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de advocaat van de vader;
- de gemeente, vertegenwoordigd door mr. J.M.J. van Nes.
1.7. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. De vader en […] (hierna: [x]) zijn [in] 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 26 maart 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 26 maart 2008 van de rechtbank te Nador, Marokko, in de registers van de burgerlijke stand.
Uit hun huwelijk is geboren [de minderjarige] […] [in] 2003.
2.2. Bij beschikking van 5 mei 2009 van de rechtbank te Nador, Marokko, is een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] bepaald van 500 dirham per maand, zolang [x] ongehuwd is.
Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.3. Ten aanzien van de vader is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1940. Hij leeft samen met zijn echtgenote mevrouw [y].
Ingevolge de Algemene Ouderdomswet ontvangt de vader een uikering van € 1.067,- bruto per maand. Voorts ontvangt hij maandelijks van [bv] een ouderdomspensioen van € 740,-.
Hij heeft een schuld aan de ABN AMRO Bank waarop hij € 150,- per maand aflost.
2.4. Ten aanzien van [x] is het volgende gebleken.
Zij is geboren op [in] 1979. Zij vormt met [de minderjarige] een eenoudergezin.
2.5. Aan [x] wordt sinds 19 november 2007 een uitkering verleend ingevolge de Wet Werk en Bijstand, naar de norm van een eenoudergezin.
2.6. Bij brief van 12 augustus 2008 heeft de gemeente de vader in kennis gesteld van zijn onderhoudsplicht jegens [x] en [de minderjarige], en verzocht financiële gegevens over te leggen teneinde te kunnen beoordelen of er een verhaalsbijdrage kan worden vastgesteld.
2.7. Bij besluit van 25 september 2008 is de verhaalsbijdrage door de gemeente ambtshalve vastgesteld op € 1.373,- per maand met ingang van 1 augustus 2008.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het inleidend verzoek van de gemeente, een door de vader, in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens [x] en [de minderjarige], met ingang van 1 augustus 2008 te betalen verhaalsbijdrage vast te stellen van € 1.373,- per maand, zolang de bijstandsverstrekking aan [x] mede ten behoeve van [de minderjarige] voortduurt, toegewezen.
3.2. De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te bepalen op het equivalent van 500 dirham, subsidiair op € 158,50, meer subsidiair op € 246,06, althans de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op een bedrag vast te stellen dat het hof juist acht.
3.3. De gemeente verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan het hof ligt ter beantwoording voor de vraag of de door de vader aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage door de rechtbank op juiste gronden is vastgesteld.
4.2. De vader stelt dat er geen sprake kan zijn van een verhaalsverplichting. Hij voert hiertoe aan dat er geen sprake is van een wettelijke onderhoudsverplichting jegens [x], aangezien partijen zijn gescheiden naar Marokkaans recht en volgens dat recht de vader jegens [x] niet onderhoudsplichtig is. Voorts heeft de Marokkaanse rechter reeds aan de vader een onderhoudsverplichting jegens [de minderjarige] opgelegd ten bedrage van 500 dirham, zijnde € 45,- per maand. Volgens de vader kan de gemeente niet meer op hem verhalen dan voornoemd bedrag.
4.3. De gemeente stelt dat de verleende gezinsbijstand onsplitsbaar is in die zin dat het stelsel geen plaats biedt voor splitsing van de in het kader van de bijstand verstrekte bedragen in gedeelten die geacht zouden moeten worden ten behoeve van een of meer bepaalde gezinsleden te strekken. De gemeente stelt derhalve een verhaalsrecht te hebben ter hoogte van het volledige bedrag dat op grond van de Algemene Bijstandswet (hierna: ABW) aan [x] en [de minderjarige] wordt verleend.
4.4. Vast staat dat de rechtbank te Nador, Marokko, op 26 maart 2009 de echtscheiding tussen de vader en [x] heeft uitgesproken. Met betrekking tot de vraag of de gemeente de verleende bijstand ten behoeve van [x] op de vader kan verhalen, nu de vader en moeder naar Marokkaans recht zijn gescheiden, overweegt het hof als volgt.
Krachtens artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen 1973 (hierna: het Verdrag) beheerst het recht dat op de echtscheiding is toegepast tevens de onderhoudsverplichting tussen de gescheiden echtgenoten. Aangezien op de echtscheiding tussen de vader en [x] het Marokkaanse recht is toegepast, is eveneens Marokkaans recht van toepassing op de onderhoudsverplichting tussen de voormalig echtgenoten. Het gevolg hiervan is dat de vader die naar Marokkaans recht niet onderhoudsplichtig is jegens [x], dit evenmin in Nederland is. Dit brengt met zich dat de bijstandsuitkering door de gemeente niet op de vader kan worden verhaald.
4.5. Anders ligt dit voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Op grond van artikel 4 van het Verdrag is ter zake van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een kind het recht van de gewone verblijfplaats van een kind van toepassing. Nu [de minderjarige] sinds haar geboorte in Nederland verblijft en de gemeente krachtens bijstandsverstrekking grotendeels in de kosten van verzorging en opvoeding van haar voorziet, kan op de onderhoudsplichtige vader de ten behoeve van [de minderjarige] verstrekte bijstand worden verhaald. Aangezien de bijstand als gezinsbijstand wordt verleend en een bijstandsuitkering onsplitsbaar is, en zulks inhoudt dat de gezinsbijstand voor de berekening van het verhaalsbedrag niet mag worden gesplitst in een deel voor [x] en een deel voor het kind, brengt dat met zich dat de behoefte van [de minderjarige] voor de omvang van het verhaal beslissend is.
Bij de vaststelling van de hoogte van de behoefte van een kind, wordt uitgegaan van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van de ouders. De vader ontvangt sinds 2005 een AOW pensioen en een aanvullende pensioen van [bv]. Het hof gaat er van uit dat de vader in 2008 een nagenoeg gelijke uitkering ontving dan welke hij thans per maand ontvangt. Het netto inkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen in 2008 kan gesteld worden op € 1.784,- per maand. Rekening houdend met dit netto maandinkomen, alsmede met de leeftijd van [de minderjarige] in 2008 bedraagt haar behoefte thans geïndexeerd € 260,- per maand.
4.6. Voorts is de vraag aan de orde in hoeverre de vader in staat is bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de kosten van levensonderhoud in Marokko aanmerkelijk lager zijn dan in Nederland. Daartegenover heeft de vader op geen enkele wijze aangetoond dat dat in zijn geval anders zou zijn. In die situatie is het niet redelijk bij de beoordeling van de draagkracht van de vader het Nederlandse normbedrag van de ABW als uitgangspunt te nemen. Het hof overweegt nog in het bijzonder dat de vader in Marokko geen woonlasten heeft. Tegen deze achtergrond heeft de vader, op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en gelet op de in 2.3 vermelde inkomsten en lasten, niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 260,- per maand te betalen. Aangezien de Marokkaanse rechter reeds een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] heeft vastgesteld van 500 dirham per maand, hetgeen overeenkomt met een bedrag van € 45,- per maand, acht het hof een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 215,- per maand thans in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt de door de vader in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens [x] aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage ten behoeve van [de minderjarige] met ingang van 1 augustus 2008 op € 215,- (TWEEHONDERDVIJFTIEN EURO) per maand zolang de bijstandsverlening voortduurt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, M. Wigleven en J.W. van Zaane in tegenwoordigheid van mr. B.J. Schutte als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.