ECLI:NL:GHAMS:2010:BN0799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.061.506-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidsstelling ex artikel 224 Rv in hoger beroep

In deze zaak heeft de Republiek Irak in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 18 november 2009. De rechtbank had de Republiek Irak bevolen om op de voet van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zekerheid te stellen voor de proceskosten. Dit vonnis werd als een tussenvonnis beschouwd, omdat het geen einde maakte aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. De zaak werd op 6 april 2010 bij het Gerechtshof Amsterdam aangebracht, en de appellante kreeg de gelegenheid om zich uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep.

Het hof oordeelde dat de bevolen zekerheidsstelling niet kan worden aangemerkt als een voorlopige voorziening, zoals bedoeld in artikel 223 Rv. In plaats daarvan is het een beslissing die valt binnen de voortgang en instructie van de zaak. Dit betekent dat hoger beroep tegen deze beslissing pas kan worden ingesteld tegelijk met dat van het eindvonnis. Het hof concludeerde dat de Republiek Irak niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat de rechtbank niet expliciet tussentijds hoger beroep had toegelaten.

De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan de appellante, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het hof heeft de proceskosten begroot op € 314,- voor verschotten en € 894,- voor het salaris van de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 6 juli 2010 door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
BIJZONDERE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de REPUBLIEK IRAK,
met zetel te Bagdad, Irak,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.N. Grooss, te ’s-Gravenhage,
t e g e n
1. X,
wonend te Velsen,
2. Y,
wonend te Beverwijk,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 10 december 2009 is appellante in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2009, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 435356/HA ZA 09-2564 gewezen tussen appellante als eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident en geïntimeerden als gedaagden in de hoofdzaak/eisers in het incident, met dagvaarding van geïntimeerden voor dit hof tegen de roldatum 6 april 2010.
De zaak is op 6 april 2010 aangebracht.
Bij rolbeslissing van 7 april 2010 is appellante in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 20 april 2010 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep.
Appellante heeft een akte genomen.
Geïntimeerde heeft bij akte geantwoord.
Arrest is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
2.1 Bij het vonnis waarvan beroep is appellante in het incident bevolen op de voet van artikel 224 Rv zekerheid te stellen voor de proceskosten en is de hoofdzaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord, onder aanhouding van elke verdere beslissing. In het vonnis is niet bepaald dat tussentijds hoger beroep is toegelaten.
2.2 De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep niet reeds door een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. Het vonnis is daarom een tussenvonnis. Anders dan partijen menen, betreft de bevolen zekerheidsstelling – die op één lijn is te stellen met het deponeren van een voorschot - niet een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 223 Rv, maar een beslissing in het kader van de voortgang en de instructie van de zaak (vergelijk HR 22 januari 2010, LJN BK1639). Van die beslissing kan hoger beroep eerst tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld.
2.3 Het voorgaande brengt mee dat appellante niet kan worden ontvangen in het hoger beroep.
2.4 De kosten van het hoger beroep komen ten laste van appellante omdat zij is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
verwijst appellante in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van geïntimeerde gevallen, op € 314,- voor verschotten en op € 894,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 6 juli 2010.