ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000967-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Alkmaar inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid met TBS en voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar van 9 februari 2010. De verdachte was beschuldigd van meermalen feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich zou houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en zich zou laten behandelen bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord Holland Noord. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep, omdat het van mening was dat de verdachte TBS met dwangverpleging opgelegd moest krijgen. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zittingen van 26 januari 2010 en 21 mei 2010 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.

Het hof heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden voor oplegging van TBS is voldaan, maar heeft besloten om in plaats van TBS met dwangverpleging, TBS met voorwaarden op te leggen. Dit besluit is genomen op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, maar heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte bereid is om aan zichzelf te werken en dat hij weer aan de slag kan bij zijn oude werkgever. De vordering van de benadeelde partij is ook behandeld, waarbij het hof heeft besloten om de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen. De verdachte is veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 1.765,85 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan, maar heeft het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

parketnummer: 23-000967-10
datum uitspraak: 4 juni 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 9 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 14-810258-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
adres: [adres en woonplaats],
[detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 januari 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan, en de beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] en ook de motivering daarvan, alsmede ten aanzien van de aan te halen wetsartikelen. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland en zich laat behandelen bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de GGZ Noord Holland Noord.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, alsmede de maatregel TBS met dwangverpleging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Ernst van de feiten en de persoon van de verdachte
Ten aanzien van de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte verenigt het hof zich met de overwegingen van de rechtbank in haar vonnis van 9 februari 2010 (p. 15 t/m 21).
De strafoplegging
Het openbaar ministerie is tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem 9 februari 2010 in beroep gekomen, omdat het openbaar ministerie zich niet kan verenigen met de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep toegelicht dat naar de mening van het openbaar ministerie de verdachte TBS met dwangverpleging opgelegd dient te krijgen en dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en de gepleegde strafbare feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij van mening is dat een TBS-maatregel in de onderhavige zaak wel opgelegd kan worden, aan de voorwaarden is immers voldaan, maar dat oplegging van TBS niet wenselijk is omdat verdachte niet eerder een strafbaar feit heeft gepleegd en omdat de verdachte bereid is aan zichzelf te werken. Mocht het hof besluiten toch de TBS-maatregel op te leggen, dan is de raadsman van mening dat TBS met voorwaarden meer passend zou zijn dan TBS met dwangverpleging, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat, gelet op artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, in casu aan de voorwaarden voor oplegging van een TBS-maatregel is voldaan. Gedragsdeskundigen van het Pieter Baan centrum hebben bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld. Het hof overweegt dat, gelet op de aard van het gebrek, het niet anders kan zijn dan dat dit gebrek zich ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft voorgedaan. De bewezenverklaarde feiten kennen bovendien een strafbedreiging van maximaal 8 jaar gevangenisstraf. Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, in ieder geval ten tijde van het plegen van het delict, maar mogelijk ook in de toekomst. Het verweer van de raadsman dat er geen recidivegevaar bestaat omdat de verdachte niet eerder een strafbaar feit heeft gepleegd, is naar het oordeel van het hof niet toereikend. De verdachte heeft zich immers in een periode van twee jaren meermalen schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Anders dan de rechtbank overweegt het hof dat er geen causaal verband hoeft te worden aangetoond tussen de begane feiten en de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte. Aan de wettelijke voorwaarden voor een terbeschikkingstelling is daarom voldaan en verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, is het hof van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden, kan worden volstaan met oplegging van een TBS met voorwaarden. In het voordeel van de verdachte is hierbij betrokken dat de verdachte weer aan de slag kan bij zijn oude werkgever en dat de verdachte bij zijn ouders kan blijven wonen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 mei 2010 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf en een terbeschikkingstelling onder voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 1.765,85 zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
De benadeelde partij heeft door middel van haar ter terechtzitting verschenen wettelijke vertegenwoordiger, [raadsvrouw], gesteld dat [slachtoffer] berust in het bedrag dat haar door de rechtbank is toegewezen. Zij stelt verder dat het ten laste gelegde feit ontzettend veel impact heeft gehad op [slachtoffer]. [slachtoffer] durft nog steeds niet alleen op straat te fietsen. De benadeelde partij heeft er dan ook voornamelijk immateriële schade aan overgehouden en deze is in eerste aanleg terecht toegewezen, aldus de vertegenwoordiger.
De verdachte heeft deze vordering erkend.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 37a, 38 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan, de beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] en de motivering daarvan en de toepasselijke wetsartikelen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Alkmaar en zich zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door Stichting Reclassering Nederland te Alkmaar.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Stelt daarbij de volgende algemene voorwaarden:
• De verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland worden gegeven.
• De verdachte zal niet buiten de landsgrenzen gaan.
• De verdachte verblijft op een voor Reclassering Nederland bekend adres, in dit geval bij zijn ouders op [adres en woonplaats ouders]. Indien er gekeken wordt naar een andere woon en/of verblijfplaats, dan gebeurt dit in samenwerking met Reclassering Nederland.
• De verdachte is per week 7 keer 24 uur telefonisch bereikbaar voor Reclassering Nederland. Hiervoor zijn vooraf met de verdachte en/of behandelinstelling afspraken gemaakt.
• Indien de verdachte zich niet houdt aan de voorwaarden dan wel onttrekt aan het toezicht (ongeoorloofd aanwezig) dan wordt dit direct gemeld aan mr. F. van Dongen, advocaat-generaal bij het Ressortsparket Amsterdam, en het Landelijk Meldpunt Ongeoorloofd Afwezig (L.M.O.A.).
• In verband met het L.M.O.A. (samenwerking) zal de verdachte er zorg voor dragen dat Reclassering Nederland elk half jaar een recente pasfoto ter beschikking krijgt.
Stelt daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
• De verdachte zal begeleiding en toezicht van Reclassering Nederland accepteren. In dit kader is openheid, betreffende de vastgestelde risicogebieden, tegenover de reclasseringswerker essentieel.
• De verdachte zal regelmatig (zoals is afgesproken) contact onderhouden met de reclasseringsmedewerker die de begeleiding uitvoert. Afspraken met Reclassering Nederland dienen door de verdachte strikt te worden nagekomen.
• De verdachte toont initiatief in het contact met de reclasseringsmedewerker. Indien er sprake is van “verzuim in het contact”, dan dient de verdachte een geldige (verifieerbare) reden te hebben. De niet nagekomen afspraak wordt, in overleg met de reclasseringsmedewerker, op zo kort mogelijke termijn alsnog nagekomen door de verdachte.
• De verdachte geeft de reclassering schriftelijk toestemming om trajectrelevante informatie in te winnen dan wel te verstrekken aan derden. In dit geval betekent dit dat Reclassering Nederland contact heeft met [naam werkgever], werkgever van het bouwbedrijf [naam bedrijf].
• De verdachte houdt zich aan alle geïndiceerde behandel/begeleidingsvormen, gegeven door de behandelinstelling Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) GGZ Noord Holland Noord, zolang dit door de behandelaars, in overleg met Reclassering Nederland, noodzakelijk wordt geacht. Het accepteren van de voorgeschreven medicatie door de arts/behandelaar, dan wel wijziging van medicatie, kan een onderdeel zijn van de behandeling.
• De verdachte zal meewerken aan eventuele plannen ten aanzien van een voortgezette behandeling elders en/of nazorg, zoals de behandelaars dit in overleg met Reclassering Nederland noodzakelijk achten, ook als dit inhoudt dat verdachte moet meewerken aan klinische opname.
• De verdachte stelt zich tijdens de behandeling behandelbaar op. Dit houdt in dat de verdachte zich actief opstelt, meewerkt en openheid geeft over zijn “belevingswereld”, ook als dit inhoudt het bespreken van het delictscenario. Indien de verdachte deze inspanning niet levert, zal dit gemeld worden aan Reclassering Nederland dan wel aan mr. F. van Dongen, advocaat-generaal bij het Ressortsparket Amsterdam.
• De verdachte gebruikt geen alcohol en/of drugs.
• De verdachte accepteert/neemt deel aan alcoholtesten/urinecontroles in het kader van het streven naar abstinentie. De afgenomen testen en controles kunnen worden opgevraagd door de reclasseringsmedewerker.
• Indien noodzakelijk geacht door de reclassering gaat de verdachte ermee akkoord dat Reclassering Nederland contact onderhoudt met het sociale netwerk (steunsysteem) van de verdachte. Dit kunnen betreffen contacten met partner, familieleden, vrienden, kennissen, werkgever, verenigingsleven etc.
• De verdachte stelt zich coöperatief op in het contact met de gemeentelijke autoriteiten/instellingen (burgemeester, ambtenaren, politie, woningbouwvereniging etc.).
• De verdachte dient te beschikken over werk, dan wel een zinvolle, gestructureerde dagbesteding.
• De verdachte komt niet in contact met de slachtoffers, zolang dit naar het oordeel van Reclassering Nederland van kracht is. Tevens zal de verdachte zich niet in een straal van één kilometer van zijn woning in [adres verdachte] bevinden. Dit houdt in dat de verdachte zich niet in zijn woning dan wel in de omgeving van zijn eigen woning mag bevinden, tenzij dit met de reclassering is overlegd en met begeleiding van de wijkagenten, [namen wijkagenten].
• In het kader van een eventueel Elektronisch Toezicht (ET) zal de verdachte zich houden aan de voorgeschreven aanwijzingen en voorwaarden van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Verstrekt aan Reclassering Nederland opdracht om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 1 bewezenverklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te [woonplaats], een bedrag van EUR 1.765,85 (duizend zevenhonderdvijfenzestig euro en vijfentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2007, de datum van het ontstaan van de schade, en te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 1.765,85 (duizend zevenhonderdvijfenzestig euro en vijfentachtig cent), zulks ten behoeve van [slachtoffer].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vijftigste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. R.H.J. de Vries en mr. J.G. Bulsing, in tegenwoordigheid van mr. Z.G.I. Kooi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juni 2010.