ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001902-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugssmokkel en witwassen met cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en het voorbereiden van de uitvoer van deze verdovende middelen. De feiten vonden plaats tussen 1 oktober 2007 en 18 januari 2008, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij het ronselen van koeriers en het organiseren van de drugssmokkel naar Engeland. De verdachte had meerdere contacten met medeverdachten en was verantwoordelijk voor het begeleiden van vrouwelijke koeriers die de cocaïne in hun lichaam verborgen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het witwassen van geld dat afkomstig was van de drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van de drugshandel en de noodzaak om dergelijke misdrijven streng te bestraffen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001902-09
datum uitspraak: 6 mei 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 24 maart 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-800150-08 tegen
[de verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 en 10 maart 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 12, 15, 16, 19 en 22 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op of omstreeks 18 december 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers en/of leveranciers van verdovende middelen en/of
- koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of
- (bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of
- geld ontvangen van en/of beschikbaar gesteld en/of
- (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets geboekt en/of verstrekt en/of gekocht en/of laten boeken en/of laten verstrekken en/of laten kopen en/of
- een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of laten regelen en/of
- koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen en/of
- verpakkingsmateriaal en/of gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad;
feit 3
zij op of omstreeks 29 oktober 2007, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer een of meer geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich niet verenigt met de bewezenverklaring en voorts een andere straf oplegt dan de rechtbank.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het haar onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
zij op 18 december 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
feit 2
zij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers van verdovende middelen en/of
- koeriers geronseld en/of laten ronselen voor uitvoer van verdovende middelen uit Nederland en/of
- geld ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of
- (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets gekocht en/of laten kopen en/of
- koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen.
feit 3
zij op 29 oktober 2007, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen haar onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof komt tot bovenstaande bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen. De door het hof als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De opgenomen schriftelijke stukken worden slechts gebruikt in samenhang met de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
1. Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 41, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 2 januari 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Ik, [verbalisant 1], heb [medeverdachte 1] ter plaatse aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb verbalisant [verbalisant 3] om assistentie verzocht teneinde [medeverdachte 1] aan een kledingonderzoek te onderwerpen. In afwachting van de komst van verbalisant [verbalisant 3] verklaarde [medeverdachte 1] desgevraagd dat zij een zogenaamde duwersbol met cocaïne in haar lichaam had en dat zij deze zelf wilde verwijderen. [medeverdachte 1] heeft in bijzijn van, verbalisant [verbalisant 3], de zogenaamde duwersbol uit haar vagina verwijderd. Hierop heb ik de duwersbol in beslag genomen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, verdovende middelen (dossierpagina 51, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het nettogewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal 193,2 gram. Monsterneming onder nummer 08-000306 A.
3. Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008 opgesteld door mw. drs. M.M. Sarneel (dossierpagina 73, zaaksdossier C9), onder meer inhoudende dat het monster onder nummer 08-000306A cocaïne bevat.
4. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij ivs (dossierpagina 59, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik ben in Engeland gebeld door iemand die mij gevraagd heeft naar Nederland te komen om iets naar Engeland te brengen. Vandaag heb ik in Amsterdam een bol gekregen die ik mee moest nemen naar Londen. Ik moest de bol in mijn vagina stoppen. Ik zou hiervoor 500 Engelse ponden krijgen. Ik wist niet wat er in de bol zat maar ik dacht dat het om cocaïne zou gaan.
5. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 12.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 47-49, zaaksdossier C16):
V: Wij tonen de verdachte een foto van [MEDEVERDACHTE 2] en vragen haar of zij de man op de foto herkent.
A: Ja, ik herken hem. Dat is mijn vriend die hier woont.
V: Is dit jouw opdrachtgever?
A: Ja dit is hem.
V: Weet je zijn naam?
A: Ja, ik weet alleen zijn voornaam. Hij heet [medeverdachte 2], maar ik noem hem bij zijn bijnaam. Zijn bijnaam is [MEDEVERDACHTE 2].
V: We hebben een aantaal maanden de telefoonnummers afgeluisterd. Ook de gesprekken die jij met [MEDEVERDACHTE 2] hebt gehad. Wanneer jij en [MEDEVERDACHTE 2] het hebben over "food", wat bedoelen jullie hiermee dan?
A: Zijn drugs.
V: Wat bedoelen jullie als jij en [MEDEVERDACHTE 2] het hebben over paper?
A: Geld.
V: Waar ben je verbleven alle dagen voor je terugreis?
A: In de Bijlmer, in de woning van [MEDEVERDACHTE 2].
V: Wanneer heb je de verdovende middelen gekregen?
A: Op de dag dat ik naar huis zou vertrekken. Ik kreeg het in de middag.
V: Van wie heb je de verdovende middelen gekregen?
A: [MEDEVERDACHTE 2] was erbij, maar de Afrikaanse man heeft het me gegeven.
V: Wat heb je gedaan toen je de verdovende middelen gehad had?
A: Het zat al in een condoom, ik hoefde het alleen maar in te brengen.
V: Hoe en wanneer ben je naar de luchthaven gegaan?
A: Een snorder kwam me ophalen en deze bracht me naar de luchthaven.
V: Wat zou je hebben gedaan als je niet was aangehouden?
A: Ik zou thuis gekomen zijn, ik had [MEDEVERDACHTE 2] gebeld dat ik thuis was en dan zou er iemand naar me toe komen om de drugs te komen ophalen.
V: Hoeveel geld zou je voor dit transport krijgen?
A: Alleen maar 500 pond.
V: Hoe zou het geld voor de drugs weer bij [MEDEVERDACHTE 2] terecht komen?
A: Soms via WESTERN UNION, soms ook persoonlijk met een vlucht naar Nederland.
6. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 14.10 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 57-59, zaaksdossier C13):
V: Je moet goed begrijpen dat we tapgesprekken hebben waaruit naar voren komt, dat je daar bent aangekomen en dat het spul getest moet worden. Hoe zit dit?
A: [MEDEVERDACHTE 2] is mij geld verschuldigd. [MEDEVERDACHTE 2] gebruikt deze situatie nu om mij onder druk te zetten om dingen voor hem te doen. Dit doet hij niet alleen met mij, maar ook met andere meisjes.
V: Wat kwam die persoon in het huis doen?
A: Hij kwam dat ding inpakken. Ik was er niet bij toen hij dit deed.
V: Was het dezelfde persoon als waarvan je op 02 januari 2008 de drugs kreeg?
A: Ja, dit was dezelfde persoon.
V: Wat voor man was het?
A: Het is een Afrikaan.
V: Hoe vaak heb je deze Afrikaanse man bij [MEDEVERDACHTE 2] gezien, en buiten [MEDEVERDACHTE 2] om?
A: Een paar keer. Ik denk 3 maal.
V: Wie was deze man?
A: Deze heet [medeverdachte 3]. Hij is ook een Afrikaan
V: Hoe vaak heb je al cocaïne gesmokkeld voor [medeverdachte 2]?
A: Ik heb het een paar keer gedaan. Ik weet niet hoeveel keer. Soms als ik al naar huis zou gaan dan wilde [MEDEVERDACHTE 2] dat ik lette op mensen die dan het spul bij zich hadden. Ik moest dan op ze letten dat het spul niet gestolen wordt.
V: Hoe vaak gebeurde dit?
A: Soms gebeurde het wekelijks. Soms gingen de mensen ook zonder begeleiding.
V: Heeft [MEDEVERDACHTE 2] dezelfde mensen om het spul heen en weer te brengen?
A: Bijna allemaal Nederlandse meiden.
V: Zijn er naast jou, nog andere meiden die mensen begeleiden voor het vervoeren van drugs?
A: Ja, Nederlandse meiden.
V: Hoeveel geld krijg je voor het meenemen van cocaïne?
A: 500 pond per keer.
V: Was het smokkelen altijd op dezelfde manier?
A: Ja, het was zoals ik was aangehouden.
V: Krijg je geld voor het meenemen van geld hierheen?
A: Niet, echt. Soms kreeg ik een klein beetje geld. Maar meestal was het dat ik het de volgende keer van [MEDEVERDACHTE 2] zou krijgen, maar dat gebeurde dan niet.
V: Ik wil het hebben over de 2e Afrikaan, genaamd [medeverdachte 3].
Je hebt gezegd dat je bij deze man thuis ben geweest. Waar was dit?
A: Het was dicht bij het winkelcentrum KRAAIENNEST.
V: Wat deed [medeverdachte 3] voor [MEDEVERDACHTE 2]?
A: Inpakken.
V: Wat pakte [medeverdachte 3] in?
A: Hij pakte het spul in, wat ik ook bij me had toen ik werd aangehouden. Ik heb het nooit zelf gezien, maar ik kon het opmaken uit de gesprekken van [MEDEVERDACHTE 2] wanneer hij aan de telefoon was.
V: Als wij je een foto tonen van deze man, zou je hem dan herkennen?
A: Ja, ik denk het wel.
V: Wij tonen de verdachte een foto van [medeverdachte 3] en vragen haar of zij de persoon op de foto herkend.
A: Ja, dit is [medeverdachte 3].
7. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 63-65, zaaksdossier C13):
V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270141682, waarin jij, [MEDEVERDACHTE 2] en een vermoedelijk Afrikaanse man te horen zijn wie [MEDEVERDACHTE 2] [bijnaam medeverdachte 3] noemt. Wie is deze [bijnaam medeverdachte 3]?
A: Ik kan me dat gesprek herinneren. Dat is de [medeverdachte 3] waar we het eerder over gehad hebben, die jullie geïdentificeerd hebben, de persoon waarvan jullie de foto aan mij hebben getoond.
V: In dit gesprek neem jij de telefoon van [MEDEVERDACHTE 2] over en zeg je tegen [medeverdachte 3] dat die dingen die hij gemaakt heeft groot worden. Volgens jou worden ze wat onvoorzichtig. Waar ging dit over?
A: Een van die bollen ging het over. Een van de Nederlandse meisjes had gezegd dat ze te groot werden en aangezien ik het ook al een keer had gedaan werd dus aan mij gevraagd of ik tegen [medeverdachte 3] wilde zeggen dat ze te groot waren. [MEDEVERDACHTE 2] en [medeverdachte 3] hadden daar wel eens ruzie over. De meisjes hadden de bol. Omdat [MEDEVERDACHTE 2] [medeverdachte 3] betaalde om de bollen te maken hadden ze soms wel eens ruzie omdat de meiden klaagden over de bollen. En aangezien [MEDEVERDACHTE 2] niet graag mensen betaald is dat een goede aanleiding voor een ruzie. Met onvoorzichtig bedoelde ik gewoon dat ze erg groot werden, [medeverdachte 3] wilde niet van [MEDEVERDACHTE 2] aannemen dat ze te groot waren en dus kwam ik aan de lijn om het te bevestigen.
8. Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 22: 14 uur tussen [medeverdachte 2]/ NNV en [medeverdachte 3] (lijn 17) (dossierpagina 32-33, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
NNv: Hoi. Die dingen die je gemaakt hebt, die worden gróót, weetje!
NN2: Ja?
NNv: Ja, ze worden wat onvoorzichtig.
NN2: Ok...
NNv: Ja, ze worden wat groot... ik vond gewoon dat je dat moest weten..
(...)
NN1: Ze hebben geklaagd over jou steeds, man...
NN2: Ja maar ehh ik weet niet... ik weet niet wat ik moet doen, man..
NN1: Maar het ziet er echt groot uit, maat...
(...)
NN2: JA! (mompelt: ) Ze zijn gewoonlijk groot, weet je.
(...)
NN2: We doen ze altijd iets langer en niet dik.
9. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 22 januari 2008, te 11.14 uur (dossierpagina 149, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Hoe heten uw broers/zussen
A: Mijn jongste zusje heet [de verdachte].
Wij verbalisanten, tonen een foto van [medeverdachte 2].
A: Ik ken hem. Hij heeft mij weleens gevraagd om mensen te benaderen. Hij had gevraagd of ik meisjes ken die een soortemet dildo gebruiken tussen hun benen en dat weg moeten brengen naar Engeland. Er zit drugs in die soortemet dildo's van volgens boven 200 en onder de 250 gram drugs. Hij noemt zich [bijnaam medeverdachte 2].
A: Hij heeft mij gevraagd of ik meisjes voor hem wilde regelen om drugs voor hem naar Engeland te smokkelen. Ik heb gewoon meisjes benaderd en die heb ik in contact gebracht met [medeverdachte 2]. Ik heb ook mijn nicht [medeverdachte 7] uit [plaats] van mij gebeld om ook meisjes te regelen voor [medeverdachte 2].
A: Het is ongeveer 2 of 3 maanden dat ik voor het laatst gevraagd ben of ik meisjes voor hem had. Ik toen [medeverdachte 7] gebeld en die heeft toen meisjes voor hem geregeld naar die hebben [medeverdachte 2] toen bestolen van zijn drugs. Die meiden zouden een dildo met drugs voor hem wegbrengen.
A: [medeverdachte 2] regelde of zijn mensen regelden tickets voor die meisjes om dat die drugs voor hem weg te brengen. De meiden kregen dan die dildo's met drugs en die moesten zij dan in hun vagina verstoppen. De meiden moeten dan naar Engeland toe en de volgende dag zouden ze weer terugkomen. Ik heb wel eens meisjes voor hem geregeld, maar dit is eigenlijk nooit gelukt. Ik was eigenlijk de tussenpersoon die het maar moest regelen.
10. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 22 januari 2008, te 13.30 uur (dossierpagina 157, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
De eerste keer dat ik hem heb ontmoet, noemde hij zichzelf [medeverdachte 2]. Hierna heb ik hem altijd [bijnaam medeverdachte 2] genoemd. Ik bedoel hiermee de eerste letter van zijn voornaam. Hij wilde nooit dat mensen zijn echte naam wisten.
V: Wat is uw mobiele telefoonnummer?
A: [telefoonnummer]
Het nummer [oud telefoonnummer] is een oud nummer van mij. Ik heb volgens mij met dit nummer ook contact gehad met [medeverdachte 2].
V: Doet u wel eens bank of geldzaken via Western Union?
A: Heb ik wel gedaan, dit om geld te ontvangen, maar niet geld voor mezelf. Maar wel voor iemand van hun, of ook voor [medeverdachte 2]. Ik moest dan geld aan hem geven. Dit was ongeveer 3 of 4 keer dat ik dit moest. Dit kwam uit Engeland. Ik kreeg via de sms van [medeverdachte 2] te horen wie dat geld gestort had en dan moest ik het voor hem ophalen. Ik kreeg hier dan een vergoeding van 200 of 300 euro voor.
Tonen telefoongesprek d.d. 17 december 2007 te 15.35 uur.
A: Dit waren de meisjes die door [medeverdachte 7] zijn geregeld. Ik had [medeverdachte 7] gevraagd om meisjes te regelen. Ik weet gewoon van een meisje af die echt mee gaat als begeleidster die op de meiden let om die drugs weg te brengen. Zij heet [medeverdachte 1]. Er is ook nog een meisje die heet [medeverdachte 4]. Zij is een soortemet patron. Iemand die ook het een en ander regelt.
V: Kent u het telefoonnummer [telefoonnummer]?
A: Dat denk ik het wel. Het is het nummer van [medeverdachte 2].
V: Waaraan bent u hard aan het werk?
A: Ik denk dat [medeverdachte 2] het hier heeft over de meisjes die ik moest regelen voor hem. Anders kan ik het me niet voorstellen.
Tonen sms d.d. 17 december 2007, te 18.35 uur.
[de verdachte] zou meegaan naar Engeland, samen met die 2 meisjes, en zou hun vlucht begeleiden. Er waren 2 meisjes die drugs voor [medeverdachte 2] naar Engeland zouden brengen en [de verdachte] zou hun begeleiden.
V: Kun jij vertellen wat er wordt bedoeld met 'food' in veel telefoongesprekken?
A: dat is of geld of drugs.
11. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] d.d. 22 januari 2008, te 11.45 uur (dossierpagina 231, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Op 17 december 2007, was ik naar Schiphol geweest samen met 2 meisjes. We waren van plan om te reizen met het vliegtuig richting Engeland.
V: Wat was de reden van deze reis?
A: De meisjes moesten de drugs inwendig overbrengen naar Engeland.
A: het is gegaan via iemand die ik ken via mijn zus [medeverdachte 5]. Deze vriend van [medeverdachte 5] stelde aan mij voor om drugs te vervoeren, maar ik wilde niet riskeren om gepakt te worden voor de smokkel. Ik zelf kende wel een aantal meisjes, die de drugs wel wilden vervoeren omdat hij dat vroeg aan mij. Ik heb vervolgens het telefoonnummer van die vriend van [medeverdachte 5] aan de meisjes gegeven. Ik ken de echte naam van hem niet, ik ken hem alleen als [bijnaam medeverdachte 2]. Hij stelde zich toen als [bijnaam medeverdachte 2] voor aan mij.
V: Moest jij ook mee van hem om deze reis te maken op 17 december 2007?
A: Nee, tenminste, ik moest er alleen op toe zien dat die meisjes er niet vandoor zouden gaan tijdens het vervoeren van de drugs.
V: Toen alles akkoord was om de drugs inwendig te smokkelen, hoe ging dit toen in zijn werk?
A: Ik heb die meiden die avond in de Vensepolder opgehaald samen met [MEDEVERDACHTE 2], hij reed ook die avond. We reden in een grijze oude auto, het merk hiervan ken ik niet. Daarna zijn wij met die meiden naar een adres in de Kemperingbuurt gereden.
V: Wat gebeurde toen jullie aankwamen op dit adres?
A: Toen legde [MEDEVERDACHTE 2] uit wat wij moesten doen, namelijk het inwendig vervoeren van drugs, alleen ik zou dit niet doen. Ik deed alleen de begeleiding van de meiden, echter die meiden wisten dit niet, zoals ik al eerder verklaarde, dachten zij dat ik ook drugs zou vervoeren. Hierna zijn we met de snorder richting Schiphol gegaan om de tickets te kopen. De reservering was nog niet gedaan op dat moment, dat moesten wij zelf regelen. Ik kreeg, ongeveer 700 euro van die [MEDEVERDACHTE 2], om de tickets te regelen van die meiden.
V: Wanneer kreeg u de drugs eigenlijk te zien?
A: Voordat we naar Schiphol reden, liet [MEDEVERDACHTE 2] ons een bol zien als voorbeeld.
A: maar de bol was 10 centimeter lang en 4 centimeter breed.
V: Wat gebeurde toen u op Schiphol aankwam?
A: [MEDEVERDACHTE 2] verzocht mij om apart van de meiden de tickets te halen om niet gezien te worden door aanwezige politie op de luchthaven, omdat ik de meiden zou begeleiden tijdens naar Engeland.
V: Wat moest, na het ophalen van deze tickets gebeuren?
A: We zijn toen met dezelfde snorder teruggegaan naar dezelfde woning in de Kempering om de verdovende middelen inwendig in te nemen. Toen wij aankwamen, waren de bollen drugs nog niet klaar. Uiteindelijk hebben wij op 17 december 20907 onze vlucht gemist richting Londen, Engeland, omdat de bollen drugs voor de meiden nog niet klaar waren.
V: Wat was het traject, als jullie aangekomen waren te Londen met de verdovende middelen?
A: Dan moest ik een telefoonnummer bellen die opgeschreven was door [MEDEVERDACHTE 2] op papier. Als deze persoon niet zou opnemen, zou ik [MEDEVERDACHTE 2] weer bellen.
V: Waren er andere personen op de hoogte van jouw reis richting Londen 17 december?
A: Mijn zus, [medeverdachte 5].
V: Wat zou ze dan wel gedaan hebben?
A: Ze zou hetzelfde als mij gedaan hebben, namelijk het zoeken naar meisjes om drugs te vervoeren namens [MEDEVERDACHTE 2].
12. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] (dossierpagina 262, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Ken je [de verdachte]?
A: Ja, die ken ik. Ik heb haar voor het laatst gezien in december 2007. Dit was tijdens het uitgaan. [de verdachte] sprak mij aan over iets. Ik zal u zeggen dat het over drugs gedonder ging dat we naar Engeland moesten brengen. Ze zou me bellen wanneer er wat was en dat heeft ze ook de dag erna al gedaan. [medeverdachte 8] was er ook bij in die discotheek. We wilden allebei wel gaan. Toen ze de dag erna belde, toen vijf uur in de middag, vertelde ze me dat ik die avond nog kon vliegen. Ze vroeg toen ook of mijn zus nog wilde gaan. [de verdachte] vertelde me dat ze me in de avond zou komen halen. [de verdachte] vroeg toen of ik al klaar was. Ik moest van haar een tas met spullen en toiletartikelen meenemen. [de verdachte] zat in een auto, een Mini cooper, er zat een dik mannetje in. Hij is een Engelse man, Jamaicaans achtig. Het was een zwarte man. Deze man was de baas. We reden toen naar Kempering. [medeverdachte 8] en ik moesten naar boven, het was de kamer naast de badkamer. Wij moesten toen wachten maar de vaginabol was nog niet klaar. Wij, [medeverdachte 8], [de verdachte] en ik moesten naar Schiphol met een snorder. [de verdachte] regelde alles. Wij moesten op Schiphol een ticket gaan kopen. Onderweg naar Schiphol kregen [medeverdachte 8] en ik allebei € 200,- van [de verdachte]. [de verdachte] zei ook dat we niet samen het ticket mochten kopen. [de verdachte] had verteld dat we een ticket naar Heathrow, Londen bij BMI moesten kopen. We zijn toen terug gegaan naar het huis van de dikke man. Toen we weer in het huis kwamen in de Kempering kregen we, [medeverdachte 8] en ik, de vaginabol van dikke man. Hij gaf er een en zei dat er dan een morgen zou gaan reizen. Ik kreeg de vaginabol niet naar binnen en mijn zus ook niet. [de verdachte] vertelde ons dat zij niet ging passen omdat zij iets vanuit Engeland moest meenemen naar Nederland. Ik geloofde dat toen niet. De dikke man vertelde toen dat ze het kleiner zouden laten maken en dat we dan morgen zouden gaan reizen. In het huis zaten we met [medeverdachte 5], [de verdachte], [medeverdachte 8] en ik in de kamer van de dikke man boven. Om tien uur in de ochtend hadden we een afspraak om weer naar het huis in Kempering te gaan. Toen we er weer waren hebben we smoesjes verzonnen om niet te gaan. [de verdachte] kwam er later ook nog bij en die probeerde ons ook constant over te halen. [de verdachte] wilde dat er een met de bus en een met het vliegtuig zou gaan. [de verdachte] zou met een van ons meegaan, ze zei alleen niet met wie.
V: We tonen je een foto, herken je deze persoon die wij kennen als [medeverdachte 2]?
A: Dit is de dikke man waarover ik heb gesproken. Hij heeft het huis in nieuw Kempering.
13. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 8] (dossierpagina 269, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: De volgende dag belde [de verdachte] naar [medeverdachte 6], want mijn nummer heeft ze niet. Ik hoorde toen [medeverdachte 6] praten aan de telefoon en ik hoorde dat het ging over het naar Londen gaan. Ik werd door [medeverdachte 6] gebeld waar ik bleef, want [de verdachte] was er al. Ik bedoel bij het huis van [medeverdachte 6]. Ik zag dat [de verdachte] in deze zitten samen met een man die ik niet kende. Het is een negroïde man.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Ik ben toen naar boven gegaan om mijn tas te pakken. Toen we in de auto zaten is er wel over drugs gesproken.
V: Wat werd er dan gezegd?
A: [de verdachte] begon hier over. [de verdachte] vroeg of we serieus waren. Ik vroeg aan [de verdachte] of we de drugs moesten slikken en zij zei toen van niet maar dat we het moesten duwen in onze vagina. [de verdachte] zei dat we naar Londen moesten vliegen met een duwersbol en dat we daar dan € 500,- voor zouden krijgen.
V: Toen je daar aankwam, wat hebben jullie toen gedaan?
A: Toen we het huis binnenkwamen zijn we gelijk naar boven gegaan naar een slaapkamer. Ik zat daar met [medeverdachte 6] in een slaapkamer.
V: Hoe ging dat?
A: Er kwam een snorder in een blauwe auto. Ik was samen met [medeverdachte 6] en met [de verdachte]. In de auto kregen [medeverdachte 6] en ik geld van [de verdachte]. Dit was het geld om het ticket te kopen naar Londen.
V: Is er verder iets gezegd in de auto?
A: Ja, [de verdachte] zei dat we een voor een de tickets moesten gaan kopen, zodat het erop zou lijken dat we elkaar niet kenden. In de auto op de terugweg zei [de verdachte] nog tegen mij dat ik niet zo naar haar had moeten kijken en zo zenuwachtig had moeten doen.
V: Jullie rijden dus weer naar dat huis en wat gebeurde er toen?
A: Zijn we gelijk naar boven gegaan naar de slaapkamer. [de verdachte] ging toen naar beneden en kwam later weer naar boven. Ik zag toen dat zij een lange duwersbol in haar handen had.
A: Ik wilde dit als eerste proberen. [de verdachte] deed toen de duwersbol in een condoom en ze deed er glijmiddel op. Hierna ben ik gaan proberen om het in mijn vagina te krijgen. Dit lukte niet want het was veel te groot. [medeverdachte 6] is toen gaan proberen de duwersbol in haar vagina te duwen, maar bij haar lukte het ook niet. Hierna ging [de verdachte] naar beneden naar die negroïde man om het kleiner te laten maken. Na ongeveer 10 minuten kwam ze terug met die duwersbol.
V: Was het nu kleiner gemaakt?
A: Dat zei ze maar ik heb er niet echt naar gekeken. Ik heb toen weer geprobeerd om de bol in mijn vagina te krijgen. Maar ook dit keer lukte het niet.
A: het was dus al laat en de vlucht was al weg. We zijn toen met die negroïde man en met [medeverdachte 6] en [de verdachte] naar Schiphol gegaan. Verder met een snorder naar het huis van de negroïde man gegaan.
V: Wie zaten er toen allemaal in het huis?
A: Die negroïde man was daar. Ook een zus van [de verdachte] was daar.
A: toen [medeverdachte 6] en ik daar al ongeveer 2 uurtjes zaten kwam [de verdachte] ook weer naar het huis. [de verdachte] vroeg ook nog aan ons of we vanmiddag konden gaan.
Verbalisanten tonen een foto van [de verdachte].
A: Ja, dit is [de verdachte].
Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 2].
A: Ik weet niet wat zijn naam is, maar dit is wel die negroïde man.
V: Wie was de opdrachtgever van dit drugssmokkelincident?
A: Ik denk die negroïde man.
14. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] d.d. 22 januari 2008, te 14.00 uur (dossierpagina 237, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Als u telefonische gesprekken had met deze [MEDEVERDACHTE 2] over drugs, hoe besprak hij dit dan met u, dus in welke woorden?
A: Met food en stof bedoelde [MEDEVERDACHTE 2] drugs.
15. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] 22 januari 2008, te 15.18 uur (dossierpagina 241, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Wij tonen verdachte een foto van een andere verdachte die wij kennen als [medeverdachte 2].
A: Ja, dat is hem, dat is [MEDEVERDACHTE 2]. Dit is de persoon van wie ik en de meisjes de drugs moest smokkelen vanuit Nederland naar Engeland met het vliegtuig op 17 december 2007 en per bus op 18 december 2007.
16. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 7] d.d. 27 februari 2008, te 09.30 uur (dossierpagina 281, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Mijn familie noemt mij [medeverdachte 7].
17. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 7] d.d. 27 februari 2008, te 10.10 uur (dossierpagina 283, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Bent u nu wel of niet benaderd door [medeverdachte 5] en [de verdachte]?
A: Ja, ik ben door beide benaderd.
A: Ze hebben me in december 2007 meerdere malen gebeld met de vraag of ik meisjes kon regelen om te koerieren met verdovende middelen.
18. Het proces-verbaal van doorzoeking woning, d.d. 13 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 66-67, inbeslagnamedossier E1):
Er werd op 18 januari 2008 binnengetreden in de woning, gelegen aan de [adres]. In genoemde woning werd een tas met kleding met daarin een zakje met een hoeveelheid wit poeder aangetroffen.
19. Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 20 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 48, inbeslagnamedossier C18):
Op 19 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op de verblijfsadressen van verdachte [MEDEVERDACHTE 2], gelegen aan de [adres] en [adres].
Tijdens bovengenoemde doorzoekingen zijn goederen in beslag genomen.
Omschrijving goed Bijzonderheden
Zwarte nylon tas In deze tas zijn de verdovende middelen aangetroffen.
Cocaïne In een slaapkamer, in een zwarte nylon tas, zat een vuilniszakje met cocaïne erin.
20. Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 21 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 68-69, zaaksdossier C12):
Op maandag 21 januari 2008 werd door ons een onderzoek verricht aan de door/bij verdachte [medeverdachte 2]. aangetroffen en inbeslaggenomen -3- slikkersbollen en een -1- brok vermoedelijke cocaïne.
Wij zagen dat -3- slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek waren.
Wij hebben deze -3- slikkersbollen categorie A genoemd.
De aangetroffen brok vermoedelijke cocaïne hebben wij categorie B genoemd.
Het netto gewicht van de aangetroffen stof bedroeg totaal ongeveer 142.10 gram.
Vervolgens nam ik, opsporingsambtenaar, 2 representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol is voornoemde monsterneming ingeschreven onder nummer: 08-004488 A t/m B.
21. Het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad 08-004488 A en 08-004488 B, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
22. Het proces-verbaal van inbeslagneming van de Koninklijke Marechaussee, Team Migratie Criminaliteit, d.d. 28 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 33, zaaksdossier C10):
Op 22 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van verdachte [medeverdachte 3], gelegen aan [adres medeverdachte 3]. Tijdens bovengenoemde doorzoeking en bij de aanhouding zijn goederen in beslag genomen.
Omschrijving goed Bijzonderheden
Tas Hierin zaten de navolgende goederen
Weegschaal Digitaal van het merk Tanita
Lepel Hier zijn cocaïnesporen op gevonden
Soldeerbout Geen bijzonderheden
Mondkap 2x
Doos verpakkingsmateriaal 3x met diepvrieszak of boterhamzak
Folie 2 afgesneden rollen huishoudfolie
Plakband 11 rollen plakband van verschillende maten
Naaigarnituur 3 rollen naaigaren
Ontvangstbewijs Schipholpas op naam van [medeverdachte 3]
23. Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 45-47, zaaksdossier C10):
Locatie: [adres medeverdachte 3]
AANGETROFFEN SPOREN
Spoortype : Chemische sporen
Spooromschrijving : Drugs
Veiliggesteld : Bemonsterd
Vindplaats : Vanaf lepel
SVO : AD08004488-0l
Spoortype : Chemische sporen
Spooromschrijving : Drugs
Veiliggesteld : Bemonsterd
Vindplaats : Vanaf weegschaal
SVO : AD08004488-02
ONDERZOEK DRUGS
Op dinsdag 29 januari 2008 is door ons een sporenonderzoek ingesteld waarbij de lepel en de weegschaal zijn onderzocht op aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten zagen dat er een zeer geringe hoeveelheid wit kleurig poeder op zowel de weegschaal als de lepel aanwezig waren. Door mij, verbalisant is de lepel en de weegschaal afzonderlijk door middel van een wattenstaafje afgenomen.
Door mij, verbalisant is het wattenstaafje afkomstig van de lepel voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-Ol. Door mij, verbalisant is het wattenstaafje afkomstig van de weegschaal voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-02. Beide sporen zullen voor onderzoek worden verstuurd naar het NFI te Den Haag.
24. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad AD.08004488.01/C 03 01.01.03/lepel en AD 0800448802/C.03.01.01.02/weegschaal, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
25. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] d.d. 22 januari 2008, te 14.00 uur (dossierpagina 237, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat u ook behulpzaam bent geweest bij het drugssmokkelincident op 18 december 2007 richting Engeland, wat kan u chronologisch hierover verklaren?
A: Het was de bedoeling dat ik naar school zou gaan die dag, maar ik werd gebeld door [MEDEVERDACHTE 2] om weer te gaan met die meiden. [MEDEVERDACHTE 2] wou namelijk dat dezelfde meisjes weer de drugs zouden vervoeren richting Engeland op 18 december 2007. [medeverdachte 6] belde mij op en vroeg mij of ik al onderweg was naar het huis in de Kempering, want [medeverdachte 6] en D waren hier al aanwezig. Toen ik hier aankwam, was [MEDEVERDACHTE 2] daar ook al aanwezig.
V: Was hier ook al de drugs aanwezig?
A: Ja.
V: In welke vorm dan?
A: Dit waren kleine bolletjes ter grootte van mijn pink, die in een plastic zak zaten. [MEDEVERDACHTE 2] zei tegen mij dat hij van plan was om van deze kleine bolletjes een grotere te maken. Die zelfde bollen drugs moesten daarna weer inwendig vervoerd worden richting Engeland diezelfde dag.
V: Wat is er gebeurd na je schooltijd op 18 december 2007?
A: Ik was thuisgekomen van school en toen belde [MEDEVERDACHTE 2] mij op of ik nog andere meisjes kende die de drugs wilde vervoeren richting Engeland. Ik zei tegen hem, dat mijn zus [medeverdachte 5] misschien wel wat meisjes kende om dit te doen. Later werd ik door mijn nicht [medeverdachte 7] opgebeld om 2 meiden uit Eindhoven op te halen in de Bijlmer, die ik zelf niet kende. Ik wist dat deze meiden met mij naar Engeland zouden gaan met verdovende middelen. Toen ik de meiden ophaalde, herkende ik een van deze meiden van vroeger van mijn schooltijd als E. Van dat andere meisje weet ik de naam niet meer.
V: en toen?
A: toen zijn we naar een nieuw huis gegaan achter een moskee in Kempering.
V: Wie waren aanwezig op dit adres?
A: E, het andere meisje, ik zelf, [MEDEVERDACHTE 2], een hele grote onbekende blanke man.
V: Wat hebben jullie toen gedaan?
A: We zijn toen naar het Amstelstation gegaan met een snorder om de bustickets te kopen. [MEDEVERDACHTE 2] vertelde ons dat we dit keer met de bus richting Engeland zouden reizen met de verdovende middelen. Hij zei dat de busmaatschappij Euro Lines betrof.
V: Wie had geld gegeven voor de bustickets?
A: [MEDEVERDACHTE 2] gaf mij 150 euro. De meiden hebben hun eigen ticket gekocht van dit geld, ik heb dit namelijk zelf gezien die avond. Na het kopen van de tickets zijn we terug gegaan naar mijn huis in Amstelveen om kleding op te halen, zodat we niet zouden opvallen gedurende onze reis richting Engeland. De meiden hadden zelf namelijk geen bagage meegenomen.
V: Van wie moest je de kleding ophalen?
A: Van [MEDEVERDACHTE 2].
V: Wat moesten jullie doen in het huis?
A: Hierna zijn we teruggegaan naar het huis achter de moskee in de Bijlmer. De meiden moesten vervolgens de verdovende middelen inwendig inbrengen. Ik heb dit zelf gezien.
V: Was die snorder er ook bij betrokken?
A: Ik denk van wel, want hij moest erop toezien dat die meiden met de bus zouden vertrekken.
V: Was die snorder F genaamd?
A: Ja! Die was het.
26. Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 21.39 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 2] (lijn 30) (dossierpagina 132-133, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Die meiden zijn weggerend, man!
[medeverdachte 3]: Wat?!
[DE VERDACHTE]: Zij zijn er vandoor gegaan..
(...)
[MEDEVERDACHTE 2]: Waar zijn ze naartoe gerend?
(...)
[DE VERDACHTE]: Naar het station, naar het station..
[MEDEVERDACHTE 2]: Ze zijn het Amstel Station in gerend?
[DE VERDACHTE]: Ja!
(...)
[MEDEVERDACHTE 2]: Waar is de chauffeur? Geef me de chauffeur even..
F komt aan de telefoon.
F: Hallo.
[MEDEVERDACHTE 2]: F, heb ik verdomme niet tegen je gezegd ze in het oog te houden?
F: Daarvoor heb ik ze in het oog gehouden, ik zet de auto stil, zij doen de deur open en zij gaan gewoon het station in en de volgende keer zien we niet waar zij weer heen zijn gegaan..
(...)
[MEDEVERDACHTE 2]: Dit is een slechte grap, man..
F: Dit is geen grap, man, ze zijn weg, ze zijn weg, wij zijn net naar buiten gerend, we zien niet waar ze heen zijn gegaan..
27. Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 19 december 2007 om 22.05 uur tussen [medeverdachte 2] en NNman 44 3865 (lijn 30) (dossierpagina 140, zaaksdossier C4), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]: geen food voorhanden. (...) ik heb net bare food gedropt, maar vandaag ben ik twee ossen en dat spul kwijtgeraakt.
28. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte F (dossierpagina 292, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Ik ben op 17 december 2007 gebeld door Jamaican dit is de persoon van de foto van mijn eerdere verhoor. Ik weet sinds het eerdere verhoor dat dit [medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] vroeg mij om een ritje te maken. Ik moest naar het huis van [medeverdachte 2]. Kwamen er 3 meiden in de auto stappen. [medeverdachte 2] kwam ook naar buiten en vertelde dat ik deze meiden naar de luchtgaven Schiphol moest brengen. Ik heb de meiden afgezet op Schiphol, de meiden hebben vliegtickets gekocht en ik heb ze daarna weer teruggebracht naar het huis van [medeverdachte 2]. Op 18 december moest ik weer van [medeverdachte 2] 3 meiden wegbrengen naar het Amstel station. Ik moest van [medeverdachte 2] blijven wachten tot de meiden in de bus waren gestapt. Ik weet niet waarom dit moest.
V: Wie is de persoon die in de tapgesprekken F wordt genoemd?
A: Dat ben ik.
Ten aanzien van feit 3 voorts:
29. Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 17.33 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 12] (lijn 17) (dossierpagina 22, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: [medeverdachte 12]? [de verdachte]. Heb je morgen zin om met ding/spul te gaan?
(...)
[de verdachte]: Maar dan met het vliegtuig weet je.
[medeverdachte 12]: Ja. Ja. Eigenlijk wil ik wel gaan ja.
[de verdachte]: Weet je het zeker?
[medeverdachte 12]: Ja, eigenlijk wel ja, maar dan wil ik mijn geld wel daar beneden.
(...)
[de verdachte]: Ja, eeh, [medeverdachte 2] krijgt ze het geld daar beneden? [medeverdachte 12], als ze morgen gaat, krijgt ze het geld daar dan? (opm. tolk: de stem van [medeverdachte 2] is te horen op de achtergrond. [medeverdachte 2]: .....wie?.....ja, ja, ja)
[de verdachte]: Hij zei ja.
[medeverdachte 12]: En jij dan, wat doe jij?
[de verdachte]: Dat weet ik niet, maar ik wil wel met dat klereding gaan.
[medeverdachte 12]: Ja, maar wil jij ook gaan werken?
[de verdachte]: Ja, maar hij heeft nog alleen maar eentje nodig, begrijp je?
(...)
[medeverdachte 12]: Ja, maar wat denk jij, met dingen gaan of leeg komen, leeg gaan?
(...)
[de verdachte]: En we hebben een gratis vlucht (stv) plus we hebben meer geld over.
(...)
[medeverdachte 12]: Ja man, ik ga wel vandaag eeh ik wil wel doen morgen.
30. Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 65, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 29 oktober 2007 werden [medeverdachte 12] en [de verdachte] aangehouden op Schiphol. In de zwarte canvas rolkoffer van [de verdachte] werd in totaal een bedrag van € 3.800,- aangetroffen. Bij [medeverdachte 12] werd middels een inwendig onderzoek een duwersbol aangetroffen. Uit nader onderzoek van deze duwersbol blijkt dat deze een totaalbedrag van € 8.000,- bevatte.
31. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] d.d. 23 januari 2008 (dossierpagina 94, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Wat doet B voor [MEDEVERDACHTE 2]?
A: B doet drugszaken. Ik heb dit voor het eerst gehoord toen hij met iemand aan de telefoon sprak. Dat was eind oktober 2007, toen ik met I daar verbleef. B zei me geld inwendig te laten vervoeren. Ik weigerde want stop niets naar binnen, geen drugs of geld. Het geld dat ik moest vervoeren en wat aangetroffen werd bij mijn aanhouding op Schiphol, 29 oktober 2007, deed ik uiteindelijk in mijn eigen portemonnee.
V: Werden jullie gedwongen door iemand om geld inwendig te vervoeren?
A: Nee. Ik wist dat [medeverdachte 12] wel had geduwd. Ik weet wel dat ze meer geld bij zich had. Dit geld wat zij bij zich had was ook van B namens [MEDEVERDACHTE 2].
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Het hof heeft onder feit 1 uitvoer van cocaïne bewezen verklaard en heeft voorts onder feit 2 voorbereidingshandelingen, gericht op de uitvoer van cocaïne bewezen verklaard.
Het hof stelt voorop dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder ook uit de verklaringen van de verdachte zelf, volgt dat het bij de bewezenverklaarde feiten ging om verdovende middelen die in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte 2] van Nederland naar Engeland werden vervoerd of moesten worden vervoerd. Dit gebeurde door vrouwen die de verdovende middelen, verpakt in zogenaamde 'duwersbollen' in hun vagina verborgen. Het hof acht voorts op grond van het navolgende bewezen dat de hiervoor bedoelde verdovende middelen steeds cocaïne betroffen:
* van de bij de medeverdachte [medeverdachte 1] op 2 januari 2008 te Schiphol door de Koninklijke Marechaussee aangetroffen duwersbol is vast komen te staan dat deze cocaïne bevatte, zoals vastgesteld door het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008;
* tijdens de doorzoeking van het toenmalige verblijfadres van de medeverdachte [medeverdachte 2], zijnde de woning aan [adres], is op 19 januari 2008 een handelshoeveelheid van ruim 142 gram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen, zoals is vastgesteld door het Douane Laboratorium Amsterdam d.d. 23 januari 2008;
* tijdens de doorzoeking van het verblijfadres van de medeverdachte [medeverdachte 3], die volgens [medeverdachte 1] degene was die de duwersbollen vervaardigde, zijnde de woning aan [adres medeverdachte 3], zijn op 22 januari 2008 diverse gereedschappen en verpakkingsmaterialen aangetroffen, waarbij op enkele delen van het gereedschap (te weten een lepel en een weegschaal) sporen van een materiaal bevattende cocaïne zijn aangetroffen, zoals uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 blijkt;
* in het verhoor op 24 januari 2008, 14.10 uur, van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zij verklaard voor [medeverdachte 2] meermalen cocaïne te hebben vervoerd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Samenloop
Onder het kopje Bewezen verklaarde heeft het hof onder 2. bewezen geacht, onder meer en kort gezegd, dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008, te Schiphol en Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen contacten heeft onderhouden met afnemers en/of koeriers van verdovende middelen, koeriers heeft geronseld en/of laten ronselen voor uitvoer van verdovende middelen uit Nederland, tickets heeft gekocht en/of laten kopen en koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation heeft gebracht en/of laten brengen, zulks bij wijze van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Het hof heeft eveneens onder het kopje Bewezen verklaarde daarnaast de onder feit 1. tenlastegelegde feiten bewezen geacht, onder meer en kort gezegd, dat de verdachte op 18 december 2007 te Schiphol en Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen cocaïne opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt, dat de bewezen geachte gedragingen, die erin hebben bestaan dat koeriers zijn geronseld, tickets zijn gekocht en koeriers naar Schiphol en Amstelstation zijn gebracht de overtreding van zowel de ene strafbepaling: artikel 10a van de Opiumwet, als de andere strafbepaling (gelet op de - ruime - betekenis die in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet is gegeven aan buiten het grondgebied van Nederland brengen): artikel 2, onder A, van de Opiumwet, oplevert.
Gelet op de enigszins vergelijkbare strekking van deze strafbepalingen en de overlappende gedragingen die in de onderhavige zaak door deze bepalingen worden bestreken, zal het hof in zoverre toepassing geven aan de in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht neergelegde samenloopregeling.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en door voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en door voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen cocaïne met bestemming Groot-Brittannië vervoerd. Voorts heeft zij zich gedurende enige maanden schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen, gericht op de uitvoer van cocaïne vanuit Nederland naar Groot-Brittannië en heeft zij geld witgewassen. In het bestek van het gehouden onderzoek is de verdachte naar voren gekomen als degene die op verzoek van een mededader vrouwelijke koeriers heeft geronseld en begeleid met het oog op hun inwendig vervoer van die cocaïne naar het buitenland. Zo bezien zijn het vooral anderen dan de verdachte die door hun handelingen in fysieke zin aan die misdrijven konden worden gerelateerd. Ook heeft zij ten behoeve van eerdergenoemde mededader van misdrijf afkomstig geld van Groot-Brittannië naar Nederland vervoerd. Aangenomen moet worden dat het louter haar zucht naar financieel gewin is geweest die de verdachte tot haar gedragingen heeft gebracht en aldus het maatschappelijk belang, dat de samenleving verschoond blijft van de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt, door haar aan dat winstbejag ondergeschikt is gemaakt.
Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit, zoals daarvan ook in casu is gebleken. Handelingen die tot doel hebben die stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Daarmee beoogt het hof mede anderen ervan te weerhouden tot het plegen van misdrijven als hier aan de orde over te gaan.
Bovendien heeft de verdachte door zich schuldig te maken aan witwassen de integriteit van het financiële stelsel ondermijnd.
Uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 februari 2010 blijkt dat de verdachte niet eerder hier te lande strafrechtelijk is veroordeeld.
Namens de verdachte is ten verwere aangevoerd dat -kort gezegd- de oplegging van een straf die (hernieuwde) vrijheidsbeneming meebrengt geen recht doet aan de persoon van de verdachte. Immers, zij heeft oprecht berouw getoond en nadat zij uit haar preventieve hechtenis is ontslagen heeft zij de draad van haar leven erg goed opgepakt.
Het hof is, alles afwegend, van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf
-welke vordering door de raadsman is ondersteund- onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof heeft daarbij betekenis toegekend in het bijzonder aan achtereenvolgens de wettelijke strafbedreiging van de onder 1 en 3 bewezen geachte misdrijven, de onder 2 bewezen geachte delictperiode en aan hetgeen is gebleken omtrent de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Het hof heeft voorts gelet op de straffen die in soortgelijke zaken door het openbaar ministerie worden gevorderd en door de strafrechter worden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat op grond van het voorgaande de door de advocaat generaal gevorderde gevangenisstraf van 9 maanden in beginsel passend en geboden is. Echter, gelet op hetgeen omtrent de persoon van de verdachte is gebleken zal het hof de advocaat-generaal volgen waar het door hem gevorderde voorwaardelijk op te leggen deel van die straf betreft. Daarnaast zal het hof de verdachte veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf ten belope van 240 uren. Met de oplegging van deze combinatie van straffen beoogt het hof mede het strafdoel van vergelding te dienen. De oplegging van deze straf impliceert dat het vorenweergegeven verweer van de raadsman door het hof wordt verworpen.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 55 lid 1, 57 en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het haar onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte haar onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Instapkaart BMI;
- 1.00 STK Instapkaart EASYJET;
- 1.00 STK Vliegticket;
1.00 STK Claimtag AVIAPARTNER;
- 2.00 STK Claimtag EASYJET;
- 1.00 STK Diverse HOTELRESERVER.;
- 1.00 STK Diverse HOTELRESERVER.;
- 1.00 STK Telefoontoestel SAMSUNG;
- 1.00 STK Notitie en memo.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. R. Veldhuisen en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2010.