parketnummer: 23-006262-09
datum uitspraak: 12 mei 2010
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-410474-09 tegen
[verdachte],
(…) 1960,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting (…).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 20 november 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 28 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (geboren (…) 1996) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] gevraagd of zij bang voor hem, verdachte, was en/of met een (stanley)mes een of meer zwaaiende beweging(en) gemaakt naar, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] met dat mes in de schouder en/of in de hals en/of in de keel en/of in de luchtpijp en/of in het lichaam gesneden en/of gestoken en/of geprikt en/of met dat mes een of meer hals(slag)ader(s) van die [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] (geboren (…) 1971) van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: "als ik jullie niet krijg, dan krijgt niemand jullie" en/of "je gaat dood" en/of "we are gonna die together", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of een of (meer)ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt en/of in het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gebeten en/of die [slachtoffer 2] tegen een of meer mu(u)r(en) en/of kast(en) heeft gegooid en/of aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer 2] bij de hals/keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of met een mes een of meer stekende en/of prikkende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] met dat mes een of (meer)ma(a)l(en) in de borst en/of in een/de arm(en) en/of in een/de hand(en) en/of in een/de be(e)n(en) en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden;
hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren (…) 1971) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of (meer)ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt en/of in het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gebeten en/of die [slachtoffer 2] tegen een of meer mu(u)r(en) en/of kast(en) heeft gegooid en/of aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer 2] bij de hals/keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of met een mes een of meer stekende en/of prikkende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] met dat mes een of (meer)ma(a)l(en) in de borst en/of in een/de arm(en) en/of in een/de hand(en) en/of in een/de be(e)n(en) en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking van bewijsverweren en overwegingen omtrent het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat van voorbedachte rade noch opzet sprake was. Het overlijden van [slachtoffer 1](verder: [slachtoffer 1]) zou voortgekomen zijn uit een noodlottige samenloop van omstandigheden. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd: [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) en de verdachte hadden een woordenwisseling, waarbij [slachtoffer 1] zich rechts achter de verdachte bevond en haar moeder wilde spreken. De verdachte zei tegen [slachtoffer 1]: “Wacht even schatje” en maakte gelijktijdig met een stanleymes in zijn hand een zwaai naar achteren, waarbij hij met het mes per ongeluk de keel van [slachtoffer 1] raakte. De raadsman concludeert dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat de verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken, zich daarbij aansluitend bij de vaststellingen van de rechtbank op dit punt. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat de verdachte zich tegen [slachtoffer 2] heeft moeten verdedigen omdat [slachtoffer 2] de verdachte met een keukenmes aanviel, nadat de verdachte [slachtoffer 1] met het stanleymes had geraakt. Het hof maakt hieruit op dat de raadsman terzake heeft bedoeld een beroep te doen op noodweer.
• De door het hof vastgestelde feiten
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat zich het volgende heeft afgespeeld.
Op 30 april 2009 heeft [slachtoffer 2] de relatie met de verdachte verbroken. De verdachte heeft deze relatiebreuk niet geaccepteerd.
Op 28 mei 2009 in de ochtend sprak [slachtoffer 2] om 9.45 uur de voicemail van de verdachte in. Zij deelde de verdachte mee dat hij voor zes uur die avond zijn spullen uit haar huis moest hebben gehaald en zijn sleutels in de brievenbus moest deponeren. De verdachte luisterde kort na ontvangst van het bericht van [slachtoffer 2] vijfmaal die voicemail uit. Hierna, om 10:36 uur, heeft de verdachte telefonisch contact gezocht met zijn neef [getuige 1]. De verdachte zei [getuige 1] een sms te zullen sturen omtrent een zojuist ontvangen bericht. Om 10:37 uur luisterde de verdachte weer zijn voicemail uit. Om 10.47 uur belde de verdachte [getuige 1] opnieuw en vertelde hem dat [slachtoffer 2] hem had gezegd dat hij zijn spullen uit het huis moest halen en dat hij hiervoor een deadline had gekregen. [getuige 1] heeft over dit gesprek verder verklaard dat de verdachte hem mededeelde: “dat … hij alles kapot zou maken in het huis. Hij zei dat … hij dan het behang van de muur zou trekken, dat hij de gordijnen kapot zou maken. Dat hij alles kapot zou maken in de woning als [slachtoffer 2] (het hof begrijpt steeds: [slachtoffer 2]) met die deadline zou doorgaan. Ik zei tegen [verdachte] (het hof begrijpt steeds: de verdachte) dat als hij dingen kapot gaat maken in huis dat hij niet [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moest aanraken. Op dat moment hoorde ik dat [verdachte] begon te huilen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij hen niet zou aanraken omdat zijn moeder anders dood zou gaan van verdriet.” Even later in het gesprek hoorde hij de verdachte huilen, ineens lachen en dan weer hysterisch, oncontroleerbaar huilen. Later die dag, om 15:38 uur, kocht de verdachte in Amsterdam Zuidoost een stanleymes en vlak daarna, om 15:40 uur, een fles whisky. De verdachte en [getuige 1] hadden om 18:15 weer telefonisch contact. [getuige 1] hoorde de verdachte zeggen dat hij er al was (het hof begrijpt: in het huis van [slachtoffer 2]) en dat hij op hen (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]) aan het wachten was. [getuige 1] hoorde het geluid van verdachte’s voetstappen op een trap. De verdachte belde om 19:00 uur naar [slachtoffer 2], maar kreeg haar voicemail. Om 19:04 uur, om 19:14 uur en om 19:38 uur luisterde de verdachte weer de voicemailbox uit. Om 20:24 uur en 20:26 uur belde de verdachte naar het toestel van [slachtoffer 2]. [getuige 2], de moeder van [slachtoffer 2], heeft over dit gesprek verklaard dat [slachtoffer 2] geen zin had om de verdachte te spreken en dat [slachtoffer 2] de telefoon daarom aan haar had gegeven. De verdachte informeerde in dit gesprek waar [slachtoffer 2] was. [getuige 2] heeft tevens verklaard dat zij hoorde dat de verdachte dronken was.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwamen omstreeks 22:45 uur thuis. De verdachte zat op dat moment in het donker op de bank in de woonkamer, dronk bier en rookte een joint. Later is vastgesteld dat het alcoholpromillage in het bloed van de verdachte tijdens het voorval tussen 3,4 en 3,6 promille moet zijn geweest. Nadat [slachtoffer 1] een tosti had klaargemaakt, namen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegenover elkaar plaats aan de eettafel. Om 22:57 stuurde [slachtoffer 1] een sms aan haar oma, waarin zij mededeelde dat de verdachte zat te huilen. Op enig moment voordat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan tafel hadden plaatsgenomen heeft de verdachte het stanleymes losgemaakt uit de verpakking, dit stanleymes geopend en daaruit twee losse mesjes (ook wel genoemd lemmets of breekmesjes) gehaald. De verdachte kwam vervolgens tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in aan tafel zitten, met in zijn linker hand een of twee losse mesjes en in zijn rechter hand (de houder van) het stanleymes. De verdachte vroeg vervolgens aan [slachtoffer 1] of zij bang voor hem was. [slachtoffer 1] gaf een ontkennend antwoord en stond op om haar bord naar de keuken te brengen waarna de verdachte met een van de losse mesjes in zijn hand naar [slachtoffer 1] uithaalde. Direct daarna spoot het bloed uit [slachtoffer 1]’s keel en viel zij op de vloer, tussen de achterzijde van de tweezitsbank en het muurtje tussen de woonkamer en eetkamer, waartegen deze bank geplaatst was. [slachtoffer 2] zag dit gebeuren en wilde wegvluchten en hulp halen, maar werd door de verdachte bij haar haren gegrepen. De verdachte werkte [slachtoffer 2] tegen de grond en stompte haar tegen het gezicht en de armen. De verdachte riep daarbij: ‘Wat heb je me aangedaan, als ik jullie niet krijg, krijgt niemand jullie.’ De verdachte bleef [slachtoffer 2] slaan met zijn vuisten en kneep ook haar keel dicht. [slachtoffer 2] gilde om hulp en verweerde zich. Op enig moment liet de verdachte [slachtoffer 2] los en ging hij naar de keuken. [slachtoffer 2] vluchtte naar de hal en probeerde de deur van het slot te krijgen. Daarna kwam de verdachte met een keukenmes op [slachtoffer 2] af en begon op haar in te steken. Hij schreeuwde: ‘Ik maak je dood.’ [slachtoffer 2] werd geraakt in de linker en rechter borst, onder de rechter oksel en in het dijbeen. Voorts weerde [slachtoffer 2] steken van de verdachte af, waardoor zij wonden opliep op haar linker pols, hand en middelvinger. Om 23.02 uur meldde een buurvrouw van [slachtoffer 2] aan de politie dat bij haar buren sprake was van huiselijk geweld daarbij aangevend dat volgens haar de buurvrouw helemaal de pest werd geslagen door haar kerel. De politie was om 23.08 uur ter plaatse en riep dat de deur moest worden opengemaakt. [slachtoffer 2] riep tegen hen: ‘Trap de deur in, trap de deur in. Hij probeert me te vermoorden. Hij heeft mijn kind vermoord.’ Weer riep de politie dat de deur moest worden opengemaakt. Toen liet de verdachte [slachtoffer 2] los waarna [slachtoffer 2] de deur kon openen. De politie trof [slachtoffer 2] en de verdachte aan met bloeddoordrenkte kleren. De verdachte had een groot vleesmes in zijn handen. Hij maakte een apatische indruk en reageerde niet op bevelen dit te laten vallen. De politie trof in de woonkamer van de woning het lichaam van [slachtoffer 1] aan in een grote plas bloed. Ze had onder meer een gapende wond in haar hals aan de linkerzijde. Zij overleed omstreeks 23.15 uur. De verbalisanten troffen op de vloer van de woonkamer tevens een stanleymeshouder aan. Later werd op de salontafel in de woonkamer een bebloed los lemmet van een stanleymes (breekmesje) gevonden. Met dit mesje is [slachtoffer 1] om het leven gebracht. Ook elders in de woning werd een los lemmet van een stanleymes aangetroffen. Hierop zat geen bloed.
Uit het rapport dat over de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] is opgemaakt blijkt dat haar overlijden zonder meer verklaard kan worden uit de gevolgen van het snijletsel aan haar hals.
• De verklaringen van de verdachte
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar.
De op diverse tijdstippen door haar afgelegde verklaringen zijn telkens op alle relevante onderdelen in de kern consistent en gelijkluidend. Bovendien vinden haar verklaringen steun in andere bewijsmiddelen, zoals de waarnemingen van de verbalisanten, de resultaten van het technisch onderzoek en de verklaringen van een aantal getuigen.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld in paragraaf 4.7 van het vonnis, ziet het hof geen enkele aanleiding deze verklaringen anders te waarderen vanaf het moment dat [slachtoffer 2] verklaart over het door de verdachte gebruikte geweld tegenover haar. Ook hier vinden haar verklaringen steun in andere bewijsmiddelen, zoals de constateringen van het toegebrachte letsel, de verklaringen van een aantal buren, en de waarnemingen van de verbalisanten. Het hof heeft geen enkele twijfel dat de lezing van [slachtoffer 2] ook op dit punt de juiste is.
Bij de vaststelling van de feiten is het hof dan ook grotendeels afgeweken van de verklaringen zoals die door de verdachte zijn afgelegd, die andere lezingen geeft van wat zich de bewuste avond heeft voorgedaan.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig.
Ten eerste heeft de verdachte wisselend verklaard en meermalen zijn eerdere verklaring(en) op essentiële onderdelen aangepast.
Zo heeft de verdachte in zijn politieverklaringen van 31 mei, 11 juni en 6 oktober 2009 volgehouden het stanleymes te hebben gekocht toen hij dat toevallig zag op het moment dat hij tie-wraps kocht, dit terwijl dat in tegenspraak is met wat de verkoper in de betreffende winkel, getuige [getuige 3], bij de politie heeft verklaard (proces-verbaal p. 174 en 261) en met de gegevens van de betreffende onder de verdachte inbeslaggenomen kassabon. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij op 27 mei 2009 weliswaar de tie-wraps en het stanleymes heeft gekocht, maar met dien verstande dat hij het mes toen heeft besteld en de volgende dag op 28 mei 2009 heeft opgehaald.
Over de reden een stanleymes gebruiksklaar voorhanden te hebben de bewuste avond heeft de verdachte in zijn eerste politieverklaring (op 29 mei 2009) gezegd dat hij niet wist waarom dat was, en dat hij het gewoon in zijn hand had, om de post open te maken, terwijl hij in zijn politieverklaring van 31 mei 2009 heeft gezegd dat dit was om (met een tie-wrap) draden van de televisie te fatsoeneren.
Ook heeft de verdachte in zijn verklaringen bij de politie afgelegd (op 29, 31 mei en 11 juni 2009) niet verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de eettafel zouden hebben gezeten. Pas bij de reconstructie op 6 juli 2009 heeft hij verklaard hij dat dit wel zo was.
Over het toebrengen van de fatale verwonding aan [slachtoffer 1] heeft de verdachte bij de politie in eerste instantie verklaard hij niet meer wist wat er was gebeurd (proces-verbaal p. 00021, verhoor van 29 mei 2009, 01.50 uur), vervolgens dat [slachtoffer 1] tegen het mes is aangelopen (proces-verbaal p. 100014, verhoor van 29 mei 2009, 02.23 uur en proces-verbaal p. 100081, verhoor van 31 mei 2009), terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat [slachtoffer 1] rechts achter hem stond en dat hij haar per ongeluk raakte terwijl hij met zijn arm een rustige zwaai naar achteren maakte.
Ook is het verhaal van de verdachte ongeloofwaardig en niet in overeenstemming met technische bevindingen uit het onderzoek.
De verdachte heeft verklaard dat hij aan de kopse kant tussen de twee banken stond en dat [slachtoffer 1] van rechts achter hem, langs de voorkant van de driezitsbank die rechts achter hem stond, naderde. Dit is echter strijdig met de plaats waar [slachtoffer 1] is gevallen, namelijk achter de tweezitsbank (die, de verklaring van de verdachte volgend, links van hem stond), zoals onder meer volgt uit het bloedsporenbeeld op de muur achter en boven die tweezitsbank en strijdig met het ontbreken van bloedsporen op de boven- en voorzijde van de driezitsbank en de bovenzijde van de salontafel.
Voorts heeft de verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij niet heeft gemerkt dat hij [slachtoffer 1] met het mes heeft geraakt en dat hij toen ook geen bloed heeft gezien. Gezien de verwondingen die bij [slachtoffer 1] zijn vastgesteld, de beschrijvingen van de verbalisanten van hetgeen zij aantroffen (zoals ook is vastgelegd op de zich in het dossier bevindende foto’s), dat als een bloedbad kan worden aangemerkt, en gelet op de bloedsporen op de muur, acht het hof dit volstrekt ongeloofwaardig.
Voorts zijn behalve het stanleymes, met in het magazijn één lemmet, twee losse lemmets in de woning gevonden waarvan het blijkens technisch onderzoek veel waarschijnlijker is dat deze uit genoemd stanleymes zijn gekomen dan dat dat niet het geval is geweest. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat zich op het losse mesje dat op de salontafel is aangetroffen bloed bevond waarvan het DNA-profiel matchte met het DNA-profiel van [slachtoffer 1]. De verdachte heeft echter steeds ontkend dat hij mesjes uit het nieuwe stanleymes heeft genomen.
Uit de bovenstaande beschrijving van de gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte door het voicemailbericht dat hij op de ochtend van 28 mei 2009 van [slachtoffer 2] ontving volkomen uit zijn evenwicht werd gebracht. Meerdere bewijsmiddelen wijzen erop dat hij in de uren die daarop volgden het plan opvatte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met een stanleymes van het leven te beroven. Ten eerste blijkt uit zijn uitlatingen tegenover zijn neef [getuige 1] dat hij van plan was over te gaan tot het plegen van gewelddadige handelingen, te weten het kapot maken van alles in de woning van de slachtoffers. De mogelijkheid dat de verdachte geweld zou gebruiken tegenover [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is in dat gesprek ter sprake gekomen, doch door de verdachte ontkend. [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer 2] rond half mei 2009 de woorden toevoegde: “Je komt niet makkelijk van mij af, je moet mij vermoorden, vergiftigen of de politie erbij halen. Ook hieruit valt af te leiden dat de verdachte zich niet zonder slag of stoot wilde neerleggen bij het einde van de relatie.
De neiging om geweld toe te passen moet zich daarna hebben versterkt. De verdachte heeft vervolgens immers een stanleymes aangeschaft en is daarmee naar het huis van de slachtoffers toegegaan. Hij heeft aldaar in het donker op hen zitten wachten vanaf een tijdstip waartegen hem door [slachtoffer 2] was aangezegd de woning met zijn spullen te verlaten. Op enig moment voordat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan tafel hadden plaatsgenomen heeft de verdachte het stanleymes losgemaakt uit de verpakking, dit stanleymes geopend en daaruit twee losse mesjes gehaald.
Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte op dat moment tenminste de mogelijkheid onder ogen heeft gezien dat hij gebruik van dat mes zou maken in de richting van de slachtoffers en dat bezinning op het gebruik en de gevolgen ervan heeft plaatsgevonden.
De verdachte heeft daarop zowel een of twee losse mesjes in zijn hand genomen alsmede de houder en heeft daarmee plaatsgenomen aan de tafel waar de slachtoffers zaten, dit alles terwijl de verdachte blijkens het alcoholgehalte in zijn bloed voordien extreem veel had gedronken, waardoor hij verder ontremd moet zijn geraakt.
Vervolgens heeft hij kennelijk voorgewend dat hij deze mesjes in zijn handen had om zijn nagels schoon te maken en gevraagd aan [slachtoffer 1] of zij bang voor hem was.
Hij heeft haar vervolgens, toen zij was opgestaan, met een van de losse mesjes de fatale verwonding toegebracht. Het hof gaat ervan uit dat dit is gebeurd ter uitvoering van zijn voorgenomen plan, nu geen enkele andere aanleiding daarvoor is gevonden.
Vervolgens is de vechtpartij tussen hem en [slachtoffer 2] ontstaan, tijdens welke de verdachte heeft geroepen dat als hij haar en [slachtoffer 1] niet kon krijgen, niemand hen kon krijgen. Hij heeft tegenover haar ernstig geweld gebruikt en is op enig moment naar de keuken gelopen om een mes te pakken, waarmee hij haar diverse keren heeft gestoken.
Het hof concludeert hieruit dat de daden van de verdachte niet het gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging van hem maar van een tevoren genomen besluit en dat de verdachte in de tijd tussen het nemen van het besluit en de uitvoering ervan heeft nagedacht over, en zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Hij heeft daarom telkens gehandeld met voorbedachten rade.
Gelet op het voorgaande is evenzeer duidelijk dat de verdachte willens en wetens heeft gehandeld. Het verweer dat de verdachte geen opzet had wordt verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 mei 2009 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (geboren (…) 1996) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] gevraagd of zij bang voor hem, verdachte, was en met een (stanley)mes een zwaaiende beweging gemaakt naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] met dat mes in de schouder en in de hals en in de keel en in de luchtpijp gesneden en met dat mes een halsslagader van die [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij op 28 mei 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] (geboren (…) 1971) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: "als ik jullie niet krijg, dan krijgt niemand jullie" en "je gaat dood" en "we are gonna die together" en meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en in het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gebeten en
die [slachtoffer 2] tegen muren en kasten heeft gegooid en aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en die [slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en die [slachtoffer 2] met een mes in de borst en het been en elders in het lichaam heeft gestoken.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het beroep op noodweer wordt afgewezen omdat - gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld - geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde -
- ten aanzien van het onder 2 primair bewezen verklaarde -
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de twaalfjarige [slachtoffer 1] voor de ogen van haar moeder vermoord door met een mes haar keel door te snijden, waardoor zij door bloedverlies is komen te overlijden. Direct hierna heeft de verdachte geprobeerd ook de moeder van het leven te beroven. Dat het niet zover is gekomen is naar het oordeel van het hof te danken aan het feit dat zij zich hevig heeft verzet en aan het snelle ter plaatse komen van de politie na een melding van een buurvrouw. De moeder heeft in de ruimte waar haar kind lag te sterven moeten vechten voor haar leven. Daardoor heeft de verdachte het haar tevens onmogelijk gemaakt om haar kind in de laatste minuten van haar leven bij te staan.
De verdachte heeft door zijn handelen aan de moeder een onbeschrijflijk groot leed toegebracht. Zij zal het gemis van [slachtoffer 1] haar leven lang voelen. De traumatische ervaringen rondom [slachtoffer 1]’s levensberoving zullen naar de ervaring leert tot in lengte van jaren een zware last blijven om te dragen.
Ook voor de andere directe familieleden, zoals de vader, opa, oma en tante is de moord op, en het moeten missen van [slachtoffer 1], die hun bijzonder dierbaar was, een zeer groot leed.
De verdachte heeft ook hun levens zwaar beschadigd.
Het verdriet strekt zich ook uit tot de vrienden en klasgenoten van [slachtoffer 1], die op jonge leeftijd in hun directe omgeving de gevolgen van een dergelijk ernstig misdrijf moesten meemaken, met de daarbij behorende schadelijke psychische gevolgen.
Ook in de wijdere omgeving van buurt en stad heeft de moord een schok van ontzetting teweeg gebracht.
Bij het gedragskundig onderzoek omtrent de verdachte van 29 oktober 2009 van H.A. Gerritsen, forensisch psychiater en A.E. Haan, gezondheidspsycholoog, zijn geen aanwijzingen gevonden dat de verdachte ten tijde van de delicten leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Wel is er sprake is geweest van misbruik en mogelijk afhankelijkheid van alcohol.
De onderzoekers concluderen dat niet kan worden gesproken van een duidelijk verhoogd recidive-risico.
Het hof sluit zich bij die conclusies aan en maakt die tot de zijne.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2010 is de verdachte in 1993 veroordeeld voor valsheid in geschrift, maar niet eerder voor enig geweldsdelict.
Het hof heeft voorts gelet op de hoogte van straffen die in andere zaken voor moord en poging tot moord zijn opgelegd.
Deze afweging leidt het hof tot het oordeel dat een zeer langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is, doch van kortere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Het strafdoel in het onderhavige geval is vooral daarin gelegen dat de samenleving, waaronder [slachtoffer 2] en andere nabestaanden van [slachtoffer 1], vergelding vraagt voor misdrijven als de onderhavige, ook ter afschrikking van anderen. Het hof is van oordeel dat dit strafdoel in deze zaak zijn begrenzing vindt in 20 jaar gevangenisstraf, ook al is dat dezelfde straf die de rechtbank voor alleen de moord op [slachtoffer 1] heeft opgelegd.
De hierna onder nummer 1, 4, 5, en 19 genoemde in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan of voorbereid, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De hierna onder nummer 14 en 16 genoemde in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht zijn aangetroffen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing van soortgelijke feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 25.497,= zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
- zaakschade € 50,=
- smartengeld (feit 2) € 11.500,=
- shockschade (feit 1) € 5.000,=
- inkomstenderving € 1.500,=
- lijkbezorging € 7.447,=
Namens de benadeelde partij heeft haar advocaat mr. J.S.W. Boorsma ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de voor lijkbezorging opgevoerde post moet worden verminderd tot € 2.811,= nu van het Schadefonds Geweldsmisdrijven een vergoeding is ontvangen voor de grafsteen.
De verdachte heeft deze vordering betwist, omdat hij zich aan het ten laste gelegde niet schuldig acht.
Met betrekking tot de gevorderde shockschade overweegt het hof dat het zeer aannemelijk is dat [slachtoffer 2] door de moord op haar dochter ernstig geschokt is en psychische schade heeft opgelopen, maar dat het hof hiervoor gezien de huidige stand van het recht geen vergoeding kan toekennen omdat op grond van de terzake overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld dat bij de benadeelde partij tengevolge van het onder 1. bewezenverklaarde sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot € 11.861,= (elfduizend achthonderdeenenzestig euro)
worden toegewezen, zijnde de posten:
- zaakschade € 50,=
- smartengeld (feit 2) € 7.500,=
- inkomstenderving € 1.500,=
- lijkbezorging € 2.811,=
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij […]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De verdachte heeft deze vordering betwist, nu hij zich aan het ten laste gelegde niet schuldig acht.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 1.00 STK Mes, 3619254, overgenomen van de uniformcollega's t.p.;
- 4 1.00 STK Stanleymes, 3613531, aangetroffen op vloer in woonkmr;
- 5 1.00 STK Stanleymes, 3613533, aangetroffen op salontafel in woonkmr;
- 14 1.00 STK Hobbymes Kl:grijs, 3614795, lemmet hobbymes;
- 16 1.00 STK Hobbymes Kl:geel, 3614596, hobbymes vastgeplakt met plakband;
- 19 1.00 STK Hobbymes, 3614606, betreft enkel winkelverpakking;
Gelast de teruggave aan verdachte de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 9 7.00 STK Niet te definiëren goederen, 3619315, incl gedeelte verpakking 300mm per stuk;
- 11 1.00 STK Strippenkaart, 3614892, euro 1.60 dd. 22 mei 2009;
- 15 1.00 STK Tas Kl:zwart, JACK rugtas, 3614593;
- 17 43.00 STK Niet te definiëren goederen Kl:wit, 3614599, 28 cm lang;
- 18 1.00 STK Bon, 91.658, 3614603, artikel genaamd aswo gekocht 15.38 uur;
- 20 1.00 STK Alcohol Kl: zwart, JACK DANIELS whiskey, 361460
- 21 1.00 STK Bon, 1.566173, 3614802, kassabon van 28.05.09 te 15.40 uur.
Gelast de teruggave aan […] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 22 1.00 STK Videoband, PANASONIC vhs, 3615161; camerabeelden van de ingang gall&gall.
Gelast de teruggave aan [ …] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-25 2.00 STK Videoband, JVC vhs, 3614410, 240 minuten, opschrift "donderdag 1".
Gelast de bewaring van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
- 2 1.00 STK Theedoek, 3613529, aangetroffen in hal woning bloed aanw.;
- 3 1.00 STK Shirt, 3613530, aangetroffen op de vloer in de hal;
- 6 1.00 STK Shirt Kl:wit, 3611642, zit onder het bloed;
- 7 1.00 STK Bon, 3614286, handyman, bijlmerplein kabelbinder;
- 8 1.00 STK Bon, 3614290, bon met div. bedragen met premionan;
- 10 1.00 STK Bon, 3614890, handyman bijlmerplein, kabelbinder 300mm;
- 12 1.00 STK Papier, 3614894, bon premionan met daarop div getallen;
- 13 1.00 STK Stanleymes, WIBRA afbreekmes, 3640865, in gestolen verpakking;
- 23 1.00 STK Bon, 3614401, mes handyman twv 12.95 euro 28.05.0915:38;
- 24 1.00 STK Bon, 3614403; handyman tiewraps twv 5.95 27.05.09 10:34.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende (…), een bedrag van € 11.861,= (elfduizend achthonderdeenenzestig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot
€ 11.861,= (elfduizend achthonderdeenenzestig euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 94 (vierennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij […]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 1 bewezenverklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan […], een bedrag van € 1.901,87 (duizend negenhonderdéén euro en zevenentachtig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot
€ 1.901,87 (duizend negenhonderdéén euro en zevenentachtig cent), zulks ten behoeve van […].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 29 (negenentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. E. Mijnsberge en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 mei 2010.