2.2 Het gaat, mede gelet op hetgeen overigens uit de gedingstukken blijkt en niet of onvoldoende is weersproken, in deze zaak om het volgende.
(a) [C] was in gemeenschap van goederen gehuwd met [E] (hierna: [E])
(b) Op 10 september 1991 hebben [C] en [E] gezamenlijk een overeenkomst betreffende een doorlopend krediet met Direktbank gesloten, waarbij hen een krediet van maximaal Hfl 50.000,= is verstrekt.
(c) Op 4 februari 1993 heeft Direktbank [C] en [E] gedagvaard in verband met een achterstand in het voldoen van de maandelijkse termijnen.
(d) Bij verstekvonnis van 23 maart 1993 zijn [C] en [E] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Direktbank van Hfl 51.359,75 (€ 23.306,04), met contractuele rente van 1,099% per maand vanaf 1 oktober 1992.
(e) Op 12 april 1995 is [E] failliet verklaard. Op 20 september 2000 is vervolgens de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen op [E] van toepassing verklaard. Die schuldsanering is op 15 januari 2003 geëindigd onder toekenning van de zogenoemde “schone lei”.
(f) Op 14 januari 2004 is bij beschikking de echtscheiding tussen [C] en [E] uitgesproken.
(g) Een brief gedateerd 4 augustus 2004 van [C] aan Direktbank houdt in:
“Bijgaand stuur ik u een Kopie van de BKR registratie op mijn geboortenaam (…) waarbij het krediet en de einddatum nog open staan.
Zoals u in de dossiers kunt controleren is in 1995 door de rechtbank te Utrecht het faillissement uitgesproken. In 2000 heeft eveneens de rechtbank te Utrecht het faillissement opgeheven en gelijktijdig een schuldsanering uitgesproken.
Op 28.02.2003 is de schuldsaneringsregeling geëindigd met een verklaring van “schone lei” en door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. (…)
Gelieve de BKR registratie aan de actualiteit aan te passen en mij per omgaande hierover te informeren.”
(h) Bij brief van 13 augustus 2004 heeft Direktbank daarop als volgt gereageerd:
“Naar aanleiding van uw bovengenoemde schrijven, verzoeken wij u vriendelijk ons een kopie van de beschikking te doen toekomen, waarin is vermeld dat aan u een “schone lei” is verleend.
In ons dossier is namelijk niks terug te vinden dat u bent/was toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. (…)”
(i) Daarop heeft [C] Direktbank bij brief van 18 augustus 2004 doen weten:
“(…) dat niet ik, mevrouw [C], maar mijn ex-echtgenoot, de heer [E], degene is die failliet is verklaard.(…)
Echter gezien het feit dat de heer [E] alle uit het huwelijk ontstane schulden heeft aanvaard verzoek ik u mijn naam bij de lening af te voeren alsmede dit door te geven aan het Bureau Krediet Registratie.
Bijgaand treft u een kopie van het echtscheidingsconvenant. Uit artikel 4 lid 1 blijkt dat de heer [E] deze schulden heeft aangenomen.
Graag ontvang ik uw bevestiging dat ik ben afgevoerd bij deze lening en ben afgemeld bij het BKR.”
(j) Direktbank antwoordde daarop bij brief van 25 augustus 2004:
“(…) informeren wij u dat onderlinge afspraken zoals overeengekomen in uw echtscheidingsconvenant niet bindend naar ons toe zijn. Conform de algemene voorwaarden bent u hoofdelijke aansprakelijk voor deze lening.
Gezien vorenstaande zullen wij uw registratie bij het Bureau Kredietregistratie dan ook niet verwijderen. (…)”
(k) Daarop heeft [E] bij brief van 31 augustus 2004 aan Direktbank geschreven:
“Uit uw schrijven blijkt dat u niet geheel op de hoogte bent over het verloop van het faillissement en de schuldensanering.
In 1995 is door de rechtbank te Utrecht mijn faillissement uitgesproken, de Direktbank is hierover door de curator geïnformeerd. Het openstaande saldo van de lening is destijds door de curator opgenomen in de lijst van crediteuren. Tijdens het faillissement heeft de curator in overleg met de rechtbank een plan opgesteld (…). In september 2000 is het faillissement opgeheven en voortgezet als schuldensanering. Opnieuw heeft de rechtbank bij de berekening van de boedelbijdrage en het vrij beschikbare inkomen opnieuw expliciet rekening gehouden met de inkomens van beide huwelijkspartners.
Op basis van het gespaarde geld is op 28.02.2003 de schuldsaneringsregeling geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst (…).
Gelieve de BKR registratie van Mw. [C] te actualiseren en af te melden.”
(l) Voor zover het hof bekend is op laatstgenoemde brief geen reactie van Direktbank gevolgd vóór 27 november 2006. Bij brief van die datum sommeerde een deurwaarder [C] binnen vijf dagen aan het vonnis van 23 maart 1993 te voldoen door overmaking van € 66.107,57, waarvan € 23.759,82 aan hoofdsom en € 43.028,76 aan rente.
(m) Op 29 december 2008 heeft Direktbank op grond van het verstekvonnis ten laste van [C] executoriaal loonbeslag onder haar werkgever gelegd