ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9459
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.G. Kleene-Eijk
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- R.G. Kemmers
- Rechtspraak.nl
Aanspraak op vergoeding voor inspanningen tijdens huwelijk onder Marokkaans recht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2010, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de aanspraak van de vrouw op een vergoeding voor haar inspanningen tijdens het huwelijk, die hebben bijgedragen aan de vermogensvermeerdering van de man. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Kaouass, stelt dat haar werkzaamheden in de huishouding en haar bijdrage aan de opvoeding van de kinderen hebben geleid tot de mogelijkheid voor de man om een vermogen op te bouwen. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Bouddount, betwist deze aanspraak en stelt dat de vrouw geen recht heeft op een vergoeding, omdat haar inspanningen tot haar takenpakket behoren.
Het hof heeft in deze zaak de vraag onderzocht of de werkzaamheden van de vrouw onder artikel 49 van de Mudawwana vallen, dat betrekking heeft op de verdeling van vermogensbestanddelen die tijdens het huwelijk zijn verworven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen jurisprudentie bestaat over de interpretatie van de werkzaamheden van beide echtgenoten en dat de vrouw recht heeft op een vergoeding op basis van haar bijdrage aan de vermogensaanwas van de man. Het hof heeft het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) als voldoende onderbouwd beschouwd en heeft het verzoek van de man om een deskundige te benoemen afgewezen.
Bij de beoordeling van de aanspraak heeft het hof gekeken naar de verkoopopbrengst van de woning in Marokko en de aflossingen van de schulden van de man. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een vergoeding van 40% van het door de man opgebouwde vermogen, wat resulteert in een bedrag van € 22.964,-. De beschikking van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de eerdere beschikkingen vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen waren.