ECLI:NL:GHAMS:2010:BL6939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005356-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugshandel en betrokkenheid bij cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van meerdere feiten met betrekking tot de Opiumwet, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorbereiden van de verkoop en aflevering daarvan. De tenlastelegging omvatte handelingen die plaatsvonden in de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken zou zijn geweest bij de handel in cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, met name door het aantreffen van een grote hoeveelheid cocaïne in een loods en het gebruik van een sealapparaat in zijn woning. De verdachte werd echter vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij deze specifieke handelingen had verricht. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, waarbij het hof ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen heeft bevolen. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de maatschappelijke impact daarvan, en het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

parketnummer: 23-005356-08
datum uitspraak: 22 februari 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 3 oktober 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-840122-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
thans verblijvende in [detentieadres]
De omvang van het hoger beroep
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte op 20 januari 2010 door de advocaat-generaal op de voet van artikel 453, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) alsnog ingetrokken. Weliswaar is deze intrekking tardief, immers geschied nadat het hof een aanvang heeft gemaakt met de behandeling van het beroep, doch nu ten gronde door het hof geen onderzoek is gedaan en op ondubbelzinnige wijze kenbaar is gemaakt dat het openbaar ministerie wenst te berusten in de beslissingen in het vonnis waarvan beroep, zal het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
De door de officier van justitie aan de verdachte verweten gedragingen zijn onder 1. omschreven in een tenlastelegging waarin (meer) subsidiaire onderdelen zijn opgenomen.
Het primaire onderdeel van die tenlastelegging verstaat het hof aldus, dat daarin drie (impliciet) cumulatief gevoegde verwijten zijn vervat, achtereenvolgens en samengevat:
a. opzettelijke handelingen als bedoeld in artikel 2, onder B, van de Opiumwet, verricht te Amsterdam op of omstreeks 12/13 november 2007 (zaakdossier B01),
b. dezelfde handelingen, eveneens verricht te Amsterdam, op of omstreeks 10/11 december 2007 (zaakdossier B02), en
c. dezelfde handelingen, eveneens verricht te Amsterdam, in of omstreeks de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007.
De rechtbank heeft de verdachte in het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken van het hiervoor onder a. weergegeven onderdeel en is ten aanzien van de onderdelen onder b. en c. tot enige bewezenverklaring gekomen.
Het door het hof te verrichten onderzoek is, wat het primaire onderdeel onder 1 van de tenlastelegging betreft, derhalve uitsluitend gericht op de aan de verdachte verweten gedragingen als hiervoor weergegeven onder b en c.
De redactie van de gehele tenlastelegging (van het feit onder 1) in aanmerking genomen en gelet op de daarop door de officier van justitie bij gelegenheid van het requisitoir gegeven schriftelijke toelichting begrijpt het hof het primaire gedeelte van de tenlastelegging onder 1. aldus, dat de verdenking onder c. slechts ziet op handelingen, verricht in of omstreeks de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007, voor zover deze niet zijn omschreven onder a. en b. Voorts begrijpt het hof de (meer) subsidiaire onderdelen van de tenlastelegging aldus, dat de in die (meer) subsidiaire onderdelen omschreven gedragingen in het tenlastegelegde tijdvak van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007 aan de rechter ter beoordeling worden voorgelegd, slechts indien en voor zover ten aanzien van het hiervoor onder c. omschreven onderdeel geen veroordeling volgt.
De rechtbank heeft de verdachte in het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde eveneens partieel vrijgesproken, namelijk voor zover dit het witwassen van een computer (merk Apple) betreft. Het hof merkt dit aan als een (impliciet) cumulatief ten laste gelegd feit.
Het hof constateert dat het beroep van de verdachte blijkens de daarvan op 9 oktober 2008 opgemaakte akte namens hem onbeperkt is ingesteld. Nu de verdachte in het vonnis waarvan beroep is vrijgesproken van feiten onder 1. en 3. die door het hof als zijnde cumulatief ten laste gelegd zijn aangemerkt - hiervoor weergegeven onder a. en onder 3 - alsmede van het feit dat is ten laste gelegd onder 4, staat hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv. aan dat beroep in de weg, zodat de verdachte in zoverre in het ingestelde beroep niet kan worden ontvangen. De verdachte zal in zoverre in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan het voorgaande doet niet af dat het hof - indien die situatie zich voordoet - de delictperiode als genoemd onder 1 primair onder c. integraal bij zijn beschouwing zal hebben te betrekken, derhalve met inbegrip van de data die zijn vermeld in het primaire deel van de tenlastelegging onder a.
Immers, het enkele gegeven dat de primair onder a. aan de verdachte verweten handelingen in hoger beroep niet (meer) voorliggen, brengt niet mee dat daardoor ook, (meer) subsidiair verweten andere handelingen geen onderdeel meer van het hoger beroep uitmaken, op de enkele grond dat die handelingen op of omstreeks dezelfde data als vermeld in dat primaire onderdeel zijn verricht, dan wel het onderzoek daarnaar is verantwoord in een zaakdossier dat als vindplaats is vermeld in dat primaire onderdeel van de tenlastelegging.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 17 en 19 september 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 augustus 2009, 12 en 16 oktober 2009 en 1, 2 en 8 februari 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg op 17 september 2008 op vordering van de officier van justitie toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging, dat:
1.
Primair:
hij
- op of omstreeks 12/13 november 2007 te Amsterdam (zaakdossier B01) en/of
- op of omstreeks 10/11 december 2007 te Amsterdam (zaakdossier B02),
(telkens) tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval
(telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007 te Amsterdam (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007 te Amsterdam en/of Almere, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) (telkens) voorgenomen misdrijf om opzettelijk te bereiden en/of te bewerken en/of te verwerken en/of te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of te vervoeren een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) opzettelijk
- (meermalen) (onderling) telefonisch en/of door middel van het versturen/ontvangen van (een) SMSbericht(en) contact hebben/heeft gehad en/of
- (meermalen) afspraken hebben/heeft gemaakt en/of
- (meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen hebben/heeft gehad en/of
- (meermalen) (waaronder op 12 november 2007 en/of 10 december 2007 en/of 11 december 2007) de loods aan de [adres loods] te Amsterdam hebben/heeft bezocht (zijnde de stash (opbergplaats) van de verdovende middelen) en/of
- (meermalen) cocaine in plastic gesealde pakketten hebben/heeft verpakt en/of
- (meermalen) contacten hebben/heeft gelegd en/of (vervolgens) onderhouden met (potentiele) afnemers van verdovende middelen en/of
- op 12 november 2007 een attachekoffer hebben/heeft ontvangen (van een (potentiele) afnemer van verdovende middelen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederlandbrengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- (telkens) heeft getracht zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en/of
- (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- (meermalen) onderling telefonisch contact gehad en/of door middel van versturen/ontvangen van (een) SMSbericht(en) contact gehad en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of
- (meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen gehad en/of
- (meermalen, waaronder op 12 november 2007 en/of 10 december 2007 en/of 11 december 2007) de loods aan de [adres loods] te Amsterdam bezocht (zijnde de stash (opbergplaats) van de verdovende middelen) en/of
- (meermalen) cocaine in plastic gesealde pakketten verpakt en/of
- (meermalen) contacten gelegd en/of (vervolgens) onderhouden met (potentiele) afnemers van verdovende middelen en/of
- op 12 november 2007 een attachekoffer ontvangen (van een (potentiele) afnemer van verdovende middelen);
2.
hij op of omstreeks 21 december 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 21 december 2007, te Amsterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meer horloge(s) (merk Cartier en/of Rolex) en/of een computer (merk Apple), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 14 juni 2005, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een stereo installatie (merk Sony), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof, onder meer met betrekking tot het bewijs, tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair b. en c., 1 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Met betrekking tot hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd overweegt het hof daarbij dat, weliswaar voor het hof buiten twijfel is dat de contacten tussen de verdachte en zijn mededaders betrekking hadden op cocaine, om redenen zoals hierna zal worden uiteengezet, het hof is van oordeel dat het daadwerkelijke afleveren of vervoeren van de cocaine op de in de tenlastelegging genoemde data niet is vast te stellen - en evenmin een begin van uitvoering daarvan - zodat de verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot hetgeen onder 3. is tenlastegelegd overweegt het hof dat, gelet op achtereenvolgens de verklaring die de verdachte heeft gegeven omtrent de herkomst van de beide horloges en de overige stukken in het dossier, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig waren.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde:
hij in de periode van 12 oktober 2007 tot en met 21 december 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het telkens opzettelijk bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, telkens voor te bereiden en te bevorderen,
- telkens heeft getracht zich en anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten te verschaffen en
- telkens voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij en/of zijn mededaders wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), meermalen
- onderling door middel van het versturen/ontvangen van (een) SMSbericht(en) contact gehad en/of
- afspraken gemaakt en/of
- ontmoetingen en/of besprekingen gehad en/of
- op 12 november 2007 en 11 december 2007 de loods aan de [adres loods] te Amsterdam bezocht en/of
- cocaine in plastic gesealde pakketten verpakt en/of
- contacten gelegd en/of onderhouden met (potentiele) afnemers van verdovende middelen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 21 december 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23 kilogram van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde, cocaine
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode alleen maar heeft beziggehouden met de handel in softdrugs en niet betrokken is geweest bij de handel in cocaine. Het sealapparaat dat in de woning van de verdachte in beslag is genomen heeft de verdachte bij een growshop aan de [adres loods] gehuurd. Volgens de verdachte zal de vorige huurder of gebruiker van het apparaat de in de loods aangetroffen pakketten cocaine hebben geseald.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof stelt vast dat op 21 december 2007 in een loods aan de [adres loods] te Amsterdam een hoeveelheid van 23 kilogram cocaine is aangetroffen. De cocaine was verpakt in gesealde hoeveelheden, welke waren bedrukt met logo's. Vast is komen te staan dat medeverdachte [medeverdachte1] als (mede)eigenaar van het in voormelde loods gevestigde steigermontagebedrijf aan de medeverdachte [medeverdachte2] een sleutel van de loods heeft verstrekt, zulks met het oog op het gebruik van die loods door [medeverdachte2].
In de woning van de verdachte is een sealapparaat aangetroffen, waarop door het NFI sporen van cocaine zijn aangetroffen.1 Voorts is van twee van de pakketten cocaine die op 21 december 2007 in de loods zijn aangetroffen komen vast te staan, zo blijkt uit door het NFI verricht onderzoek, dat een aantal van de in de loods gevonden pakketten cocaine met dat apparaat is geseald. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de verdachte het sealapparaat bij de growshop aan de [adres loods] heeft gehuurd en dat de vorige huurder/gebruiker van het apparaat de aangetroffen pakketten cocaine heeft geseald, omdat de verdachte hierover tegenstrijdig heeft verklaard, zijn verklaring niet verifieerbaar is en onvoldoende is gesubstantieerd.
Het hof stelt voorts op grond van het CIE proces-verbaal van 7 december 2007 vast dat de prijs van een kilogram cocaine in december 2007 varieerde tussen de 31.500,00 en 32.500,00 euro.
Gelet op het voorgaande en gelet ook op het feit dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het sms-verkeer waaraan hij en zijn medeverdachten hebben deelgenomen, waarin onder meer werd gesproken over "ik kan nu pakken voor 32 kwart", "de meisjes zijn mooi", "Ook de prijs is 32", "Ouwe kunnen vandaag 20 logo's pakken", "Hoeveel is het en in hoeveel dingen zit het", " kan misschien straks 20 shirts drukken" en "Ouwe kan je a bel.. om te vragen of ik wat kan weg leggen.. Heb gedeelte over. Verder alles ontspannen", overweegt het hof dat aannemelijk is geworden dat deze contacten betrekking hebben gehad op de hoeveelheden en de prijzen van de cocaine, die dienden te worden geseald, verkocht, opgeslagen, dan wel vervoerd.
Gelet op voormelde gang van zaken - in onderlinge samenhang bezien - en gelet op de navolgende omstandigheden alsmede op de inhoud van de overige bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de voorbereidingshandelingen die de verdachte met anderen heeft verricht betrekking had op cocaine in de bewezen verklaarde periode. Immers, niet bij de verdachte noch bij zijn medeverdachten zijn softdrugs aangetroffen. Weliswaar is in het bestek van het aanvullende dossier [naam onderzoek] evident geworden dat de verdachte gedurende een zekere periode activiteiten heeft ontplooid met betrekking tot de handel in softdrugs, te weten het verkopen en verzenden van kleinere hoeveelheden hennep naar aanleiding van bestellingen via internet, maar niet aannemelijk is geworden dat de verdachte op pakketten softdrugs logo's heeft geperst. Het bedrukken van plakken hasj is slechts als mogelijkheid door de verdediging geopperd, maar niet aannemelijk is geworden - ook niet uit de stukken in het dossier [naam onderzoek] - dat de verdachte zich daarmee daadwerkelijk heeft bezig gehouden. Voorts blijkt uit het dossier [naam onderzoek] dat de verdachte in die periode waarop de bewezenverklaring ziet, slecht bereikbaar was voor een of meer door hem bij de handel in softdrugs betrokken personen, hetgeen de onaannemelijkheid van het door de verdachte gevoerde verweer versterkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ook ten aanzien van het tweede feit dient te worden vrijgesproken, omdat er geen bewijs is voor (1) contacten met de eigenaar van de loods, [medeverdachte1], (2) van de aanwezigheid van verdachte in de loods en (3) van de wetenschap van de coca?ne bij verdachte. Het aantreffen van het sealapparaat heeft geen bewijswaarde en de bewegingen van de verdachte op 21 december 2007 zijn ontlastend. De gegevens van het peilbaken zijn voorts onvolledig en onnauwkeurig, aldus steeds de raadsman.
De advocaat-generaal heeft deze verweren gemotiveerd bestreden.
Het hof overweegt als volgt.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn peilbakens geplaatst onder de auto van de verdachte en van medeverdachte [medeverdachte2]. Uit de gegevens van deze peilbakens is gebleken dat de auto van de verdachte en de auto van [medeverdachte2] zich op 11 december 2007 gedurende hetzelfde tijdsbestek in de nabije omgeving van de loods gelegen aan de [adres loods] hebben bevonden, namelijk van 10.09 uur tot en met 10.14 uur. Het hof stelt vast aan de hand van deze bakengegevens, alsmede gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij [medeverdachte2] aldaar heeft gezien, dat de verdachte zich met [medeverdachte2] op 11 december 2007 in de directe omgeving van de loods heeft bevonden. Dat het peilbaken dan wel de verslaglegging daarvan onnauwkeurig zou zijn, zoals de verdediging heeft gesteld, maakt deze vaststelling - gelet op verdachtes eigen verklaring dat hij [medeverdachte2] die ochtend heeft ontmoet bij de [adres loods] - niet anders.
Hiervoor is al overwogen dat in de woning van de verdachte aan de [adres verdachte] een sealapparaat is aangetroffen waarmee, zo blijkt uit door het NFI verricht onderzoek, een aantal van de in de loods gevonden pakketten cocaine, is geseald.
Zoals de rechtbank eveneens heeft overwogen in het vonnis waarvan beroep, heeft de verdachte bovendien na de ontdekking van de inval in de loods contact gehad met [medeverdachte2] en hem bij [medeverdachte1] gebracht, en wel op de navolgende wijze. Nadat de politie de loods aan de [adres loods] op 21 december 2007 omstreeks 18.06 uur was binnengetreden, heeft [medeverdachte1] [medeverdachte2] om 18.25 uur gebeld met onder meer de woorden: "ze zijn binnen". [medeverdachte2] heeft daarop gezegd "ooh god"en "ooh god oke oh god". [medeverdachte1] heeft in datzelfde gesprek gezegd "ik weet niet of er heen moet gaan". [medeverdachte2] heeft daarop geantwoord "nee nee ik moet eerst zien". Gedurende de periode van 18.55 uur tot in ieder geval 19.35 uur is gezien dat de [type auto] van [medeverdachte1] zich bij het Shell tankstation [naam tankstation] aan de [straatnaam] te Amsterdam bevond. Omstreeks 20.07 uur is gezien dat de verdachte en [medeverdachte2] zich samen in de auto van [medeverdachte2], de [type auto], bij het tankstation [naam tankstation] bevonden. Vervolgens is gezien dat de [type auto], met daarin de verdachte als bestuurder en [medeverdachte2] als bijrijder, richting de [straatnaam] is gereden en omstreeks 20.17 uur weer bij voormeld tankstation is teruggekomen. Omstreeks 20.18 uur is [medeverdachte1], rijdend in een lichtkleurige [type auto], voor de tweede maal bij het tankstation gearriveerd. Blijkens de verklaring van [medeverdachte1] is hij vervolgens samen met zijn vriendin en [medeverdachte2] bij het tankstation vetrokken en heeft hij samen met [medeverdachte2] nog ongeveer een uur rondgereden waarbij [medeverdachte2] geen zinnig woord meer heeft gezegd. Gezien is tevens dat de verdachte bij het tankstation alleen is weggereden in de auto van [medeverdachte2] en dat hij later die avond bij een ander tankstation samen met [medeverdachte2] is weggereden in zijn eigen auto, de [type auto].
Het hof stelt op grond van het voorgaande, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen vast, dat de verdachte voor het aantreffen van de cocaine in de nabijheid van de loods contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte2], die in het bezit was van een sleutel van de loods en van de toegangspoort; dat een deel van de in de loods aangetroffen pakketten cocaine is geseald met een apparaat dat in de woning van de verdachte is aangetroffen; dat er direct na het ontdekken van de inval in de loods telefonisch contact is geweest tussen medeverdachte [medeverdachte1] en [medeverdachte2], waarbij [medeverdachte2] heeft gezegd dat [medeverdachte1], (mede)eigenaar van de loods, nog niet naar de loods moest gaan, waarna de verdachte [medeverdachte2] heeft vervoerd en hem naar een plaats heeft gebracht waar ook medeverdachte [medeverdachte1] zich bevond, waarna [medeverdachte2] eerst met [medeverdachte1] heeft rondgereden en vervolgens door de verdachte weer weg is gevoerd.
Het hof is van oordeel dat uit al het voorgaande, in samenhang bezien met hetgeen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde al is overwogen en de inhoud van de overige bewijsmiddelen, blijkt van een zodanig nauwe, bewuste en volledige samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders dat sprake is van medeplegen van het - kort gezegd - opzettelijk aanwezig hebben van 23 kilogram cocaine, waarbij in het midden kan blijven of het de verdachte zelf dan wel een van zijn mededaders is geweest die de pakketten cocaine heeft geseald. Bij die stand van zaken behoeft de vraag of (ook) de verdachte in de loods is geweest is geen beantwoording.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2, en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarnaast een aantal in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een hoeveelheid van 23 kilo cocaine in een loods aan de [adres loods] te Amsterdam aanwezig gehad en is, eveneens samen met anderen, in de periode voorafgaand aan de ontdekking van die cocaine, betrokken geweest bij het voorbereiden en bevorderen van de bewerking, verkoop, aflevering, verstrekking, vervoer en het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaine. Aangenomen moet worden dat het louter zijn zucht naar financieel gewin is geweest die de verdachte tot zijn gedragingen heeft gebracht. Dusdoende heeft de verdachte het belang dat de samenleving verschoond blijft van de maatschappelijke problemen die de handel in cocaine met zich brengt, ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen winstbejag.
Cocaine is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben de stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiele Documentatie van 18 januari 2010 is de verdachte eerder ter zake van een Opiumwetdelict en andersoortige delicten veroordeeld.
Het hof stelt ambtshalve vast dat, nu de verdachte op 9 oktober 2008 appel heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem en op 22 februari 2010 door het hof uitspraak zal worden gedaan, de gedingfase in hoger beroep langer dan zestien maanden heeft geduurd. Het staat de rechter echter vrij om na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn, te volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof is van oordeel dat kan worden volstaan met deze constatering nu de redelijke termijn slechts met een paar weken is overschreden en de duur van het geding in hoger beroep onder meer het gevolg is geweest van de op verzoek van de verdediging verrichte onderzoekshandelingen.
Het hof zal - gelet op de vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit - een lagere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd en acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden passend en geboden.
Verbeurdverklaring
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
De weegschaal is gevonden in het kantoor van de verdachte, zodat niet aannemelijk is geworden dat deze diende om in de keuken te worden gebruikt. Het hof is van oordeel dat de weegschaal is gebruikt om cocaine te wegen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de weegschaal vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze is gebruikt om met behulp daarvan het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde te begaan en voor te bereiden.
De in beslag genomen sealapparaat, en de doos en zak met sealbags dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen zijn begaan en voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van de gegeven vrijspraken van het onder 1 primair, eerste gedachtestreepje (door het hof aangemerkt als: a.), 3 met betrekking tot de computer, merk Apple, en 4 tenlastegelegde feiten.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair b. en c., 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals genummerd op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten:
2B. 1.00 Stk GSM-toestel (Sony Ericsson J1101)
3B. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: grijs (LG KG920)
4A. 1.00 Stk Inpakmachine kleur: zilver (vacuum)
5A. 1.00 Stk Weegschaal kleur: wit (CAS 5w 1)
5B. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: grijs (Sony Ericsson K5301)
6A. 1.00 Zak Verpakkingsmateriaal kleur: transparant
7A. 1.00 DS Verpakkingsmateriaal kleur: bruin
7B. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: wit (Nokia)
10A. 1.00 DS Doos kleur: zwart
11A. 16.00 Stk Bescheiden kleur: wit
l2A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia)
l3A. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: rood (Nokia)
14A. 1.00 Stk OSM-toestel (Nokia)
l5A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia)
16A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia)
l7A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia)
18A. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: goud (Nokia N Gage)
19A. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: zwart (merkloos)
20A. 1.00 Stk GSM-toestel (Ericsson)
24A. 4.00 Stk Bescheiden
25A. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: grijs (Nokia)
30A. 1.00 Stk GSM-toestel kleur: blauw (Nokia NHM-NX)
31A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia 11101)
32A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia RH-93)
33A. 1.00 Stk GSM-toestel (Nokia RH-86)
34A. 1.00 Stk Kaart (Vodafone sim)
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals genummerd op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten:
lA. 6.00 Stk Bescheiden (Administratieve bescheiden)
lB. 1,00 Stk Navigator Kl: grijs (Tom Tom One XL)
2A. 1.00 Stk Horloge (Cartier 584420LX)
3A. 1.00 Stk Beeldscherm (Apple W8544JHPTAQ)
8A. 1.00 DS Doos kleur: zwart (Schoenendoos)
9A. 9.00 Stk Bescheiden
21A. 1.00 Stk Computer (BP IPAQ)
22A. 1.00 Stk Fotodisk (LG 256 MB)
26A. 1.00 Stk Horloge kleur: groen (Rolex)
27A. 2.00 Stk Bescheiden kleur: wit
28A. 1.00 Stk Bescheiden kleur: blauw
35A. 1.00 Stk Geheugenkaart (Scandisk comp, flash)
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals genummerd op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten:
23A. 1.00 Stk Giropas (Postbank [rekeningnummer])
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemur, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2010.
1 Een deskundigenrapport, zaaknummer2008.01.08.002, betreffende een kras-, indruk- en vormsporenonderzoek aan verpakkingsmateriaal naar aanleiding van het aantreffen van cocaine in 2e helft van 2007 en pakketten geld op 15 januari 2008 in Amsterdam, van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 april 2008, opgemaakt door [naam gerechteiljk deskundige] op de door hem/haar als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed/belofte (Map, doorgenummerde pagina's 9029-9034).