ECLI:NL:GHAMS:2010:BL0401

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.041.789/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens onvoldoende gronden in beroepschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de man, appellant, niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep. De man had op 1 september 2009 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2009. In zijn beroepschrift had hij echter onvoldoende gronden vermeld om zijn beroep te onderbouwen. De vrouw, geïntimeerde, stelde primair dat de man niet-ontvankelijk verklaard diende te worden omdat de gronden voor het hoger beroep ontbraken. Het hof oordeelde dat het beroepschrift, ingevolge artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de gronden moest bevatten waarop het beroep berust. De man had pas op 20 november 2009, twee maanden en 17 dagen na het verstrijken van de appeltermijn, grieven aangevoerd, wat te laat was. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de strikte regel rechtvaardigden dat de gronden van het beroep direct in het appelschrift moesten worden opgenomen. De uitspraak werd gedaan door de rechters A.L. Diender, A.N. van de Beek en F.A.A. Duynstee, in aanwezigheid van griffier F.J.E. van Geijn, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 12 januari 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.041.789/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. M.L. van der Meulen te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.E. Terhorst te Bergen (NH).
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 1 september 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 3 juni 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 400704/FA RK 08-4599.
1.3. De vrouw heeft op 13 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 20 november 2009 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 30 november 2009 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1. In het op 1 september 2009 ingediende beroepschrift heeft de man als reden voor zijn hoger beroep slechts vermeld: “(..) De man kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechter. Reden dat de man hierbij tijdig in hoger beroep komt. (..) De voornaamste reden van het hoger beroep betreft het feit dat de rechtbank de man heeft veroordeeld tot het terugbetalen van een tweetal leningen tussen de echtgenoten en voorts de vordering tot het evenredig bijdragen aan de gemeenschappelijke huishouding heeft afgewezen. (..) Dit oordeel doet geen recht aan de feitelijke situatie. (..) Momenteel zijn echter niet alle stukken voor bewijsvoering aanwezig dan wel nog niet beschikbaar. Reden waarom de man dit beroep op nader aan te voeren gronden verder zal onderbouwen”.
2.2. De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de gronden voor het hoger beroep in het beroepschrift ontbreken. Dat verweer slaagt.
Het beroepschrift dient ingevolge artikel 359 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gronden te bevatten waarop het beroep berust, wat meebrengt dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden appellant meent dat de door hem bestreden beschikking onjuist is. Hetgeen de man in zijn beroepschrift – als hiervoor aangegeven – heeft vermeld, voldoet daaraan niet. De man heeft pas op 20 november 2009 (twee maanden en 17 dagen na ommekomst van de appeltermijn, en slechts tien dagen voor de mondelinge behandeling) grieven aangevoerd. Dat is te laat nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen op de in beginsel strakke regel dat de gronden van het beroep dadelijk in het appelschrift moeten worden opgenomen.
2.3. Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.L. Diender, A.N. van de Beek en F.A.A. Duynstee in tegenwoordigheid van
mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2010.