GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector civiel recht
nevenzittingsplaats Arnhem
zaaknummer gerechtshof: 200.017.735
(zaaknummer / rolnummer rechtbank: 250588 / KG ZA 08-613)
arrest in kort geding van de eerste civiele kamer van 23 juni 2009
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
High Stream Holding B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.H. Bokhorst.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 3 oktober 2008, in kort geding gewezen tussen appellante (hierna te noemen: [A] als eiseres en geïntimeerde (hierna te noemen: ‘High Stream’) als gedaagde; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 30 oktober 2008 heeft [appellante] hoger beroep ingesteld
tegen het hiervoor genoemde vonnis van 3 oktober 2008 en heeft zij High Stream gedagvaard om voor dit hof te verschijnen.
In dit exploot heeft [appellante] drie grieven geformuleerd en toegelicht en heeft zij aangekondigd te zullen concluderen dat het hof, bij arrest zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende:
- High Stream niet-ontvankelijk zal verklaren;
- High Stream zal veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 22.315,49 aan [appellante], althans een nader door het hof in goede justitie vast te stellen hoofdsom;
- High Stream zal veroordelen tot betaling van de overeengekomen rente van 1,5% per maand vanaf dertig dagen na factuurdata tot aan de dag van de algehele voldoening van de nog verschuldigde factuurbedragen aan [appellante], althans een nader door het hof vast te stellen rente, vanaf een nader door het hof in goede justitie te bepalen datum tot een door het hof vast te stellen datum;
- High Stream zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf de factuurdata tot aan de dag van de algehele voldoening van de nog verschuldigde factuurbedragen aan [appellante], althans vanaf een nader door het hof in goede justitie te bepalen datum tot een door het hof vast te stellen datum;
- High Stream zal veroordelen in de proceskosten van de beide instanties.
Aan het exploot zijn vier nieuwe producties gehecht.
2.2 De zaak is aangebracht op de rol van 11 november 2008. Op die rol heeft [appellante] geconcludeerd voor eis overeenkomstig de inhoud van de appeldagvaarding.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft High Stream verweer gevoerd. High Stream heeft geconcludeerd dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van dit hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben de partijen hun zaak ter terechtzitting van het hof van 7 mei 2009 doen bepleiten, [appellante] door mr. D. Fasseur, advocaat te Nieuwegein, en High Stream door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, beiden mede aan de hand van pleitnotities.
2.5 In aansluiting op de pleidooien hebben de partijen (een kopie van) hun procesdossier aan het hof overgelegd.
2.6 Ten slotte heeft het hof arrest bepaald.
Het hof gaat uit van de in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.9 opgenomen feiten.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Tussen de partijen staat vast dat [appellante] voor High Stream in de periode van 1 maart 2006 tot 1 oktober 2006 consultancywerkzaamheden heeft verricht.
Tussen de partijen is niet in geschil dat [appellante] aan High Stream daarvoor kosten in rekening mocht brengen tot een totaal van € 34.593,10.
[appellante] heeft de werkzaamheden doen uitvoeren door [A] echtgenoot van [appellante] (zij handelend onder de naam [appellante]).
4.2 High Stream heeft van het totaal gefactureerde bedrag een bedrag van € 22.315,49 onbetaald gelaten. High Stream stelt dat zij de bevoegdheid heeft haar betalingsverplichting tot dit bedrag op te schorten. Zij stelt dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar in artikel 13 van de inhuurovereenkomst opgenomen garantieverplichting.
Dit artikel 13 luidt:
‘Uitlener garandeert dat aan haar zijde verschuldigde belastingen welke voortvloeien uit deze overeenkomst correct worden afgedragen teneinde inlener te vrijwaren voor ketenaansprakelijkheid c.q. naheffingsaanslagen. Op het eerste verzoek van inlener zal schriftelijk bewijs hiervan worden overgelegd. Aan inlener zal een geldige Verklaring Arbeidsrelatie worden overgelegd, waaruit blijkt dat over het in artikel 10 vermelde uurtarief geen loonheffing en premies werknemersverzekering behoeven te worden ingehouden.’
De voorzieningenrechter heeft, in navolging van een eerder (op 6 april 2007) tussen de partijen gegeven uitspraak in kort geding, voorlopig geoordeeld dat nog (steeds) onvoldoende vast staat dat er voor High Stream geen financiële risico’s zijn en heeft daarmee het door High Stream gedane beroep op opschorting gehonoreerd.
4.3 Het hoger beroep richt zich tegen voornoemd oordeel van de voorzieningenrechter.
4.4 Anders dan de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep is het hof voorshands van oordeel dat High Stream haar betalingsverplichting niet mag opschorten.
Hiervoor acht het hof van belang dat in de door de Belastingdienst aan [appellante] op 26 juli 2006 verstrekte ‘Verklaring arbeidsrelatie’ is opgenomen dat de voordelen uit de aldaar omschreven werkzaamheden ‘ICT consultancy en ontwikkeling’ worden aangemerkt als winst uit onderneming. Deze verklaring is geldig vanaf 1 maart 2006 tot en met 31 december 2006.
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [appellante] door het overleggen van deze verklaring voldaan aan artikel 13 van de inhuurovereenkomst. Aan deze bepaling, waarvan de uitleg partijen verdeeld houdt, komt de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen. Gelet op het karakter van een garantie is dat in de eerste plaats dat het risico voor een eventuele ketenaansprakelijkheid of naheffing vanwege een niet-correcte afdracht door [appellante] van verschuldigde belastingen op haar blijft rusten (ook na het overleggen van de Verklaring arbeidsrelatie). In de tweede plaats dat tussen partijen als schriftelijk bewijs van de correcte afdracht een geldige Vrijwaring Arbeidsrelatie is overgelegd. Weliswaar heeft High Stream betoogd dat de verklaring haar onvoldoende zekerheid geeft dat de Belastingdienst de relatie[A] die de werkzaamheden uitvoerde, alsnog zal aanmerken als een arbeidsrelatie, zodat zij alsnog zal zijn gehouden tot afdracht van loonheffing en premies werknemersverzekering. Met het karakter van een garantie is echter strijdig op voorhand (niet contractueel vastgelegde) zekerheid te verlangen dat de garantie nimmer zal behoeven te worden aangesproken, nu de garantie juist de onzekerheid van de ketenaansprakelijkheid of naheffing tot uitgangspunt neemt.
Nu [appellante] het contractueel afgesproken schriftelijke bewijs heeft geleverd, heeft zij daarmee (voorshands) voldaan aan haar verplichtingen uit artikel 13 van de inhuurovereenkomst. High Stream komt daarom in beginsel dan geen beroep op een opschortingsrecht toe. High Stream heeft - in het licht van de verstrekte ‘Verklaring arbeidsrelatie’ - onvoldoende concreet onderbouwd, waarom deze in redelijkheid niet als het overeengekomen schriftelijk bewijs dienst kan doen.
Daarbij moet worden bedacht dat High Stream bij een eventuele aanspraak van de Belastingdienst - en na betaling van de facturen - niet alleen kan wijzen op het bestaan van de inhuurovereenkomst en kan aantonen dat de door [A] namens [appellante] verrichte werkzaamheden door [appellante] aan haar zijn gefactureerd en door haar zijn betaald, maar ook op het bestaan van de aan de opdrachtnemer [appellante] verstrekte ‘Verklaring arbeidsrelatie’. Onder deze omstandigheden behoefde High Stream niet na te gaan welke rol [A] in [appellante] vervulde en welke inkomsten hij voor zijn werkzaamheden zou ontvangen. Dit zou anders kunnen zijn indien voor High Stream overduidelijk is geweest dat (nagenoeg) alle voordelen uit de onderneming ten goede zouden komen aan genoemde [A]. Van dit laatste is geen sprake. Ook High Stream gaat ervan uit dat [A] voor zijn werkzaamheden geen loon ontvangt (memorie van antwoord, bladzijde 2 onderaan).
4.4 De door de Belastingdienst (vanuit een andere vestiging dan die van de behandelend inspecteur) aan een gemachtigde van High Stream gezonden brief van 5 januari 2007, met daarin de visie dat de inhuurovereenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst tussen High Stream en [A] en dat laatstgenoemde in dienstbetrekking is geweest bij High Stream, doet aan het voorgaande onvoldoende af. Dit komt met name omdat daarin de ‘betaalstromen’ niet zijn belicht en niet lijkt te zijn meegewogen dat de voordelen uit de onderneming niet ten goede komen van [A].
4.5 Nu van het bestaan van de betalingsverplichting moet worden uitgegaan is de conclusie dat de vordering van [appellante] moet worden toegewezen.
Het hof overweegt dat een restitutierisico onder de gegeven omstandigheden aan deze toewijzing niet, althans onvoldoende, in de weg mag staan, mede gelet op het feit dat High Stream dit risico op voorhand in de vorm van de garantie uit artikel 13 van de inhuurovereenkomst heeft aanvaard.
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. De vordering van [appellante] zal alsnog worden toegewezen, te vermeerderen met de (subsidiair gevorderde) wettelijke rente - nu High Stream de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en daarmee de contractuele rente heeft betwist - vanaf de dag van de inleidende dagvaarding. High Stream zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de beide instanties.
Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 3 oktober 2008,
en, opnieuw recht doende,
veroordeelt High Stream tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 22.315,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2008 tot aan de dag van de voldoening,
veroordeelt High Stream in de proceskosten van de beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] in eerste aanleg begroot op € 325,80 voor verschotten en op € 816,-- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en in hoger beroep begroot op € 741,80 voor verschotten en op € 3.474,-- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, A.M.C. Groen en
J.G. Sijmons, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009.