ECLI:NL:GHAMS:2009:BK8073

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.029.270-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een appartement na echtscheiding met betrekking tot eigendomsrechten en notariële kosten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2009, gaat het om de verdeling van een appartement na een echtscheiding tussen de vrouw (appellante) en de man (geïntimeerde). De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Haarlem, waarin haar verzoek tot vaststelling van de verdeling van de waarde van het appartement werd afgewezen. De vrouw stelt dat zij mede-eigenaar is van het appartement dat de man in 1989 heeft verworven, terwijl de man dit betwist. Het hof oordeelt dat het recht van de staat Florida van toepassing is, aangezien het appartement daar gelegen is. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij mede-eigenaar is van het appartement. Het hof wijst haar verzoeken af, inclusief het verzoek om de notariële kosten van de overdracht van onroerende zaken voor rekening van de man te stellen. Het hof concludeert dat de vrouw niet in het bewijs is geslaagd en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de vrouw wordt afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beschikking vastgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 15 december 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.029.270/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. E.A.J. Verschuur – van der Voort te Haarlem,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. K.E.H. Rueb-Braakman te Bennebroek.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 26 maart 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 30 december 2008 van de rechtbank te Haarlem, met kenmerk 122921/2006-1062 (117437 / 05-3165).
1.3. De man heeft op 18 juni 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. De vrouw heeft op 20, 24 en 26 augustus 2009 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 31 augustus 2009 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.7. Zoals afgesproken bij de behandeling ter zitting heeft de man nog de huwelijkse voorwaarden van partijen aan het hof toegezonden.
2. De feiten
2.1. Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.2. Partijen zijn [in] 1968 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Hierbij is elke gemeenschap tussen partijen uitgesloten. De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van 11 april 2006 van de rechtbank te Haarlem.
2.3. Blijkens de koopovereenkomst van 1 juni 1989 met de daarbij behorende goedkeuring van de rechtbank Hillsborough County, Florida van 16 april 1989 is het appartement [adres in Florida] (hierna: het appartement) aan de man verkocht.
2.4. De panden te [A] en te [B], die op naam van beide partijen stonden, zijn aan de man toegescheiden bij beschikking van 8 april 2008.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de verdeling van de waarde van het appartement afgewezen.
3.2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:
I de vrouw mede-eigenaar is van het appartement;
II de man primair zijn deel van het eigendom van het appartement heeft verbeurd aan de vrouw;
subsidiair, het appartement aan haar wordt toegescheiden voor de actuele waarde op de datum van toescheiding;
meer subsidiair, het appartement over vijf jaar wordt toegescheiden aan de man voor de als dan geldende waarde op de datum van toescheiding en gedurende de vijf jaar tot de datum van toescheiding de vrouw een gebruiksrecht heeft inhoudende dat zij per jaar een half jaar het appartement mag gebruiken tegen betaling van de helft van de kosten als belasting, servicekosten c.a.;
III de man primair de notariële kosten verband houdende met de overdracht van de registergoederen te [A] en te [B] voor zijn rekening neemt;
de man subsidiair de notariële kosten verband houdende met de overdracht van de registergoederen te [B] voor zijn rekening neemt.
3.3. De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vordering in hoger beroep af te wijzen.
Indien het hof de bestreden beschikking vernietigt en bepaalt dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van het appartement, dan verzoekt de man de verdeling van dit appartement te bepalen op de wijze dat het onroerend goed gelegen in Florida aan de man wordt toebedeeld onder verrekening met de vrouw van de nader vast te stellen waarde van het onroerend goed onder aftrek van de koopsom, betaald door de man, en alle door de man met betrekking tot het appartement gemaakte lasten met bepaling dat de kosten van een wijziging van de eigendomsregistratie van het onroerend goed voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft, komen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Het hof dient zich in deze zaak over de volgende kwesties uit te spreken, te weten over de vraag of de vrouw mede-eigenaar is van het appartement en wie de notariële kosten verband houdende met de overdracht van een aantal onroerende zaken dient te dragen. Het hof zal deze kwesties achtereenvolgens behandelen.
4.2. Partijen verschillen van mening over de vraag of de vrouw mede-eigenaar is van het appartement, dat de man in 1989 in eigendom heeft verworven.
Gelet op artikel 2 van de Wet conflictenrecht goederenrecht, dat als toepasselijk recht aanwijst het recht van het land waar het goed zich bevindt, is het recht van de staat Florida van toepassing en dient aan de hand daarvan de vraag te worden beantwoord of de vrouw mede-eigenaar is van het appartement. Uit het door de man in het geding gebrachte advies van het Internationaal Juridisch Instituut blijkt dat in Florida de overdracht van onroerend goed in een (warranty) deed wordt neergelegd. Voor zover uit de door de vrouw in hoger beroep overgelegde fee simple deed naar voren komt dat sprake is van eigendomsoverdracht aan haar en de man, heeft die overdracht geen betrekking op het appartement, maar, zoals door de man ter zitting gesteld en door de vrouw bevestigd, op een extra stuk grond voor de aanleg van een bij het appartementencomplex behorend zwembad, carport en fitnessruimte, dat geen deel uitmaakt van het geschil in deze procedure. De overige stukken die de vrouw heeft overgelegd, waaronder uittreksels van eigendomsregisters en betalingsoverzichten en hetgeen zij met betrekking tot die stukken heeft aangevoerd, zijn onvoldoende om te concluderen dat de vrouw mede-eigenaar is. Evenals de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat de vrouw niet in het bewijs is geslaagd dat zij mede-eigenaar is van het appartement. Dit brengt met zich dat het verzoek van de vrouw te bepalen dat zij mede-eigenaar is van het appartement wordt afgewezen, evenals haar overige verzoeken met betrekking tot het appartement.
4.3. Tot slot heeft de vrouw het hof verzocht een beslissing te geven over de vraag wie de notariële kosten van overdracht van de onroerende zaken die aan de man zijn toebedeeld, dient te voldoen. In tegenstelling tot hetgeen de man heeft gesteld, acht het hof de vrouw ontvankelijk in haar verzoek, nu dit verzoek onderdeel uitmaakte van de rechtsstrijd in eerste aanleg en de rechtbank nagelaten heeft hierop te beslissen. De vrouw stelt dat bedoelde kosten voor rekening van de man komen, hetgeen de man gemotiveerd heeft betwist. Overwegende dat bij gebreke van een andersluidende regeling de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, delen en in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht, komen deze kosten voor rekening van beide partijen. Dat de vrouw de echtelijke woning al in 2005 heeft moeten verlaten en sindsdien in een eenvoudige eengezinswoning heeft gewoond en de man sinds het uiteengaan van partijen de revenuen van de beleggingspanden heeft, zoals de vrouw stelt maar de man betwist, brengt niet mee dat toepassing van deze regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen dat de vrouw uit hoofde van toedeling van de onroerende zaken aan de man wegens overbedeling een bedrag van € 293.011,50 heeft ontvangen. Het verzoek van de vrouw wordt daarom afgewezen.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het door de vrouw in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.G. Kemmers, C.G. Kleene-Eijk en M.E. Burger in tegenwoordigheid van
mr. H.T. Gitsels als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2009.