ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7599

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.003.334-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, die als appellant optreedt, heeft in eerdere procedures een DNA-onderzoek laten uitvoeren om de biologische verwantschap met twee kinderen, [kind A] en [kind B], vast te stellen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat hij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de vader is van beide kinderen. De zaak is op 1 december 2009 door het hof behandeld, waarbij de man bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. E.C. Ramdihal, en de moeder door haar advocaat, mr. M. Kashyap.

Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen, gedateerd 14 oktober 2008 en 17 februari 2009, al beslissingen genomen over de benoeming van deskundigen en de kosten van het DNA-onderzoek. De man heeft zijn financiële situatie uiteengezet, waarbij hij stelt niet over voldoende draagkracht te beschikken om de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 250,- per kind per maand te voldoen. Het hof heeft de financiële gegevens van de man beoordeeld, waaronder zijn inkomen en schulden, en heeft vastgesteld dat hij in de periode van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 een bijdrage van € 250,- per kind per maand moet betalen.

De beslissing van het hof houdt in dat de man met ingang van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 een lagere bijdrage van € 200,- per kind per maand moet betalen, en dat deze bijdrage vanaf 1 maart 2009 verder verlaagd wordt naar € 145,- per kind per maand. De kosten van het DNA-onderzoek komen voor rekening van de man. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 1 december 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.003.334/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. E.C. Ramdihal te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M. Kashyap te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de moeder genoemd.
1.2. Op 14 oktober 2008 en 17 februari 2009 heeft het hof in deze zaak een tussenbeschikking gegeven. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum verwijst het hof naar deze tussenbeschikkingen.
1.3. Het hof heeft op 1 april 2009 het rapport van het DNA-onderzoek ontvangen van Verilabs Nederland B.V..
1.4. De man heeft op 25 juni 2009 financiële stukken ingediend.
1.5. De moeder heeft op 1 juli 2009 haar reactie op de financiële stukken van de man ingediend.
1.6. De zaak is op 27 juli 2009 nader ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
1.8. Zoals afgesproken bij de behandeling ter zitting heeft de man nog stukken aan het hof toegezonden. De vrouw heeft daarvan afschriften ontvangen.
2. Het geschil in hoger beroep en de feiten
2.1. Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hieromtrent is opgenomen in zijn tussenbeschikkingen van 14 oktober 2008 en 17 februari 2009.
2.2. Bij tussenbeschikking van 14 oktober 2008 is een DNA-onderzoek door een deskundige bevolen naar de vraag of de man de verwekker van [kind A] en [kind B] is, met benoeming van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening te Amsterdam als deskundige.
Verder is bepaald dat de kosten van het DNA-onderzoek voorshands door de man zullen worden gedragen en is de behandeling en beslissing ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] aangehouden.
Bij tussenbeschikking van 17 februari 2009 is, met wijziging van de beschikking van 14 oktober 2008, Verilabs
Nederland B.V. te Leiden als deskundige benoemd.
2.3. Uit het onder 1.3. vermelde rapport blijkt dat op basis van de markerprofiel-analyse van het DNA geïsoleerd uit de samples verwantschap tussen alle samples is aangetoond. Er is met meer dan 99,999% zekerheid aangetoond dat de man de biologische vader is van zowel [kind A] als [kind B].
2.4. Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.5. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1978 te Accra (Ghana).
Hij is werkzaam in loondienst.
Blijkens de jaaropgaven over 2007 van respectievelijk [B.V. A] en [B.V. B] bedroeg zijn fiscaal loon in dat jaar respectievelijk
€ 12.429,- en € 17.619,- (totaal: € 30.048,-).
Blijkens de jaaropgaven over 2008 van [B.V. B] (tot 1 april 2008) en [uitzendbureau] (tot 1 december 2008), bedroeg zijn fiscaal loon in dat jaar respectievelijk € 5.014,- en € 17.155,- (totaal: € 22.169,-).
Hij is met ingang van 1 december 2008 fulltime werkzaam bij [B.V. C]. Zijn salaris bedroeg volgens de salarisspecificaties over maart, april en mei 2009 € 2.100,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
Aan premie voor een zorgverzekering betaalt hij € 84,- per maand. Het eigen risico dat aan deze verzekering is verbonden bedraagt € 155,- per jaar.
Hij heeft een schuld aan de belastingdienst in verband met achterstallige inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2002 t/m 2007 van thans € 21.661,-. In verband met deze schuld is met ingang van 16 maart 2009 beslag op zijn loon gelegd ten bedrage van € 364,- per maand.
Hij heeft een schuld aan Van den Berg & Van den Berg en Koopmans Bouw in verband met het niet afnemen van een koopwoning van respectievelijk € 18.840,- en € 17.976,-.
3. Verdere beoordeling van het hoger beroep
3.1. Gelet op het rapport van voornoemd DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat de man met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk¬heid de verwekker is van [kind A] en [kind B], behoeft de eerste grief van de man geen nadere behandeling.
Aan het hof ligt thans nog de vraag voor of de man over draagkracht beschikt om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] te voldoen. De behoefte van [kind A] en [kind B] aan de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 250,- per kind per maand wordt niet betwist en staat derhalve vast. Het hof zal hiervan uitgaan.
3.2. De man stelt in zijn tweede grief niet over draagkracht te beschikken om enige bijdrage in de kosten van [kind A] en [kind B] te voldoen en heeft ter onderbouwing van zijn standpunt financiële stukken in het geding gebracht.
Partijen zijn verdeeld over de hoogte van het inkomen, de woonlasten en de schulden aan de zijde van de man.
Het hof gaat uit van de gegevens vermeld onder 2.5. en hetgeen te dien aanzien hierna wordt overwogen. Voor het inkomen van de man gaat het hof uit van de door de man overgelegde jaaropgaven. Bij de bepaling van de draagkracht van de man wordt uitgegaan van een viertal perioden:
1. 1 juli 2007 - zijnde de ingangsdatum van de bijdrage voor [kind A] en [kind B] - tot 1 januari 2008;
2. 1 januari 2008 tot 1 januari 2009;
3. 1 januari 2009 tot 1 maart 2009;
4. vanaf 1 maart 2009.
De man was in de eerste periode werkzaam in loondienst bij [B.V. A] en B.V. B]. In de tweede periode werkte de man in loondienst bij [B.V. B] en via het [uitzendbureau] bij [B.V. C]. Met ingang van 1 december 2008 is de man fulltime werkzaam in loondienst bij [B.V. C].
Hoewel de man ter zitting in hoger beroep uitdrukkelijk is verzocht de jaaropgave 2008 van [B.V. C] over te leggen, heeft de man dit nagelaten. Het hof zal derhalve bij de bepaling van het jaarinkomen van de man in 2008, naast het fiscaal inkomen blijkens de jaaropgaven van [B.V. B] en het [uitzendbureau], rekening houden met een bruto maandsalaris blijkens de door de man overgelegde salarisspecificaties van [B.V. C], met daarbij opgeteld het vakantiegeld.
De man stelt woonlasten van € 483,- per maand te hebben in verband met zijn huurwoning aan [a]. De moeder heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens haar woont de man sinds 2006 samen met zijn huidige partner en moet worden uitgegaan van gedeelde woonlasten. De man heeft nagelaten de door het hof verzochte stukken (zijn bankafschriften van de afgelopen zes maanden) met betrekking tot zijn woonlasten over te leggen. Uit het door de man overgelegde uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie, blijkt slechts dat de man op 30 juli 2009 stond ingeschreven op het adres [a]. Het hof oordeelt dat de man - tegenover de gemotiveerde betwisting door de moeder - niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij de door hem gestelde woonlasten heeft. Het hof zal derhalve bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van de in de bijstandsnorm opgenomen woonkostencomponent.
Ten aanzien van de schulden aan de zijde van de man overweegt het hof het volgende. Uitgangspunt is dat alle schulden van een onderhoudsplichtige van invloed zijn op zijn draagkracht, onverschillig of zij zijn ontstaan voor of na het tijdstip waarop de onderhoudsplicht is komen vast te staan. Het hof houdt derhalve rekening met de door de man middels loonbeslag vanaf maart 2009 te betalen aflossing op zijn schuld aan de belastingdienst. Het hof zal echter bij de bepaling van de draagkracht van de man geen gewicht toekennen aan zijn schulden aan Van den Berg & Van den Berg en Koopmans, daar die schulden door de man onvoldoende zijn onderbouwd en de daaruit voortkomende aflossingsverplichtingen derhalve niet voorgaan op zijn onderhoudsverplichting jegens [kind A] en [kind B].
Voorzover de man stelt dat rekening gehouden dient te worden met zijn lasten bij OXXIO en Waternet en zijn gemeentelijke belastingen overweegt het hof dat deze kosten niet worden meegenomen, daar deze reeds zijn verdisconteerd in de bijstandsnorm.
Gelet op de huidige richtlijnen zal het hof de man als alleenstaande beschouwen en bij de berekening van zijn draagkracht uitgaan van een draagkrachtpercentage van 70%.
3.3. Op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen hiervoor is overwogen, is een door de man:
- met ingang van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] van € 250,- per kind per maand;
- met ingang van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] van € 200,- per kind per maand;
- met ingang van 1 januari 2009 tot 1 maart 2009 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] van € 250,- per kind per maand; en
- met ingang van 1 maart 2009 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] van
€ 145,- per kind per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
3.4. Gelet op de uitkomst van het onder 1.3. vermelde rapport dienen de kosten van het DNA-onderzoek door de man te worden gedragen.
3.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voorzover daarin is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] dient te voldoen van € 250,- (TWEEHONDERDVIJFTIG EURO) per kind per maand;
vernietigt de beschikking waarvan beroep voorzover daarin een door de man te betalen bijdrage voor [kind A] en [kind B] is bepaald met ingang van 1 januari 2008, en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt de door de man bij vooruitbetaling te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en
[kind B] met ingang van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 op € 200,- (TWEEHONDERD EURO) per kind per maand;
bepaalt de door de man bij vooruitbetaling te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] met ingang van 1 januari 2009 tot 1 maart 2009 op € 250,- (TWEEHONDERD¬VIJFTIG EURO) per kind per maand;
bepaalt de door de man bij vooruitbetaling te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] met ingang van 1 maart 2009 op € 145,- (HONDERDVIJFENVEERTIG EURO) per kind per maand;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek door Verilabs Nederland B.V. door de man zullen worden gedragen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, C.G. Kleene-Eijk en S.F.M. Wortmann in tegenwoordigheid van mr. K.W. van Mourik als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2009.