arrestnummer:
parketnummer: 23-003757-07
datum uitspraak: 23 juli 2009
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 4 juni 2007 in de strafzaak onder parketnummer 14-700879-07 van het openbaar ministerie
tegen
(naam verdachte),
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1951,
adres: (adres).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 juni 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. Verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof, met name ten aanzien van in hoger beroep gevoerde verweren, op onderdelen nadere overwegingen toevoegt. Ook komt het hof tot een enigszins andere strafoplegging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2006 tot en met 7 januari 2007 te Bergen, gemeente Bergen (NH), en/of in de gemeente Alkmaar, telkens opzettelijk,
mondeling en door middel van het openlijk tentoonstellen van een geschrift, de goede naam van (naam autohandelaar) heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij telkens met voormeld doel
* aan een potentiële klant van het bedrijf "(naam autobedrijf)" en andere personen - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat (naam autohandelaar) er malafide praktijken op na houdt en/of dat (naam autohandelaar) een oplichter is en dat (naam autohandelaar) de kilometerstanden terugdraait van de auto's die (naam autohandelaar) verkoopt;
* een geschrift, (welk geschrift op het raam van zijn, verdachtes, auto was bevestigd en met welke auto hij, verdachte, op de openbare weg reed) met daarop de tekst: "Koop geen auto,s bij handelaar (naam autohandelaar)!!! Want hij loopt met de km tellers te kutten!!!!", openlijk tentoongesteld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was en dat het algemeen belang de tenlastelegging eiste, zoals verwoord in het derde lid van artikel 261 Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat verdachte te goeder trouw op de hoogte was van de activiteiten van (naam autohandelaar) en dat verdachte daaraan aanvankelijk heeft meegewerkt maar in de loop der tijd wroeging heeft gekregen. Volgens de raadsman bestaat het algemeen belang uit het feit dat verkoop van auto’s via internet laagdrempelig is en derhalve beschermd moet worden. Verdachte heeft zich tot de politie gewend met het verzoek onderzoek te doen naar de autohandel. Hij handelde niet uit eigenbelang en geldelijk gewin was niet zijn drijfveer. De actie van verdachte is veeleer ludiek te noemen; hij heeft ook zijn eigen telefoonnummer vermeld op het geschrift in zijn auto zodat geïnteresseerden bij hem inlichtingen konden inwinnen. Derhalve dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan door de verdediging is gesteld, is het hof van oordeel dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat (naam autohandelaar) daadwerkelijk rommelde met kilometerstanden van auto’s. Het feit dat verdachte verwikkeld was in een zakelijk geschil met (naam autohandelaar), draagt niet bij aan de aannemelijkheid van die stelling.
Maar zelfs indien de stelling van verdachte dat (naam autohandelaar) met kilometerstanden rommelde juist is en hij daarmee heeft beoogd het algemeen belang te dienen, gaat zijn beroep op het ontbreken van strafbaarheid niet op. Verdachte heeft immers de beginselen van proportionaliteit en subsidiairiteit niet in acht genomen. Niet gebleken is dat verdachte ter beteugeling van de door hem gesignaleerde misstand niet anders dan door middel van smadelijke kennisgevingen aan de kaak kon stellen. Het beroep op het algemene belang door verdachte acht het hof ook enigszins ongeloofwaardig nu verdachte naar eigen zeggen reeds geruime tijd op de hoogte was van het terugdraaien van kilometertellers en daarvan - blijkens een uitdraai van mutaties - pas op 21 november 2006 melding heeft gedaan bij de politie. Aan zijn smadelijke actie lijkt vooral zijn zakelijk conflict met (naam autohandelaar) ten grondslag te liggen.
Het beroep of straffeloosheid wordt derhalve verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Smaad, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. De benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Tegen dat vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. In verband met de door de advocaat-generaal geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, heeft zij gevorderd dat deze straf zal worden gematigd tot een werkstraf voor de duur van 27 uren, subsidiair 13 dagen hechtenis. Volgens de advocaat-generaal dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard te worden in de vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaad door aan een potentiële klant en andere personen te vertellen dat het slachtoffer, een autohandelaar, er malafide praktijken op na houdt, een oplichter is en kilometerstanden terugdraait van de auto’s die hij verkoopt. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan smaadschrift door op zijn auto een geschrift te plakken met een tekst met dezelfde strekking en met die auto rond te rijden. Door aldus te handelen heeft verdachte de eer en goede naam van het slachtoffer geschonden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 juni 2009 is verdachte eerder veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van de volgende met betrekking tot verdachte uitgebrachte rapporten:
- Pro Justitia, op 11 januari 2000 opgemaakt door (naam psychiater), psychiater;
- Reclassering Nederland van 15 februari 2000 en 7 juni 2001, 4 april 2003 en 3 juni 2003.
In tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal heeft gevorderd, is het hof van oordeel dat geen sprake is van een zodanige overschrijding van de redelijke termijn dat strafvermindering zou moeten volgen. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat een eerdere behandeling in hoger beroep op 3 februari 2009 geen doorgang heeft gevonden omdat deze op verzoek van de verdediging is aangehouden. Bovendien heeft de berechting van verdachte binnen twee jaar na het instellen van hoger beroep plaatsgevonden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 261 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij (naam benadeelde partij)
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 1689,80 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Nu niet is gebleken van een causaal verband tussen hetgeen bewezen is verklaard en de door (naam benadeelde partij) geleden schade, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaren.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 30 (dertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van die taakstraf, groot 10 (tien) UREN, in geval van niet naar behoren verrichten te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarbij de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij (naam benadeelde partij)
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. M.J.L. Mastboom en mr. P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2009.
Mrs. Steinhaus en Baauw zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.