3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover thans van belang, om het volgende.
(i) [Geïntimeerde] is op 1 december 2003 als taxichauffeur bij Met en Co in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is het bepaalde in de CAO Taxivervoer van toepassing.
(ii) Als gevolg van een ongeval dat [geïntimeerde] (buiten haar schuld) tijdens haar werkzaamheden is overkomen op 2 november 2006 is zij sinds 6 november 2006 arbeidsongeschikt.
(iii) Op 18 juli 2008 heeft [geïntimeerde] bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
(iv) Bij besluit van 24 september 2008 heeft het UWV aan Met en Co een loonsanctie opgelegd als bedoeld in artikel 25.9 WAO en Met en Co onder meer bericht dat zij het loon van [geïntimeerde] moet doorbetalen tot 2 november 2009 omdat Met en Co niet voldoet aan haar reïntegratieverplichtingen, en dat zij eerder kan stoppen met het doorbetalen van loon als zij haar reïntegratieverplichtingen alsnog nakomt.
(v) Bij brief van 13 oktober 2008 heeft Met en Co aan [geïntimeerde] onder meer bericht dat zij, omdat [geïntimeerde] zich niet hield aan de verplichte reïntegratie-inspanningen die uit de Wet Verbetering Poortwachter voortvloeien, gebruik maakte van de voorgeschreven sanctiemaatregelen en met onmiddellijke ingang de salarisbetaling stopzette.
(vi) Na oktober 2008 heeft Met en Co geen loonbetalingen meer aan [geïntimeerde] gedaan.
(vii) Het salaris van [geïntimeerde] bedroeg laatstelijk € 1.638,38 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, op basis van een 40-urige werkweek.
(viii) [Geïntimeerde] verrichtte structureel overwerk. Bij de bepaling van het loon tijdens ziekte werd de overwerkvergoeding berekend op € 735,27 bruto per maand.
(ix) [Geïntimeerde] heeft – zich op het standpunt stellend dat Met en Co op grond van de door het UWV opgelegde loonsanctie verplicht was haar loon ook na oktober 2008 door te betalen – Met en Co bij dagvaarding van 29 januari 2009 in rechte betrokken en veroordeling van Met en Co gevorderd tot betaling van € 7.120,95 bruto wegens achterstallig loon tijdens ziekte, € 569,68 bruto wegens achterstallige vakantietoeslag, € 2.373,65 bruto per maand vermeerderd met vakantietoeslag en tussentijdse verhogingen vanaf 1 februari 2009 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn geëindigd, € 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente over voornoemde bedragen, € 3.845,32 bruto wegens de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de twee eerstgenoemde posten, en proceskosten.
(x) Bij het vonnis van 23 februari 2009 heeft de kantonrechter – kort gezegd – Met en Co veroordeeld tot betaling van € 5.552,79 bruto wegens achterstallig salaris over de periode 1 november 2008 tot 1 februari 2009 en € 1.388,19 wegens de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, beide bedragen vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van € 1.850,93 bruto per maand vanaf 1 februari 2009 tot de dag waarop de loonsanctie van het UWV haar rechtskracht verliest althans is opgeheven, en Met en Co voorts veroordeeld in de proceskosten.
(xi) Bij brief van 4 maart 2009 heeft [geïntimeerde] de kantonrechter verzocht het vonnis van 23 februari 2009 aan te passen. De inhoud van deze brief luidde als volgt:
"In opgemelde zaak is door de kantonrechter op 23 februari jl. in kort geding vonnis gewezen. (...)
Helaas is in het vonnis een fout opgenomen. Het betreft de berekening van het aantal overuren dat als structurele overurenvergoeding bij ziekte dient te worden uitbetaald. De CAO Taxi-vervoer bepaalt in art. 1.10 (zie bijlage) dat als overurenvergoeding bij ziekte maximaal 15 uur per week dient te worden gerekend. In het vonnis is abusievelijk uitgegaan van 15 uur per maand. De overurentoeslag bedraagt 120% voor elk gewerkt overuur. Ik verzoek u vriendelijk het vonnis op dit punt aan te passen en dienovereenkomstig de toegewezen bedragen te wijzigen."
(xii) Nadat Met en Co bij brief van 10 maart 2009 was verzocht op het verzoek van [geïntimeerde] te reageren, heeft zij bij brief van 13 maart 2009 onder meer het volgende aan de kantonrechter bericht:
"(...) Mr Roos heeft zich er niet op beroepen dat het vonnis een kennelijke en eenvoudig herstelbare fout bevat. Voor zover desalniettemin moet worden aangenomen dat mr Roos zich bedoelt te beroepen op art 31 Rv (verbetering vonnis) dan merkt Met en Co op dat in deze geen sprake is van een fout welke zich voor eenvoudig herstel leent. Allereerst zal het gaan om verbetering van de overwegingen omdat het standpunt van Met en Co ter zake daarin onvolledig is weergegeven. Vervolgens zal het dan gaan om aanpassing van de in het vonnis opgenomen berekeningen. Voorts zal het ook nog gaan om een aanpassing van bijna het volledige dictum. Evenmin is sprake van een kennelijke fout. Daarvan is eerst sprake indien het een zeer duidelijke fout betreft waarvan ook voor derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. Of sprake is van een fout kan echter slechts vastgesteld worden indien de toepasselijke CAO bepaling erop nageslagen wordt. Derhalve kan niet gesteld worden dat sprake is van een (voor een ieder direct) duidelijke fout.
Met en Co is dan ook van mening dat het verzoek van mr Roos dient te worden afgewezen."
(xiii) Aan de advocaat van Met en Co is op 19 of 20 maart 2009 door de griffie van de rechtbank Amsterdam telefonisch het verzoek gedaan om de grosse van het vonnis van 23 februari 2009 aan de rechtbank te doen toekomen.
(xiv) Bij beslissing van 19 maart 2009 heeft de kantonrechter een verbetering van het vonnis van 23 februari 2009 uitgesproken. De advocaat van Met en Co heeft op 24 maart 2009 de aangepaste grosse ontvangen.