ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.022.766/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en bekendheid met de inhoud daarvan

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis dat op 12 maart 2008 door de rechtbank Amsterdam is uitgesproken. De appellanten, [X] c.s., hebben in hoger beroep gesteld dat de geïntimeerde, [Y] HOLDING B.V., het verzet te laat heeft ingesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzet tijdig was, maar de appellanten betogen dat [Y] al op 20 maart 2008 op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis, waardoor de verzettermijn van vier weken was verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat van [Y], mr. Ellens, op 25 maart 2008 om de onderliggende processtukken heeft gevraagd, wat bevestigt dat [Y] op dat moment bekend was met het vonnis. Het hof concludeert dat het verzet niet tijdig is ingesteld, omdat [Y] niet binnen de vereiste termijn heeft gereageerd. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en verklaart [Y] niet-ontvankelijk in het door haar gedane verzet. Tevens wordt [Y] veroordeeld in de kosten van het verzet en het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [X],
wonende te [plaats],
2. [A],
wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. J.L.W. Nillesen te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] HOLDING B.V.,
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M. Ellens te Amsterdam.
Partijen worden hierna [X] c.s. en [Y] genoemd.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
[X] c.s. zijn bij exploot van 29 december 2008 in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank Amsterdam onder zaaknummer/rolnummer 401108/HA ZA 08-1743 in verzet tussen partijen heeft gewezen en dat op 8 oktober 2008 is uitgesproken, met dagvaarding van [Y] voor dit hof. De appeldagvaarding bevat twee grieven, die zijn toegelicht.
[X] c.s. hebben - in overeenstemming met voormeld exploot - geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [Y] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in het door haar gedane verzet, met haar veroordeling in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft [Y] de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van het hoger beroep.
Vervolgens hebben [X] c.s. onder overlegging van een productie een akte genomen, waarna [Y] een antwoordakte heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2. De beoordeling
2.1. In eerste aanleg heeft de rechtbank op vordering van [X] c.s. en op het tegen [Y] verleende verstek bij vonnis van 12 maart 2008 (verder ook: het verstekvonnis) [Y] op straffe van de verbeurte van een dwangsom veroordeeld een aantal stukken aan [X] c.s. over te leggen. Voorts werd [Y] in de kosten van het geding verwezen.
2.2. [Y] heeft bij exploot van 9 mei 2008 tegen het verstekvonnis verzet gedaan en een tegenvordering ingesteld. In de verzetprocedure hebben partijen onder meer gedebatteerd over de vraag of [Y] het verzet tijdig heeft gedaan. Bij akte van 15 september 2008 heeft [Y] haar (tegen)eis gewijzigd. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het verstek tijdig is ingesteld, de zaak voor conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie naar de rol verwezen en bepaald dat van dit tussenvonnis hoger beroep openstaat.
2.3. De grieven strekken ten betoge dat de rechtbank [Y] ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in haar verzet. Volgens [X] c.s. heeft [Y] het verzet te laat gedaan, immers niet binnen vier weken na het plegen door [Y] van een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan haar bekend is (art. 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.4. Alvorens tot de beoordeling over te gaan zal het hof aangeven welke feiten tussen partijen – als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken – vaststaan.
2.5. Het verstekvonnis is niet aan [Y] betekend. Bij brief van 19 maart 2008 heeft de advocaat van [X] c.s. (verder: mr. Nillesen) [Y] in de persoon en op het privé-adres van haar statutair bestuurder, [Z], een kopie van het verstekvonnis doen toekomen. Deze brief houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
“(...)
Bijgaand doe ik u toekomen een kopie van het vonnis d.d. 12 maart 2008 waarbij u bent veroordeeld om de in het petitum van de aangehechte dagvaarding (...) genoemde stukken aan cliënten te overleggen en waarbij u tevens bent veroordeeld in de proceskosten.
(...)”
2.6. [Y] - wederom in de persoon van [Z] - heeft deze brief, met het verstekvonnis, vervolgens afgegeven aan althans doorgezonden naar haar advocaat (verder: mr. Ellens), met het verzoek die verder te behandelen. Dit is kennelijk kort na ontvangst van de brief gedaan, omdat [X] c.s. onweersproken hebben gesteld dat mr. Ellens op 20 maart 2008 contact met het kantoor van mr. Nillesen heeft opgenomen.
2.7. Op 25 maart 2008 heeft mr. Ellens mr. Nillesen telefonisch verzocht hem de onderliggende processtukken toe te zenden.
2.8. Op grond van deze feiten is het hof – anders dan de rechtbank - van oordeel dat het verzet te laat is ingesteld. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.9. [X] c.s. hebben in hun appeldagvaarding (pagina 4, voorlaatste alinea) onder meer het volgende gesteld:
“Geïntimeerde heeft overigens niet ontkend (ook niet erkend) dat hij (bedoeld wordt kennelijk [Y]’s bestuurder [Z]; hof) al op of omstreeks 20 maart 2008 van de inhoud van het vonnis op de hoogte was.”
[Y] heeft deze stelling onweersproken gelaten. Immers, [Y] merkt in haar memorie van antwoord weliswaar op, zakelijk, dat het doorsturen door [Y] van de brief van 19 maart 2008 aan mr. Ellens niet impliceert dat zij ook kennis had genomen van het verstekvonnis (wat op zichzelf juist is), maar niet dat zij van (de inhoud van) dat vonnis daadwerkelijk geen kennis had genomen. Het hof gaat er om die reden dan ook van uit dat [Y] - in de persoon van haar bestuurder [Z] - het verstekvonnis (zo niet al op 19 maart 2008, dan wel) op 20 maart 2008 niet alleen heeft ontvangen, maar ook heeft gelezen. Het enkele lezen van dat vonnis moet als een daad van bekendheid worden aangemerkt (HR 11 mei 1990, NJ 1990,544). Een andere opvatting zou tot de (onaanvaardbare) conclusie leiden dat de betekening in persoon van een verstekvonnis de verzettermijn op grond van het bepaalde in art. 143 lid 2 Rv wèl doet ingaan (terwijl het vonnis dan niet door de veroordeelde hoeft te zijn gelezen) maar de naar datum en anderszins vaststaande daadwerkelijke kennisname van dat vonnis niet. Het verzet had dus binnen vier weken na 20 maart 2008 moeten zijn gedaan, maar is pas op 9 mei 2008 – en dus te laat – ingesteld.
2.10. Bovendien staat, als onder 2.6 en 2.7 gezegd, vast dat mr. Ellens, nadat [Y] de brief van 19 maart 2008 met het verstekvonnis aan hem ter hand had gesteld, (al) op 25 maart 2008 mr. Nillesen om toezending van de onderliggende processtukken heeft gevraagd. Niet ter discussie staat dat mr. Ellens toen met de inhoud van het vonnis bekend was. Bij die stand van zaken had [Y] behoren uit te leggen – wat zij niet heeft gedaan – dat zij met (de inhoud van) het vonnis niet bekend was (HR 18 november 1966, NJ 1967, 34). De stellingen van [Y] dat [Z] in 2007 getroffen is door een beroerte en als gevolg daarvan blijvend lichamelijke schade heeft opgelopen en/of niet in staat was om zaken deugdelijk te behandelen volstaan in dit verband niet. Ook om die reden is het hof van oordeel dat op 20 maart 2008 althans 25 maart 2008 een daad van bekendheid heeft plaatsgevonden en dat het verzet dus te laat is ingesteld.
2.11. De conclusie is dat de grieven gegrond zijn en dat de rechtbank [Y] niet-ontvankelijk had moeten verklaren in het door haar gedane verzet. Het hof zal de zaak op de voet van 356 Rv. aan zich houden, het bestreden vonnis vernietigen en in voormelde zin beslissen.
2.12. [Y] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het verzet (het verstekvonnis blijft in stand) en in die van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende:
verklaart [Y] niet-ontvankelijk in het door haar gedane verzet tegen het verstekvonnis van 12 maart 2008;
verwijst [Y] in de kosten van het verzet en van het hoger beroep, aan de zijde van [X] c.s. gevallen en tot op heden begroot voor wat betreft het verzet op € 452,= wegens salaris van de advocaat en voor wat betreft het hoger beroep op € 388,44 wegens verschotten en € 894,= wegens salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, M.A. Goslings en A. Rutten-Roos, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2009 door de rolraadsheer.