ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ8221
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vernietiging opheffing faillissement wegens gebrek aan baten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het faillissement van de appellant, die op 26 september 2008 in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank Utrecht had op 14 juli 2009 de opheffing van het faillissement bevolen op grond van artikel 16 van de Faillissementswet (Fw), omdat er onvoldoende baten beschikbaar waren voor de voldoening van faillissementskosten en overige boedelschulden. De appellant verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en te beslissen zoals het hof juist acht.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen voldoende baten zijn om de faillissementskosten en boedelschulden te dekken. De appellant stelde dat er mogelijk nog baten zouden kunnen voortvloeien uit een procedure tegen een besloten vennootschap, maar het hof oordeelde dat deze mogelijkheid te onzeker was om in de beoordeling te worden meegenomen. De curator had verklaard dat er uit het faillissement van de B.V. geen uitkering voor concurrente crediteuren, waaronder de appellant, te verwachten viel. Bovendien was de appellant veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de B.V., wat de kans op een vordering verder verkleinde.
Gelet op deze overwegingen heeft het hof het hoger beroep van de appellant afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende baten in faillissementsprocedures en de onzekerheid die kan bestaan over toekomstige vorderingen.