ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4570
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- R.G. Kemmers
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling omgangsregeling door biologische vader afgewezen wegens onvoldoende nauwe persoonlijke betrekking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de biologische vader tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn kind, geboren uit een relatie met de moeder. De vader was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in Haarlem, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek. De vader en de moeder hadden van najaar 2004 tot februari 2007 een relatie, waarin zij kortstondig samenwoonden. De moeder raakte ongepland zwanger, maar de vader was niet bij de bevalling aanwezig en had slechts sporadisch contact met de moeder en het kind. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende bijkomende omstandigheden had gesteld die een nauwe persoonlijke betrekking met het kind konden aantonen, zoals vereist volgens artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. De vader had weliswaar biologisch ouderschap, maar dit was niet voldoende om in aanmerking te komen voor een omgangsregeling. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter, waarbij de vader niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek. De Raad voor de Kinderbescherming had tijdens de zitting aangegeven dat het belangrijk was dat er contact tussen de vader en het kind zou komen, maar dit was niet aan de orde in deze beslissing. De vader's verzoek werd afgewezen, en het hof concludeerde dat de moeder niet verplicht was om de vader in contact te laten komen met het kind.