ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4543
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- H.L.L. Neervoort-Briët
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de gewone verblijfplaats van een minderjarige in het kader van een omgangsregeling tussen ouders na relatiebreuk
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gewone verblijfplaats van een minderjarige dochter van de moeder en de vader. De moeder en de vader, die na een relatiebreuk in december 2006 in onderling overleg een omgangsregeling hadden getroffen, waren in geschil over de verblijfplaats van hun dochter. De vader had de verblijfplaats van de minderjarige bij hem bepaald, zonder dat de moeder hiervan op de hoogte was. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige en de belangen van beide ouders. Uit het rapport van de Raad bleek dat de vader onvoldoende rekening had gehouden met het belang van de minderjarige en dat het in haar belang was om in één gezin op te groeien met haar halfbroer. Het hof oordeelde dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder moest worden bepaald, omdat dit in haar belang was. De vader had geen verzoek gedaan voor een omgangsregeling, maar het hof ging ervan uit dat beide ouders een omgangsregeling wensten. De beslissing van het hof leidde tot de conclusie dat de moeder de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zal hebben, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring. De uitspraak benadrukt het belang van de minderjarige in de beslissing over haar verblijfplaats en de noodzaak van een goede omgangsregeling tussen beide ouders.