ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4508
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ingesteld door beschermingsbewindvoerder; verzoekers niet-ontvankelijk in hoger beroep tegen tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten, [appellant sub 1] en [appellante sub 2]. De rechtbank Utrecht had eerder, op 22 juni 2009, de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, omdat appellanten niet voldaan hadden aan hun sollicitatieverplichtingen. Het hof heeft beoordeeld of appellanten ontvankelijk zijn in hun hoger beroep. Volgens artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt de beschermingsbewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte. Aangezien de beschermingsbewindvoerder niet als formele procespartij is opgetreden, maar appellanten zelf, zijn zij niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Het hof heeft voorts opgemerkt dat, indien het hoger beroep inhoudelijk was behandeld, het hof tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen als de rechtbank, namelijk dat appellanten hun sollicitatieverplichting niet naar behoren zijn nagekomen. Appellant sub 1 had een aanvullende sollicitatieverplichting en appellante sub 2 had een fulltime sollicitatieverplichting. Ondanks herhaalde waarschuwingen van de bewindvoerder hebben appellanten de geboden kansen niet benut, wat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd zou hebben gemaakt. Het hof heeft uiteindelijk beslist dat appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Utrecht.