ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4155
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- C.G. Kleene-Eijk
- F.A.A. Duynstee
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap van een overleden kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een inmiddels overleden kind. De moeder, die in hoger beroep was gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Alkmaar, verzocht om de juridische bevestiging van de band tussen haar overleden kind en de man, die zij als de vader beschouwde. De man heeft ter zitting verklaard dat hij de gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap van het kind wenste. De bijzonder curator heeft echter aangegeven dat de wet en jurisprudentie in de weg staan om het verzoek van de moeder toe te wijzen.
Het hof heeft de stellingen van de moeder, die zich baseerden op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in overweging genomen. De moeder stelde dat de wet haar geen rechtsingang biedt om het vaderschap van haar overleden kind vast te stellen, wat volgens haar een inbreuk op haar privéleven vormt. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de man gedurende het leven van het kind samen voor hem hebben gezorgd en dat zij een gezin vormen met andere kinderen. Het hof oordeelde dat de beperking die de wet oplegt aan de moeder om een verzoek tot vaststelling van het vaderschap in te dienen, in strijd is met artikel 8 EVRM.
De uitspraak van het hof houdt in dat het verzoek van de moeder aan de inhoudelijke voorwaarden van artikel 1:207 BW moet worden getoetst. Het hof heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De bestreden beschikking is vernietigd en de geslachtsnaam van het kind is gewijzigd in die van de man. Deze beslissing is genomen in het belang van het kind en bevestigt de juridische band tussen het kind en de man.