ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.015.368-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2009, gaat het om de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, hier aangeduid als [naam kind]. De zaak is ontstaan na de ontheffing van de moeder van het gezag over [naam kind] door de rechtbank te Haarlem op 17 juni 2008, waarbij Bureau Jeugdzorg (BJZ) als voogd werd aangesteld. BJZ heeft op 7 oktober 2008 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin mr. [X] werd benoemd tot bijzondere curator voor [naam kind]. Tijdens de zitting op 7 januari 2009 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder vertegenwoordigers van BJZ, mr. [X], en de pleegouders van [naam kind]. De moeder en vader van [naam kind] zijn niet verschenen.

De grieven van BJZ in hoger beroep strekken er onder andere toe aan te tonen dat er geen belangenstrijd bestaat tussen de voogd en [naam kind]. Het hof overweegt dat er wel degelijk een belangenstrijd is ontstaan, vooral naar aanleiding van de beslissing van BJZ om [naam kind] uit het pleeggezin te plaatsen, wat als een traumatische ervaring voor het kind wordt beschouwd. Het hof concludeert dat het noodzakelijk is dat een bijzondere curator wordt benoemd om de belangen van [naam kind] te behartigen.

Het hof wijst de grieven van BJZ af en bekrachtigt de eerdere beschikking, waarbij mr. [X] als bijzondere curator is aangesteld. Het hof preciseert de taak van de bijzondere curator, die zich richt op de belangen van [naam kind] met betrekking tot zijn verblijf bij de pleegouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wijst het overige verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 9 juni 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.015.368/01 van:
BUREAU JEUGDZORG NOORD-HOLLAND, AFDELING JEUGDBESCHERMING, LOCATIE HAARLEM,
gevestigd te Haarlem,
APPELLANTE,
t e g e n
MR. [X],
kantoorhoudende te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk BJZ en mr. [X] genoemd.
1.2. BJZ is op 7 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 juli 2008 van de rechtbank te Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem, met kenmerk [kenmerk].
1.3. Mr. [X] heeft op 18 november 2008 een verweerschrift ingediend.
1.4. Mr. [X] heeft op 6 januari 2009 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 7 januari 2009 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
• mevrouw mr. L.A. Huitema, de heer M. Hes en mevrouw T. de Boer namens BJZ;
• mr. [X], bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [Y];
• de heer W. Spies namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem;
• de heer [naam pleegvader] en mevrouw [naam pleegmoeder] (hierna gezamenlijk: de pleegouders);
[Naam moeder] (hierna: de moeder) en [naam vader] (hierna: de vader) zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Uit de relatie van de moeder en de vader is in 2004 geboren [naam kind] (roepnaam/hierna: [naam kind]). De vader heeft [naam kind] erkend.
2.2. [naam kind] verblijft vanaf 25 mei 2004 in het gezin van de pleegouders.
2.3. Bij beschikking van 17 juni 2008 van de kinderrechter in de rechtbank te Haarlem is de moeder ontheven van het gezag over [naam kind], met benoeming van BJZ tot voogd over hem.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is mr. [X] benoemd tot bijzondere curator, teneinde [naam kind] zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.2. BJZ verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, mr. [X] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn inleidend verzoek, dan wel dit verzoek alsnog af te wijzen.
3.3. Mr. [X] verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Niet gebleken is dat BJZ, als voogdes over [naam kind] en (derhalve) als belanghebbende, door de rechtbank in kennis is gesteld van het inleidende verzoek dat strekt tot benoeming van mr. [X] als bijzondere curator. Grief één van BJZ kan evenwel niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hoger beroep strekt er mede toe om dergelijke omissies in eerste aanleg te herstellen en BJZ heeft thans – in hoger beroep – haar bezwaren tegen het inleidende verzoek naar voren kunnen brengen.
4.2. De grieven drie en vijf, die zich lenen voor gezamenlijke bespreking strekken ten betoge dat geen sprake is van een belangenstrijd tussen de voogd en [naam kind], en dat in de bestreden beschikking ten onrechte niet is gepreciseerd welk concreet conflict tussen de minderjarige en de voogd bestaat.
Het hof overweegt daarover als volgt. Kort nadat de moeder van [naam kind] bij beschikking van de rechtbank te Haarlem van 17 juni 2008 was ontheven van het gezag over [naam kind], heeft OCK Het Spalier aan de pleegouders te kennen gegeven dat het pleegcontract voor [naam kind], die sedert 25 mei 2004 bij hen verbleef, zou worden beëindigd. BJZ heeft ingestemd met die beëindiging. Mr. [X] heeft bij inleidend verzoekschrift aangevoerd dat er een groot contrast is tussen het plan zoals dat in de ontheffingsprocedure aan de rechtbank is overgelegd en de houding van pleegzorg. BJZ heeft dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit het door mr. [X] overgelegde proces-verbaal van de zitting van de kinderrechter in de rechtbank Haarlem van 19 december 2008 (procedure vervangende toestemming tot wijziging verblijf) komt naar voren dat in het rapport van 11 maart 2008, dat is overgelegd in de ontheffingsprocedure, door BJZ niet is gerept over problemen in het pleeggezin, terwijl dat rapport wel gewag maakt van het feit dat weggaan bij de pleegouders voor [naam kind] een traumatische ervaring zou betekenen. Ook uit de brief van OCK Het Spalier van 26 juni 2008 blijkt dat wegplaatsing uit het pleeggezin voor [naam kind] een verlies zal zijn. Op grond van een en ander moet worden aangenomen dat door de beslissing van BJZ om [naam kind] bij de pleegouders weg te halen met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [naam kind] een wezenlijke belangenstrijd is ontstaan tussen [naam kind] en zijn voogd, BJZ. Het hof acht het in het belang van [naam kind] noodzakelijk dat een bijzonder curator ten behoeve van hem optreedt.
4.3. Blijkens het inleidend verzoekschrift heeft mr. [X] het verzoek namens [naam kind] ingediend. Nu uit het verzoekschrift tevens blijkt dat de pleegouders het verzoek ondersteunen bestond en bestaat, in aanmerking genomen het belang dat [naam kind] heeft om in de onderliggende kwestie vertegenwoordigd te worden door een bijzondere curator, geen aanleiding om ten aanzien van het inleidend verzoek de niet-ontvankelijkheid uit te spreken. Grief twee faalt derhalve.
4.4. Grief vier behelst – zo begrijpt het hof – de klacht dat mr. [X] niet de aangewezen persoon is om [naam kind] als bijzonder curator te vertegenwoordigen omdat hij de verhoudingen tussen de pleegouders en BJZ onnodig op scherp zet en de uitoefening van de voogdij frustreert, hetgeen volgens BJZ niet in het belang van [naam kind] is.
De grief faalt. De overgelegde correspondente tussen BJZ en mr. [X] levert onvoldoende aanknopingspunten op om te concluderen dat mr. [X] niet in staat is zijn taak naar behoren uit te voeren. In het bijzonder blijkt daaruit niet dat het mr. [X] zou ontbreken aan de intentie en de vaardigheid om allereerst te trachten een oplossing buiten rechte te vinden.
De enkele omstandigheid dat mr. [X] op 9 september 2008 in een gesprek met BJZ te kennen heeft gegeven dat hij – mocht BJZ niet willen meewerken aan mediaton – een voorlopige voorziening zou vragen, waarbij BJZ zou worden opgedragen met de pleegouders helder te krijgen waar het conflict over gaat en vervolgens te bespreken of er, rekening houdend met het belang van [naam kind], een werkbare afspraak te maken valt, is onvoldoende om te concluderen dat mr. [X] de verhouding tussen BJZ en de pleegouders onnodig op scherp zet.
4.5. Het voorgaande voert tot de conclusie dat de kantonrechter terecht mr. [X] heeft benoemd tot bijzonder curator. Er bestaat onvoldoende grond om hem nu uit zijn benoeming ‘te ontslaan omdat er thans geen conflict is tussen [naam kind] en BJZ’, zoals BJZ heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verzocht. De omstandigheid dat BJZ in december 2008 een verzoek tot doorbreking van het blokkaderecht heeft ingediend en dat inmiddels mediation is gestart zijn daartoe in ieder geval onvoldoende. De betrokkenheid van de bijzondere curator stopt (pas) op het moment dat tussen betrokkenen overeenstemming is bereikt, ofwel als er een uitspraak van de rechter is verkregen.
4.6. BJZ heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling verzocht om bij bekrachtiging van de bestreden beschikking een taakomschrijving van de bijzondere curator op te nemen in de beschikking. Dit verzoek sluit aan bij de klacht in grief 5 dat de kantonrechter heeft nagelaten aan te geven wat de taak van de curator bij de gerezen problemen met BJZ is. Het hof zal, mede gelet op de door BJZ beschreven – en door mr. [X] niet weersproken – complicaties bij de aanvraag van de CIZ indicatie voor voortzetting van de (behandel)hulp aan [naam kind], de taak van de bijzondere curator in deze zaak preciseren als hierna omschreven.
4.7. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, met dien verstande dat het hof de taak van de bijzonder curator aldus preciseert dat deze betrekking heeft op de belangen van [naam kind] bij de beslissing over het al dan niet voortzetten van het verblijf bij de pleegouders;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, A.N. van de Beek en E.A. Maan in tegenwoordigheid van
mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2009.