ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4024
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake gezamenlijk gezag over een minderjarige
Op 14 april 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de uitoefening van gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2004. De appellanten, de moeder en de oma van de minderjarige, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin hun verzoek om gezamenlijk gezag was afgewezen. De moeder, die lijdt aan schizofrenie, heeft geen contact met de biologische vader van de minderjarige. De minderjarige is sinds 2005 ondergebracht bij pleegouders en heeft regelmatig omgang met haar moeder en oma.
Tijdens de zitting op 6 april 2009 werd het verzoek van de appellanten besproken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzoek om gezamenlijk gezag niet kon worden toegewezen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de oma in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige staat en dat er geen aanwijzingen zijn dat gezamenlijk gezag zou leiden tot verwaarlozing van de belangen van de minderjarige. Het hof oordeelde dat de eerdere beslissing van de rechtbank niet op juiste gronden was genomen.
Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de appellanten gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de bestaande relatie tussen de minderjarige en haar oma, evenals de betrokkenheid van de moeder. De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van familieleden in zaken van gezag en de bescherming van de belangen van minderjarigen.