ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ0736
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P.C. Römer
- A.H.A. Scholten
- A.S. Arnold
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaald bedrag door ABN AMRO Bank N.V. van appellant
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van ABN AMRO Bank N.V. tegen een appellant, die in hoger beroep was gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een onverschuldigde betaling van € 16.700,- die zonder toestemming van de zakelijke relatie van de Bank naar de rekening van de appellant was overgemaakt. Van dit bedrag heeft de appellant € 13.827,02 opgenomen, terwijl € 2.872,98 veilig was gesteld door de Bank. De Bank vorderde dit bedrag terug op grond van onverschuldigde betaling, aangezien het bedrag zonder rechtsgrond naar de rekening van de appellant was overgemaakt.
De appellant heeft betwist dat hij het bedrag heeft opgenomen en stelde dat een derde of derden verantwoordelijk waren voor de opname. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat hij niet had aangetoond dat hij zijn verplichting tot terugbetaling niet kon nakomen. Het hof concludeerde dat de vordering van de Bank op grond van onverschuldigde betaling slaagde, ongeacht de motivering van de rechtbank. De appellant werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de appellant verantwoordelijk was voor de kosten van het appel, die op € 1.309,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in geschillen over onverschuldigde betalingen en de verantwoordelijkheden van partijen in dergelijke gevallen.