GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 23 juni 2009 in de zaak onder nummer 200.008.348/01 NOT van:
MR. [X],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
[Y],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 24 juni 2008 ingekomen een verzoekschrift – met bijlagen – van de zijde van appellant, hierna ook te noemen de notaris, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder te noemen de kamer, van 27 mei 2008, waarbij de kamer de klachten I en III van geïntimeerde, verder te noemen klaagster, gegrond heeft verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris, klacht II heeft de kamer ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 20 augustus 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 februari 2009. Klaagster en de notaris zijn verschenen, beiden hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster stelt dat zij geen opdracht heeft gegeven tot het opstellen van een samenlevingsovereenkomst dan wel een testament. Er was slechts sprake van een oriënterend gesprek. Bovendien heeft klaagster geen concept op haar adres ontvangen en heeft de notaris het dossier na het verzenden van het concept ruim een jaar laten rusten, zonder navraag te doen bij klaagster noch bij haar partner. De notaris heeft op deze wijze onvoldoende inhoud gegeven aan de op hem rustende verplichting om bij het tot stand komen van het samenlevingscontract op evenwichtige wijze op de belangen van beide partners toe te zien.
4.2. De notaris wordt ook verweten dat hij bij de financiële afhandeling van de woning onzorgvuldig heeft gehandeld door bij de afrekening de waarde van de spaarpolis in mindering te brengen op het aan de Postbank af te lossen bedrag. Klaagster heeft de notaris hierop gewezen, maar de notaris heeft geweigerd direct zijn medewerking aan het herstel van de fout te verlenen, anders dan door middel van een civiele procedure.
4.3. Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij niet voortvarend te werk is gegaan bij het uitkeren van het door klaagster in depot gestorte bedrag. De notaris ging pas tot uitkering over nadat klaagster hem het volledige arrest van het hof Leeuwarden had toegezonden. Nadat klaagster uitdrukkelijk om een overzicht van de afrekening had verzocht, bleek na de ontvangst daarvan dat klaagster nog aanspraak kon maken op een bedrag van € 250,11. Naar de mening van klaagster is het door de notaris vergoede rentepercentage van 1,5% over het depotbedrag te laag. Ook is het bedrag ad € 542, 70 dat klaagster diende te betalen inzake de kosten van het samenlevingscontract en de testamenten met het depotbedrag verrekend, zonder dat overeenstemming was bereikt over de verrichte werkzaamheden en zonder dat klaagster daarvoor een factuur had ontvangen. Bovendien heeft de notaris ten onrechte kosten in rekening gebracht voor het bestuderen van de uitspraken van rechtbank en hof, aangezien de notaris had kunnen volstaan met de constatering dat de uitspraak van het hof in kracht van gewijsde was gegaan.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klaagster en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft naar voren gebracht dat klaagster en haar partner voor een bespreking op zijn kantoor zijn geweest inzake het samenlevingscontract en de testamenten. De bespreking heeft een uur en twee en twintig minuten geduurd. Aangezien klaagster en haar partner nog niet feitelijk samenwoonden was er geen haast bij het opstellen van de concepten. Tijdens een bespreking op kantoor met een kantoorgenoot is een mondelinge opdracht verstrekt teneinde naar aanleiding van de besprekingen een samenlevingscontract en testamenten op te stellen. De concepten zijn naar het adres van de partner van klaagster gezonden, omdat het in dergelijke omstandigheden in het notariaat gebruikelijk is dat de ontwerpen naar één adres worden gezonden, en niet uitdrukkelijk was verzocht om de concepten naar beide adressen te sturen of sprake was van enige andere indicatie dat dat noodzakelijk zou zijn.
5.2. Ter zake van de eindafrekening met betrekking tot de financiële afhandeling van de woning heeft de notaris betoogd dat deze correct is afgehandeld, noodzakelijkerwijs in overleg met de (inmiddels) ex-partner van klaagster, aangezien deze beslag had gelegd op de woning.
5.3. Met betrekking tot de derde klacht stelt de notaris dat er niet is gesproken over een vergoeding over het in depot gegeven bedrag. Het rentepercentage lag rond de 1,5 %.
De notaris heeft de uitspraken in het geheel moeten lezen omdat hij uit het eerste en laatste blad daarvan niet kon opmaken dat klaagster deze procedure tegen haar ex-partner had gewonnen. De notaris is van mening dat klaagster mede opdracht heeft gegeven tot het opstellen van de concepten, en heeft het aandeel van klaagster in de kosten inzake het samenlevingscontract en de testamenten dan ook verrekend met het aan klaagster uit te keren bedrag.
6.1. Het hof is van oordeel dat klaagster door het maken van een afspraak en door het verstrekken van specifieke persoonlijke gegevens opdat het notariskantoor over zou kunnen gaan tot het concipiëren van de samenlevingsovereenkomst alsmede van haar testament een opdracht heeft verstrekt. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de bespreking met de kandidaat-notaris een uur en twee en twintig minuten heeft geduurd; gezien de duur van die bespreking moet het voor klaagster duidelijk zijn geweest dat de oriëntatiefase, waarvoor als richtlijn een half uur kan worden gehanteerd, reeds lang was verlaten.
Het hof is van oordeel dat uit genoemde feiten en omstandigheden voortvloeit dat klaagster weldegelijk een opdracht heeft gegeven.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het in de rede zou hebben gelegen indien de concepten, nu klaagster en haar toenmalige partner op verschillende adressen woonden en niet hadden aangegeven dat toezending aan één adres voldoende was, naar beide partijen zouden zijn verzonden, mede aangezien het concepttestament een persoonlijk document van klaagster betreft.
Dit onderdeel van de klacht treft dan ook doel.
6.2. De klacht ten aanzien van de financiële afwikkeling met betrekking tot de afhandeling van de woning van partijen is tevergeefs voorgesteld. De notaris heeft correct gehandeld door contact op te nemen met de advocaat van de ex-partner van klaagster inzake het beslag dat door hem op de woning was gelegd.
6.3. Het hof is van oordeel dat de klacht betreffende de eindafrekening doel treft. De notaris heeft klaagster geen nota gestuurd en mag zonder voorafgaande toestemming van klaagster niet tot verrekening overgaan.
Ook had het op de weg van de notaris gelegen klaagster eigener beweging te informeren over de hoogte van het rentepercentage over het depotbedrag, nu hieraan kennelijk geen depotovereenkomst ten grondslag heeft gelegen.
Ten aanzien van het opvragen van de volledige uitspraken van rechtbank en hof is het hof van oordeel dat de notaris juist heeft gehandeld. Dit laatste neemt echter niet weg dat de notaris op de eerste twee genoemde punten onjuist heeft gehandeld.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.5. Het vorenoverwogene leidt tot gegrondverklaring van de onderdelen I en III van de klacht. Het hof acht de handelwijze van de notaris zodanig laakbaar dat ook de door de kamer opgelegde maatregel naar zijn oordeel passend en geboden is. Een en ander leidt tot de volgende beslissing.
- bevestigt de bestreden beslissing met inachtneming van het vorenstaande.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 23 juni 2009 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
IN HET ARRONDISSEMENT GRONINGEN
Reg.nr.: 98995 KT/RK 2007-10
Datum uitspraak: 27 mei 2008
BESLISSING in de zaak van:
[Y],
wonende te [plaats],
hierna te noemen klaagster,
mr. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
Klaagster heeft op 21 december 2007 bij de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna: de Kamer) een klacht ingediend tegen notaris [X].
De notaris heeft op 1 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
De klacht is op 25 maart 2008 behandeld. Ter gelegenheid van die zitting zijn klaagster en de notaris verschenen.
a. Op 19 december 2003 bezocht klaagster met haar toenmalige partner, de heer W.J. [A] (hierna te noemen: [A]), het kantoor van de notaris voor een bespreking inzake het opstellen van een samenlevingscontract en testamenten.
b. Op 7 april 2004 heeft de notaris -althans zijn kantoorgenoot kandidaat-notaris mr. [B]- de ontwerpen met een begeleidende brief naar het adres van [A] verzonden [adres]. Klaagster heeft hiervan medio april 2005 kennisgenomen.
c. Een half jaar na het gesprek van 19 december 2003 werd de relatie tussen klaagster en [A] verbroken. Hiervan heeft [A] op 19 juli 2005 bij de notaris mededeling gedaan.
d. Op 10 augustus 2005 heeft de notaris een nota van € 1.085,40 verzonden naar het adres van [A] verzonden inzake de kosten voor het bespreken en het opmaken van de (niet gepasseerde) testamenten en het samenlevingscontract.
e. In december 2005 heeft de notaris op verzoek van klaagster bij de afhandeling van de verkoop van haar woning een afrekening opgesteld. In de afrekening was de afkoop van klaagsters spaarhypotheek betrokken.
f. [A] heeft (op zeker moment) beslag laten leggen op de woning van klaagster. Na een civiele procedure is het beslag opgeheven. Klaagster heeft de notaris kopieën van de eerste en laatste pagina van het vonnis van de rechtbank Groningen en het arrest van het hof te Leeuwarden toegezonden. Vervolgens heeft klaagster bij schrijven van 29 oktober 2007 de notaris verzocht de overwaarde van haar woning, welk bedrag bij hem in depot was gestort, aan haar uit te keren.
g. De notaris heeft - alvorens tot uitkering van het depotbedrag over te gaan - bij schrijven van 19 november 2007 aan klaagster verzocht het volledige arrest van het hof Leeuwarden toe te zenden. Klaagster heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. De notaris heeft vervolgens een bedrag van € 17.268,46 op het bankrekeningnummer van klaagster gestort. Op 6 december 2007 deed de notaris klaagster - na haar verzoek daartoe - een afrekening toekomen op grond waarvan klaagster (nog) een bedrag van € 250,11 ontving. Blijkens de afrekening heeft de notaris over € 17.811,16 de volgende bedragen aan rente uitgekeerd:
rente 2005 € 17,71
rente 2006 € 267,53
rente 2007 € 272,87
h. In de afrekening heeft de notaris onderstaande posten op het aan klaagster uit te keren bedrag in mindering gebracht:
Uw aandeel in de nota wegens het opmaken van het samenlevingscontract en de testamenten,
waarvoor u tezamen met de heer [A] een bespreking heeft gehad op mijn kantoor
€ 542,70
de kosten voor mijn werkzaamheden inzake het beheer van de gelden, de correspondentie,
telefoongesprekken, bestudering arrest Rechtbank en vonnis Hof, uitbetaling gelden (2 keer),
inclusief € 49,18 omzetbelasting € 308,00.
i. Via een schrijven van 6 december 2007 gericht aan de notaris van heeft klaagster kanttekeningen geplaatst bij de wijze waarop de afrekening tot stand kwam. Vervolgens is op 12 december 2007 onderhavige klacht ingediend.
2. Standpunt van klaagster
De klacht heeft betrekking op een drietal zaken:
I. Klaagster heeft geen opdracht verstrekt tot het opstellen van een samenlevingsovereenkomst dan wel tot het opstellen van een testament. Er was slechts sprake van een oriënterend gesprek. Mocht er al sprake zijn van een opdracht dan verzuimde de notaris de concepten naar het adres van klaagster te verzenden. Tussen het eerste gesprek (op 19 december 2003) en het versturen van de concepten aan [A] (op 7 april 2004) ligt een periode van bijna 4 maanden. Dat vervolgens niet op de concepten werd gereageerd had dit voor de notaris aanleiding moeten zijn navraag te doen bij zijn cliënten. De notaris heeft het dossier gedurende ruim een jaar laten rusten. De notaris heeft onvoldoende inhoud gegeven aan de op hem rustende verplichting om bij het tot stand komen van het samenlevingscontract op evenwichtige wijze op de belangen van beide contractanten toe te zien.
II. Haar tweede klacht richt zich op de handelwijze rond de financiële afhandeling van de woning. In de afrekening was een bedrag uit klaagsters spaarhypotheek opgenomen dat hier niet thuis hoorde. De notaris was hiervan op de hoogte maar verzuimde mee te werken aan het verzoek van klaagster deze fout per direct te herstellen. De notaris stelde voor de fout in een civiele procedure te corrigeren. Klaagster kon zich hier niet in vinden en zag zich genoodzaakt de fout, in overleg met de hypotheekverstrekker, zelf te herstellen, hetgeen voorspoedig verliep.
III. Klaagster kan zich niet verenigen met de wijze waarop de eindafrekening tot stand kwam. De notaris ging niet voortvarend te werk bij het uitkeren van het door klaagster in depot gestorte bedrag. Pas na het toezenden van het volledige arrest van het hof Leeuwarden werd een bedrag uitgekeerd. De notaris voorzag in een overzicht van deze afrekening eerst nadat klaagster hier uitdrukkelijk om verzocht. Toen bleek bovendien dat klaagster nog aanspraak maakte op een bedrag van € 250,11. Er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt inzake het te hanteren rentepercentage over het in het depot gestelde bedrag. Gezien het door de notaris uitgekeerde bedrag zou een rentepercentage van slechts 1,5 % zijn gehanteerd. Op de meeste spaarrekeningen is een percentage van 2,5 % tot 3,5 % gangbaar. Op basis van deze percentages zou een twee maal zo hoge renteopbrengst kunnen zijn gerealiseerd.
In de eindafrekening is een bedrag van € 542,70 opgenomen voor haar aandeel in de kosten van het opstellen van het samenlevingscontract en de testamenten. Het bedrag is in mindering gebracht op de uit te keren depotgelden. Deze handeling is onzorgvuldig nu tussen klaagster en de notaris een dispuut bestond over deze werkzaamheden. Bovendien zijn deze kosten nimmer door de notaris gefactureerd. De nota van 10 augustus 2005 was slechts aan het adres van [A] gericht.
Het bedrag aan kosten voor het beheer van de gelden, de correspondentie, telefoongesprekken en het bestuderen van de uitspraken van de rechtbank en het hof is hoog. Bestudering van het arrest had achterwege kunnen blijven. Er is één brief door de notaris verzonden en er zijn slechts enkele telefoongesprekken gevoerd. De notaris had kunnen volstaan met de vaststelling dat het arrest in kracht van gewijsde was gegaan.
Klaagster richt zich tot de Kamer met het verzoek om de financiële benadeling die zij door de handelwijze van de notaris heeft ondervonden ongedaan te maken.
3. Standpunt van de notaris
I. Klaagster en [A] zijn op kantoor van de notaris geweest voor een bespreking inzake het opstellen van het samenlevingscontract en de testamenten. Directe haast was niet geboden omdat cliënten te kennen gaven dat de feitelijke samenwoning nog enige tijd op zich liet wachten. Kantoorgenoot [B] heeft de diverse mogelijkheden met cliënten besproken hetgeen resulteerde in een mondelinge opdracht om, aan de hand van bespreking en de wens van cliënten, een ontwerp van een samenlevingscontract en van de testamenten te maken. De notaris kan zich niet vinden in klaagsters standpunt dat tijdens deze bespreking onvoldoende aandacht aan haar belangen is geschonken. De concepten zijn naar het adres van [A], [adres], verzonden. Partijen hebben niet uitdrukkelijk verzocht de concepten naar beide adressen te sturen. Nadat de ontwerpen waren verzonden, heeft geen van beide partijen gereageerd. Dit was ook niet opmerkelijk gegeven het feit dat partijen eerst op termijn gingen samenwonen. Op 4 november 2005 vond een gesprek plaats tussen klaagster en de notaris. Tijdens dit gesprek stonden de opdracht en de nota niet ter discussie.
II. Kantoorgenoot mr. [C] heeft bij de hypotheekhouder (de Postbank) geïnformeerd tegen welke voorwaarden het royement van de hypotheek zou worden afgegeven. De afrekening van de Postbank dateert van 21 november 2005, daarop is door de Postbank de waarde van de polis in mindering gebracht. Na ontvangst van de afrekening deelde klaagster mee dat het niet de bedoeling was dat de waarde van de polis zou worden verrekend via de aflossing aan de Postbank. Het bedrag moest direct op haar rekening worden gestort. Gegeven het door [A] gelegde beslag was een wijziging zonder instemming van de beslaglegger niet mogelijk. Mr. [C] heeft schriftelijk contact opgenomen met de advocaat van [A] wat erin resulteerde dat de beslaglegger akkoord ging met het uitkeren van de waarde van de polis. Een en ander is correct afgewikkeld.
III. Over een vergoeding van rente over het in depot gegeven bedrag is niet gesproken. Het bedrag is op de dagelijks opvraagbare derdengeldenrekening geplaatst. Het rentepercentage lag rond de 1,5 %. Uit het eerste en het laatste blad van het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof was niet op te maken dat klaagster de door [A] geëntameerde procedure had gewonnen. Ten einde te kunnen beoordelen of rechtsgeldig aan klaagster kon worden uitgekeerd zijn de volledige uitspraken opgevraagd. Na lezing van het arrest bleek dat de termijn voor cassatie niet was verstreken. Navraag bij de advocaat van de beslaglegger leerde dat [A] van cassatie zou afzien en dat tot uitkering van de gelden kon worden overgegaan.
Het aan klaagster uitgekeerde bedrag is verminderd met haar aandeel in de kosten voor het opmaken van het samenlevingscontract en de testamenten.
Op grond van art. 98 lid 1 Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degene te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris in deze klachtzaak een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer voorziet in het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen echter is niet bevoegd (bindende) uitspraken te doen over aangelegenheden van privaatrechtelijke aard.
Ten aanzien van bovengenoemde klachten overweegt de Kamer als volgt:
I. Of klaagster en [A] al dan niet opdracht hebben gegeven tot het opmaken van een (concept) samenlevingscontract en de testamenten blijft op grond van de voorhanden zijnde gegevens onduidelijk. Dit punt laat de Kamer buiten beschouwing. Vaststaat dat de notaris de concepten slechts naar het adres van aan [A] heeft verzonden. Nu partijen hieromtrent geen afspraken hebben gemaakt lag het naar het oordeel van de Kamer in de rede om beide partijen van de concepten te voorzien, in het bijzonder waar het een persoonlijk document als het testament betrof. De Kamer acht het verwijt van klaagster dat de notaris ten aanzien van dit punt onzorgvuldig handelde gegrond. Een en ander is er (mede) debet aan geweest dat het dossier lang heeft stilgelegen. Naar het oordeel van de Kamer had het in de rede gelegen om cliënten nog eens aan te schrijven met het verzoek om een reactie op de verzonden concepten.
Dat de notaris onvoldoende inhoud heeft gegeven aan de op hem rustende verplichting om bij het tot stand komen van het samenlevingscontract op evenwichtige wijze op de belangen van beide contractanten toe te zien is naar het oordeel van de Kamer niet gebleken.
II. De klacht onder punt 2 betreffende het verwijt van de onzorgvuldige financiële afhandeling van de woning is naar het oordeel van de Kamer niet terecht door klaagster voorgesteld. De notaris werd geconfronteerd met een beslag en heeft eerst na overleg met de beslaglegger tot herstel van de fout kunnen komen, welke fout (kennelijk) door toedoen van de hypotheekverstrekker was ontstaan. Naar het oordeel van de Kamer heeft de notaris, na het vaststellen van de fout door klaagster, correct gehandeld bij het herstellen ervan.
III. Ten aanzien van het derde punt is de Kamer van oordeel dat de notaris onjuist heeft gehandeld daar waar hij overging tot verrekening van de kosten van de conceptakten met de uit te keren depotgelden. De notaris heeft de nota inzake het opmaken van de concepten naar het adres van [A] verzonden. Klaagster heeft geen nota van de notaris ontvangen zodat die vordering niet opeisbaar was en er (mitsdien) geen mogelijkheid bestond om tot verrekenen over te gaan.
Het door de notaris gehanteerde rentepercentage van 1,5 % komt de Kamer niet onredelijk voor nu de notaris heeft aangevoerd dat de gelden op een dagelijks opvraagbare derdengeldenrekening zijn geplaatst. Overigens had de notaris er goed aan gedaan klaagster hierover te informeren.
Anders dan klaagster is de Kamer van oordeel dat de notaris door het opvragen van de volledige uitspraken van rechtbank en hof zorgvuldig heeft gehandeld. Dat de bestudering van deze uitspraken en de uit het beslag voortvloeiende (extra) inspanningen (zoals contacten met de advocaat van de beslaglegger) zich hebben vertaald in een post van € 308,00 komt de Kamer eveneens niet onredelijk voor.
Op grond van bovenstaande is de Kamer inzake de klachten I en III van oordeel dat de notaris op genoemde punten verwijtbaar heeft gehandeld zodat de klachten gegrond zijn. De handelwijze van de notaris is zodanig laakbaar dat de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats is.
Op grond van het vorenstaande zal de klacht onder II ongegrond worden verklaard.
verklaart de klachten I en III gegrond;
legt aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op;
bepaalt de dag en het uur waarop de maatregel zal worden uitgesproken nadat de vaststelling heeft plaatsgevonden dat tegen de onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat.
verklaart de klacht II ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. G.R. van Baak-Klijnsma, F. Bergman, J. Kuipers en K.H.H.J. Kuhlmann, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris, en uitgesproken door mr. E.J. Oostdijk ter openbare vergadering van de Kamer van 27 mei 2008.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam