ECLI:NL:GHAMS:2009:BI2725
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- H.L.L. Neervoort-Briët
- A. van Haeringen
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Tussenbeschikking inzake alimentatie en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 april 2009, is de ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te Amsterdam aan de orde. De man had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van 20 augustus 2008, waarin de rechtbank had bepaald dat hij € 1.950,- per maand aan de vrouw moest betalen als uitkering tot haar levensonderhoud. De vrouw had verzocht om een verhoging van dit bedrag naar € 3.800,- per maand, terwijl de man verzocht om de alimentatie te beperken tot € 768,- per maand en de duur ervan tot vier jaar. De rechtbank had de behandeling van de definitieve alimentatie aangehouden, wat leidde tot de vraag of de man ontvankelijk was in zijn hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de beslissing van de rechtbank over de uitkering tot levensonderhoud een voorlopige was, zonder onherroepelijk karakter. Dit betekende dat de beschikking niet definitief was en dat de man niet ontvankelijk kon worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat het hier ging om een tussenbeschikking. Het hof verwees naar artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat hoger beroep tegen een tussenbeschikking alleen mogelijk is in combinatie met een eindbeschikking of indien de rechtbank dit heeft toegestaan. Aangezien aan geen van deze voorwaarden was voldaan, werd de man niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
De beslissing van het hof was dus dat de man niet ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, en de overige stellingen van partijen behoefden geen verdere bespreking. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.