ECLI:NL:GHAMS:2009:BI2616
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- A.N. van de Beek
- J.E. Geuzinge
- Rechtspraak.nl
Vervaltermijn van alimentatieverplichtingen na echtscheiding en de dwingendheid van artikel 1:157 lid 5 BW
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2009, stond de vraag centraal of de vrouw ontvankelijk was in haar verzoek tot verlenging van de alimentatieverplichting na echtscheiding. De man had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te Haarlem, waarin de alimentatieverplichting was vastgesteld. De vrouw had haar verzoek tot verlenging van de alimentatie niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 1:157 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat deze termijn een dwingend recht betreft, wat betekent dat de rechter deze ambtshalve moet toepassen. De vrouw had niet aangetoond dat er uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van deze termijn rechtvaardigden. Het hof concludeerde dat de aanspraak van de vrouw op levensonderhoud van rechtswege was vervallen, omdat zij haar verzoek niet tijdig had ingediend. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de vrouw werd niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek.