ECLI:NL:GHAMS:2009:BH8645
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R. Veldhuisen
- H.W.J. de Groot
- R.P.P. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep en verbetering dictum in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem, dat op 12 juni 2007 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 50,- voor een overtreding van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. De kantonrechter had in zijn dictum aangegeven dat de verdachte de mogelijkheid had om in hoger beroep te gaan, wat bepalend was voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de hoogte van de opgelegde geldboete een kennelijke verschrijving bevatte en heeft deze verbeterd naar € 51,-. Hierdoor kon de verdachte ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
Het hof heeft het onderzoek in de zaak heropend en de behandeling van de zaak geschorst, met de opdracht om het onderzoek op een later tijdstip te hervatten. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, verwijzend naar de appèlgrens van artikel 404, lid 2, onder b van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter de bedoeling had om de verdachte de mogelijkheid te bieden om in hoger beroep te gaan, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep ontvankelijk was.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de intenties van de rechter in eerste aanleg en de noodzaak om de juiste procedurele stappen te volgen in strafzaken. Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de advocaat-generaal voor verdere behandeling en zal de verdachte oproepen voor de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen datum.