ECLI:NL:GHAMS:2009:BH8645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-004457-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep en verbetering dictum in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem, dat op 12 juni 2007 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 50,- voor een overtreding van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. De kantonrechter had in zijn dictum aangegeven dat de verdachte de mogelijkheid had om in hoger beroep te gaan, wat bepalend was voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de hoogte van de opgelegde geldboete een kennelijke verschrijving bevatte en heeft deze verbeterd naar € 51,-. Hierdoor kon de verdachte ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.

Het hof heeft het onderzoek in de zaak heropend en de behandeling van de zaak geschorst, met de opdracht om het onderzoek op een later tijdstip te hervatten. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, verwijzend naar de appèlgrens van artikel 404, lid 2, onder b van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter de bedoeling had om de verdachte de mogelijkheid te bieden om in hoger beroep te gaan, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep ontvankelijk was.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de intenties van de rechter in eerste aanleg en de noodzaak om de juiste procedurele stappen te volgen in strafzaken. Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de advocaat-generaal voor verdere behandeling en zal de verdachte oproepen voor de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

parketnummer:
datum uitspraak: 13 maart 2009
TEGENSPRAAK
INTERLOCUTOIR ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Den Helder, van 12 juni 2007 in de strafzaak onder parketnummer van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres].
De onderhavige zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de verdachte [medeverdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 juni 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2009 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Door de kantonrechter van de rechtbank Alkmaar is een geldboete van € 50,- opgelegd, ter zake van overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafrecht. In het dictum is voorts als overweging opgenomen dat “de kantonrechter (…) bij het bepalen van de hoogte van de geldboete nadrukkelijk de bedoeling” heeft “gehad de verdachte, gelet op diens principiële verweer, de mogelijkheid te bieden de zaak in hoger beroep aan het Gerechtshof voor te leggen”.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2009 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, gelet op de appèlgrens van artikel 404, lid 2, onder b. van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Het hof overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid als volgt.
Uit hetgeen is bepaald in artikel 404, lid 2, onder b. Sv volgt, dat hoger beroep niet openstaat tegen vonnissen betreffende overtredingen, waarbij in eerste aanleg geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum van € 50,-. Wordt derhalve een geldboete van € 50,- opgelegd, dan staat daartegen in beginsel geen hoger beroep open.
Niettemin acht het hof de inhoud van de hiervoor weergegeven overweging in (het dictum van) het vonnis waarvan beroep, welke overweging onmiskenbaar ertoe strekt dat het uitdrukkelijk de bedoeling van de kantonrechter is geweest om een vonnis te wijzen waartegen voor de verdachte het rechtsmiddel van hoger beroep open staat, bepalend voor het antwoord op de vraag of de verdachte ontvankelijk is in het ingestelde beroep. Die overweging brengt mee dat de kantonrechter geen andere bedoeling kan hebben gehad dan de oplegging van een geldboete waarvan de hoogte toereikend is voor het aanwenden van het rechtsmiddel van hoger beroep, of wel € 51,-.
Het hof merkt de hoogte van de geldboete in het vonnis waarvan beroep dan ook aan als een kennelijke verschrijving. Het hof leest het dictum verbeterd aldus, dat aan de verdachte een geldboete van € 51,- is opgelegd.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de verdachte kan worden ontvangen in het door hem ingestelde hoger beroep.
Nader onderzoek
[inhoudelijke bespreking nader onderzoek]
Het hof zal met het oog op het voorgaande het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van verdachte, tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Stelt de stukken met het oog op hetgeen hiervoor is overwogen in handen van de advocaat-generaal.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. H.W.J. de Groot en mr. R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2009.