ECLI:NL:GHAMS:2009:BH5714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000094-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake cocaïnehandel en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk bewerken, verwerken en verkopen van cocaïne, het aanwezig hebben en vervoeren van ongeveer 8 kilogram cocaïne, en het witwassen van geldbedragen die voortkwamen uit deze activiteiten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich afspeelden tussen 1 augustus 2007 en 6 september 2007 in Nederland, met specifieke verwijzingen naar Wijdenes, Amsterdam en Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze strafbare feiten, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de productie en distributie van cocaïne, evenals het verbergen van de herkomst van aanzienlijke geldbedragen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij de cocaïnehandel en het witwassen van geld. De bewijsvoering was gebaseerd op afgeluisterde telefoongesprekken, observaties en inbeslagnames van goederen en geldbedragen. De verdachte had een actieve rol in de organisatie en het vervoer van de cocaïne, en het hof oordeelde dat de aangetroffen voorwerpen en geldbedragen direct verband hielden met de criminele activiteiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, en het hof bevestigde deze straf, waarbij het ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen bevestigde. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen als chauffeur en vertaler had gefungeerd, maar daadwerkelijk betrokken was bij de criminele activiteiten.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-000094-08
datum uitspraak: 3 februari 2009
TEGENSPRAAK
PROMIS
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 12 december 2007 in de strafzaak onder parketnummer 14-810363-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 november 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot 6 september 2007 te Wijdenes en/of Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) ((een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende)) cocaïne, zijnde cocaïne een middel voorkomende op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, en/of (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende Lijst I, dan wel een middel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot 6 september 2007 te Wijdenes, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ((een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende)) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, en/of van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende Lijst I, dan wel een middel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid,van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende boorzuur en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende zoutzuur en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende ammoniak en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (een) aceton(oplossing) en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende calcium chloride en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) talkpoeder en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) koolstof en/of
- (een) jerrycan(s) en/of
- (een) vijzelpers(en) en/of
- (een) hydraulische pers(en) en/of
- (een) geldtelmachine(s) en/of
- (een) weegscha(a)l(en) en/of
- (een) maatbeker(s) en/of
- (een) (plastic) ton(nen) en/of
- (overige) gereedschappen en/of instrumenten,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 6 september 2007 te Wijdenes en/of Amsterdam en/of elders in de provincie Noord-Holland en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, van (een) geldbedrag(en), te weten
- een geldbedrag van 78.000 euro (aangetroffen in de auto met kenteken
[kenteken]) en/of
- een geldbedrag van 17.930 euro (aangetroffen in de (meterkast van de) woning
op het adres [adres1]) en/of
- een geldbedrag van 33.350 euro (aangetroffen in een woning aan de [adres2]) en/of
- een geldbedrag van 19.725 euro (aangetroffen in (een) schoen(en)) en/of
- een geldbedrag van 11.580,20 euro (aangetroffen bij [verdachte2]) en/of
- een geldbedrag van 1.475 euro (aangetroffen bij [verdachte3]) en/of
de herkomst en/of de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhulden/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd geldbedrag(en) was/waren en/of dat/die geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat/die geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 6 september 2007 te Wijdenes en/of Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
((ongeveer) 8 kilogram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en)) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof overweegt naar aanleiding van het op de inleidende dagvaarding onder 1. tenlastegelegde feit nog in het bijzonder het volgende.
De aan de verdachte verweten gedragingen zijn door de steller van de tenlastelegging gegoten primair in het vat van het medeplegen van de in artikel 2 aanhef en onder B., C. en D. van de Opiumwet gegeven verboden. Subsidiair heeft die steller gemikt op het medeplegen van de in artikel 10a van die wet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen.
Het hof stelt vast dat in het primair ten laste gelegde het woord “opzettelijk” niet is opgenomen. Het hof merkt het achterwege laten van dat woord aan als een kennelijke verschrijving en verstaat de tenlastelegging aldus, dat de steller het oog heeft gehad (ook en vooral) op de in artikel 10, leden 3 en 4 van de Opiumwet als misdrijf strafbaar gestelde gedragingen, derhalve de opzettelijk verrichte gedragingen. Door het aldus verstaan van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte niet in zijn verdedigingsbelangen geschaad.
Daartoe overweegt het hof dat de redactie van het op de inleidende dagvaarding onder 1. ten laste gelegde feit tot die conclusie dwingt.
Immers, niet valt in te zien waarom de steller van de tenlastelegging primair als overtreding geduide gedragingen aan de rechter zou voorleggen en voor het geval dat die niet-opzettelijke gedragingen van de verdachte c.s. niet bewezen kunnen worden geacht, vervolgens zou vorderen dat die subsidiair verweten opzettelijke gedragingen wel bewezen moeten worden geacht en deze als het misdrijf van artikel 10a van de Opiumwet te kwalificeren. Anders gezegd: het ligt allerminst voor de hand dat door de officier van justitie aan de verdachte c.s. een en hetzelfde samenstel van gedragingen wordt verweten, primair in de sleutel van de (lichte) overtreding en subsidiair in die van het (zware) misdrijf.
Dat het ook voor de verdachte en zijn raadsman onmiskenbaar duidelijk is geweest dat de steller van de tenlastelegging bij het onder 1. primair tenlastegelegde niet slechts het oog heeft gehad op de in de Opiumwet als overtredingen maar ook (en vooral) op de als misdrijf strafbaar gestelde gedragingen, volgt naar ’s hofs oordeel uit hetgeen is verhandeld ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, mede gelet op de inhoud van het strafdossier en de grondslag van de tegen de verdachte toegepaste voorlopige hechtenis.
Bevestiging voor het bestaan van die duidelijkheid vindt het hof nog in het bijzonder in het volgende. Niet door of namens de verdachte, noch door het openbaar ministerie is op enig moment enige aandacht aan dit onderwerp besteed, ook niet nadat bij lezing van het vonnis waarvan beroep aan de lezer daarvan kon blijken dat de door de rechtbank in dat vonnis gegeven kwalificatiebeslissing (het misdrijf) niet kan worden gegrond op de tekst van respectievelijk de tenlastelegging en de bewezenverklaring (de overtreding).
Voorzover (overigens) in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof ook deze verbeterd. De verdachte wordt ook daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter, die de verdachte heeft veroordeeld voor het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde.
Vaststaande feiten
Naar aanleiding van in de zomer van 2007 binnengekomen informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Nationale Recherche is een onderzoek ingesteld naar de verdachte.1 Verificatie van de betreffende informatie heeft onder meer geleid tot de vaststelling dat op naam van de verdachte een auto stond, voorzien van het Spaanse kenteken [kenteken] en dat de verdachte een woning had gehuurd aan de [adres2].2 Vanaf 24 augustus 2007 tot en met 6 september 2007 zijn de telefoongesprekken van de verdachte afgeluisterd, opgenomen en geregistreerd.3 Vanaf 28 augustus 2007 is de woning aan de [adres2] geobserveerd.4 Uit deze observaties volgt dat de verdachte regelmatig samen is gesignaleerd met een NN-verdachte, die WIJDENES 01 wordt genoemd in de observatie processen-verbaal en van wie later blijkt dat hij [verdachte2] heet. In de middag van 4 september 2007 zijn de verdachte en [verdachte2] samen gezien in de Etos aan de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam alwaar de verdachte een bestelling talkpoeder kwam ophalen. [verdachte2] heeft deze goederen afgerekend en de winkelmedewerkster heeft de verdachten vier kratten meegegeven, die dozen met talkpoeder bevatten. Deze dozen heeft de verdachte vervolgens op de achterbank van zijn auto geladen.5 Op 5 september 2007 heeft de verdachte een telefoongesprek met zijn vader gevoerd waarin hij zijn vader laat weten dat hij de volgende dag dingen komt ophalen die verkocht zijn.6 Op 6 september 2007 zijn de verdachte en [verdachte2] samen geobserveerd toen zij met de auto van de verdachte richting Maassluis reden alwaar de vader van de verdachte woonachtig was. Geobserveerd is dat de verdachte de garage bij de woning van zijn vader is binnengegaan en naar buiten is gekomen met een kennelijk voor de helft gevulde, blauwe Albert Heijntas.7 De verdachte en [verdachte2] zijn vervolgens samen weggereden in de auto van de verdachte in de richting van Amsterdam, alwaar ze later op de dag zijn aangehouden.8 Op 7 september 2007 is in de auto van [verdachte] een 8-tal plakken, vermoedelijk verdovende middelen, aangetroffen9 waarvan monsters zijn genomen ten behoeve van een onderzoek door het NFI.10 In de plakken is een logo van een letter B geperst.11 Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat de monsters cocaïne bevatten.12
Op 6 september 2007 heeft in de woning aan de [adres2] een doorzoeking plaatsgevonden waarbij onder meer de volgende goederen zijn aangetroffen:
- vijzelpers
- plastic jerrycan (blauw) leeg
- 4,1 kilogram boorzuur
- dozen talkpoeder + losse aantallen
- onbekend bedrag aan geld
- papier
- plastic zak met meters
- 650 gram vermoedelijk geurpoeder
- onbekend bedrag aan geld
- geldtelmachine
- pocket weegschaal
- hydraulische pers
- 1 witte jerrycan met zoutzuur
- I witte jerrycan met zoutzuur
- busje mannitol
- elektrische kookplaat
- set maatbekers
- keukenweegschaal merk Soehnle
- keukenweegschaal merk Soehnle
- 3 x fles I liter ammoniak
- 3 x fles 1/2 liter afvoerontstopper
- keukenweegschaal
- krat met diverse artikelen: rollen tape, plastic bekers, vershoudfolie en plastic handschoenen
- plastic zeef
- schoenendoos merk Bosch inhoud: 2 stempels, 2 pijltjes,
- roestvrijstalen mal
- doos koolstof
- plastic zak met wit laken met cocaïnegeur
- plastic zak met rol elastiek met cocaïnegeur
- rol papier met cocaïnegeur
- doek (laken of sloop) met cocaïnegeur
- plastic krat met inhoud: 4 toiletverfrissers, gereedschap, 3 gebruikte verwarmingselementen, 3 kabelhaspels
- laptop merk Acer in leren tas + acc.
- kartonnen doos met adresseringen
- 350 gram boorzuur
- onbekend bedrag aan geld
- negen kleine plastic deksels (wit), 1 grote plastic deksel (wit), 4plastic tonnen (wit) waarvan 1 met vuilnisbak waarin een aantal gekleurde huishoudemmers, 4 plastic tonnen (wit) met inhoud, kleinere ton met inhoud verwarmingselement.
- 8 stuks jerrycans (blauw) met acetonoplossing (25 liter)
- 11 stuks jerrycans (blauw) met acetonoplossing helder (25 liter)
- 20 stuks jerrycans (blauw) met acetonoplossing (25 liter)
- vuilniszak restanten blauwe jerrycan
- zak met calcium chloride merk cozo (aangebroken).13
De mal die in de woning aan de [adres2] is aangetroffen op 6 september 2007 vertoont een zeer sterke gelijkenis met het logo dat in de plakken cocaïne was geperst die zijn gevonden in de auto van de verdachte.14 Voorts is in de woning aan de [adres2] een geldbedrag van in totaal €33.350,00 aangetroffen15 en is daar in de tas van de verdachte een papier met daarop de titel “Melting points of cocaïne and common adulterants” gevonden.16
Door het NFI is na onderzoek vastgesteld dat het tijdens de doorzoeking op 6 september 2007 in de woning aan de [adres2] aangetroffen en inbeslaggenomen laken, sterke aanwijzingen bevat voor de aanwezigheid van cocaïne. Ten aanzien van de rol elastiek, de rol papier en het doek is door het NFI in hetzelfde onderzoek de aanwezigheid van cocaïne aangetoond.17
Tijdens het onderzoek in de auto van de verdachte zijn, naast de gevonden cocaïneplakken, pakketten geldbiljetten gevonden.18 Dit betrof in totaal een geldbedrag van €78.000,00. Voorts is in de tas van de medeverdachte [verdachte2] een bedrag van €10.000,00 aangetroffen en in zijn kleding een bedrag van € 1.580,20.19
Standpunten advocaat-generaal
Door de advocaat-generaal is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte zich – steeds tezamen en in vereniging – heeft schuldig gemaakt aan het bewerken, verwerken en verkopen van cocaïne, het aanwezig hebben en vervoeren van 8 kilogram cocaïne en het witwassen van de aangetroffen geldbedragen van in totaal €122.930,20.
Standpunten verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte van alle drie de hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de in zijn auto aangetroffen cocaïne en geldbedragen en evenmin van de in de woning in Wijdenes aangetroffen goederen. De verdachte heeft slechts opgetreden als chauffeur en vertaler voor [verdachte2] die hij voorts heeft geholpen bij een aantal praktische zaken. Ook in door hem gevoerde afgeluisterde telefoongesprekken heeft hij slechts als vertaler voor [verdachte2] gefungeerd. Het papier waarop de smeltpunten van cocaïne en versnijdingsmiddelen zijn vermeld heeft de verdachte van [verdachte2] ontvangen om te kopiëren. Met betrekking tot de grote hoeveelheid talkpoeder die de verdachte samen met [verdachte2] heeft gekocht op 4 september 2007 te Amsterdam, geldt dat de verdachte van plan was deze talkpoeder met winst te verkopen in Spanje, alwaar een grote vraag bestaat naar talkpoeder van het merk Zwitsal. Uit e-mails en de verklaringen van de vader van de verdachte, blijkt dat de verdachte zich namelijk al langere tijd bezig hield met het vervoeren van talkpoeder naar Spanje. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat talkpoeder als versnijdingsmiddel dient voor cocaïne.
Tenslotte kan niet worden aangetoond dat de met de in de woning van de verdachte aangetroffen goederen en chemicaliën daadwerkelijk cocaïne is bewerkt in diezelfde woning, dan wel in Nederland. De constatering dat de betreffende benodigdheden in Wijdenes zijn aangetroffen laat de mogelijkheid open dat de cocaïne in het buitenland kan zijn bewerkt en dat de woning in Wijdenes enkel als opslagplaats heeft gediend.
Ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen geldt dat, nog daargelaten dat de verdachte van de aangetroffen geldbedragen geen wetenschap had, het enkele voorhanden hebben van door misdrijf verkregen goederen niet als witwassen kan worden aangemerkt.
Beoordeling van de standpunten
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat uit het samenstel van de in de woning te Wijdenes aangetroffen voorwerpen, in samenhang met de vaststellingen van het NFI met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen en in samenhang met het aangetroffen papier met daarop vermeld de “melting points” van cocaïne, bewezen is dat deze voorwerpen bestemd waren voor het bewerken en verwerken van cocaïne en dat daarmee ook daadwerkelijk cocaïne is bewerkt of verwerkt. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte, samen met anderen, geruime tijd in die – door hem gehuurde - woning heeft verbleven en dat eerderbedoeld papier in zijn tas is aangetroffen. Het hof stelt tenslotte vast dat in de auto van de verdachte, waarvan hij als bestuurder optrad, een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Voor de beoordeling van de stelling van de verdachte dat hij niettemin geen wetenschap had van de aangetroffen voorwerpen en cocaïne, is het navolgende van belang. De verdachte heeft in de periode, gelegen tussen het door hem huren van de woning in Wijdenes en zijn aanhouding, telefoongesprekken gevoerd. De inhoud van deze telefoongesprekken dient te worden bezien in het licht van de hiervoor door het hof gedane vaststellingen en kan dan niet anders worden geduid dat daarin in versluierend taalgebruik wordt gesproken over het bewerken, dan wel verwerken, van verdovende middelen.20 Zo heeft de verdachte op 24 augustus 2007 een telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij deze persoon laat weten dat het van de week allemaal klaar is.21 Op dezelfde dag heeft hij een ander telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij hem laat weten dat “wat we hebben, niet mooi is, maar wel goed “ en dat hij, als hij tevreden is, aardig wat kan bijmaken.22 Op 28 augustus 2007 heeft de verdachte een gesprek gevoerd met een persoon genaamd [naam persoon] waarin [naam persoon] de verdachte vraagt wat de jongens hebben geproduceerd. De verdachte heeft hierop geantwoord: “niet wat jij wil, begrijp je wat ik bedoel?”23 Later op de dag is de verdachte opnieuw gebeld door [naam persoon]. In dit gesprek heeft [naam persoon] aan de verdachte gevraagd of hij zo’n speler van slechte kwaliteit wil hebben waarop de verdachte heeft laat weten dat de jongens op dat moment bezig zijn en niet gestoord kunnen worden.24 Op 3 september 2007 heeft de verdachte gesproken met een onbekend gebleven persoon, en heeft de verdachte verklaard dat hij dingen weet te liggen en er één klaarligt met een heleboel nullen.25 Op 4 september 2007 is de verdachte wederom gebeld door [naam persoon] tegen wie hij heeft verklaard dat ze nog niks hebben en dat als hij wat weet, hij een belletje zal geven.26 Op 6 september 2007 heeft de verdachte met zijn vader gebeld aan wie hij heeft laten weten dat hij die dingen uit de garage moet hebben waarvan hij de dag ervoor heeft laten weten dat ze verkocht zijn.27
In de inhoud van de betreffende telefoongesprekken en de weergave daarvan in de tapverslagen is geen steun te vinden voor de stelling van de verdachte dat hij slechts optrad als tolk voor [verdachte2] en dat zijn rol aldus geen andere is geweest dan die van spreekbuis van [verdachte2] die feitelijk bij monde van de verdachte de telefoongesprekken heeft gevoerd.
De verdachte heeft op 4 september 2007 een grote hoeveelheid door hem bestelde talkpoeder opgehaald. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is van talkpoeder algemeen bekend dat dit ook wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Mede in het licht van de eerder gedane vaststelling dat in casu daadwerkelijk sprake is geweest van het bewerken en verwerken van cocaïne, acht het hof de verklaring van de verdachte omtrent het doel van de door hem bestelde talkpoeder niet geloofwaardig.
In het telefoongesprek dat de verdachte op 5 september 2007 met zijn vader heeft gevoerd heeft hij gezegd dat hij de volgende dag langs zal komen om dingen op te halen die verkocht zijn.28 De dag erna is de verdachte zoals afgesproken – samen met [verdachte2] – naar zijn vader gegaan en het enige wat hij heeft opgehaald bij zijn vader is een kennelijk voor de helft gevulde blauwe Albert Heijntas. Uit het observatierapport en de prints van de gemaakte video-opname blijkt dat de verdachte deze tas op de achterbank van zijn auto heeft gelegd en met deze tas heeft gerommeld.29 Later is deze tas leeg aangetroffen in de auto en is elders in de auto de cocaïne aangetroffen.
Het voorgaande, in onderling verband bezien, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat de verdachte als dader betrokken is geweest bij het bewerken van cocaïne, bij de verkoop van die (bewerkte) cocaïne en bij het vervoeren van die cocaïne. De stelling van de verdachte dat hij van een en ander geen weet heeft gehad en slechts optrad als gids en chauffeur van [verdachte2] die toeristische plaatsen in Nederland, waaronder Madurodam, wilde bezichtigen, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig.
De voorwerpen waarmee de bewerking en verwerking van de cocaïne hebben plaatsgevonden zijn aangetroffen in de woning in Wijdenes. Deze voorwerpen waren op het moment van aantreffen niet in gebruik en bevonden zich in opslag. Daardoor staat niet vast dat de bewerking ook in die woning heeft plaatsgevonden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat wel vaststaat dat de bewerking in Nederland heeft plaatsgevonden. Het hof overweegt daartoe dat uit de inhoud van eerdergenoemde tapgesprekken volgt dat die bewerking ten tijde van die gesprekken nog in volle gang was, terwijl noch in de inhoud van die gesprekken noch in de observaties die in diezelfde periode plaatsvonden enig aanknopingspunt is te vinden voor de aanname dat die bewerking buiten Nederland plaatsvond.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, staat naar het oordeel van het hof vast dat de geldbedragen die in de auto van de verdachte en in de woning in Wijdenes – mede gelet op de hoeveelheid, de coupures en de wijze waarop ze zijn aangetroffen – afkomstig zijn van de handel in cocaïne; voor de aanwezigheid van dat geld is ook geen enkele andere verklaring gegeven. Anders dan de raadsman heeft gesteld, kan het enkel voorhanden hebben van dit geld
al voldoende zijn om van witwassen te kunnen spreken (HR 2 oktober 2007, NJ 2008, 16).
Het hof acht echter van de in de woning in Wijdenes (waar ook anderen verbleven) en van de onder [verdachte2] aangetroffen geldbedragen niet bewezen dat de verdachte daarvan wetenschap had. Die wetenschap acht het hof wel bewezen voor het in zijn auto aangetroffen bedrag van EUR 78.000,=, zodat het tenlastegelegde witwassen daarvan bewezen kan worden verklaard.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot 6 september 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, heeft bewerkt en/of verwerkt en verkocht;
ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde
hij op 6 september 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, te weten
- een geldbedrag 78.000,00 euro (aangetroffen in de auto met kenteken [kenteken])
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf;
ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde
hij op 6 september 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 8 kilogram cocaïne.
Hetgeen onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde
medeplegen van witwassen.
ten aanzien van het onder feit 3 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en dat de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd zullen worden verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met anderen, cocaïne bewerkt of verwerkt en verkocht. Aannemelijk is geworden dat cocaïne, die verhuld was in andere voorwerpen, door de daders is “gewassen” en verwerkt tot voor de handel geschikte pakketten cocaïne. De verdachte heeft, samen met een mededader, voorts een hoeveelheid van 8 kilo van deze pakketten vervoerd. De verdachte heeft aldus een rol gespeeld bij het op professionele wijze in de handel brengen van een groothandels-hoeveelheid verdovende middelen. De aangetroffen en inbeslaggenomen geldbedragen getuigen daar ook van.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag en heeft aldus in ernstige mate inbreuk gemaakt op de in het financiële en economische verkeer vereiste integriteit en transparantie, door het mogelijk te maken dat de opbrengst van misdrijven aan het zicht van justitie wordt onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 december 2008 is verdachte eerder strafrechtelijk veroordeeld en is hij op 27 augustus 2008 – derhalve ná de bewezengeachte feiten – veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Die straf is gelijk aan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde straf. Het hof heeft weliswaar van een aantal geldbedragen het witwassen – anders dan de rechtbank had gedaan en anders dan de advocaat-generaal had gevorderd – niet bewezen geacht, maar ziet daarin – in het licht van hetgeen wél bewezen is verklaard – geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Het inbeslaggenomen geldbedrag van € 78.000,00 dat onder de verdachte in beslag is genomen dient te worden verbeurd verklaard, en is daarvoor vatbaar aangezien het onder 2 primair bewezengeachte met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
Het in de woning in Wijdenes aangetroffen geldbedrag van € 33.350,00, dient eveneens te worden verbeurd verklaard. Het is daarvoor vatbaar, nu niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort en nu het hof voldoende acht vaststaan dat dit inbeslaggenomen geldbedrag behoorde tot een als eenheid te beschouwen bedrijfskapitaal voor de handel in verdovende middelen en het derhalve gaat om voorwerpen met betrekking tot welke de onder 1 primair en 3 bewezengeachte feiten zijn begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten: EUR 111.350,00.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. R. Veldhuisen en mr. J. Bevaart, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemür, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Een proces-verbaal van CIE-informatie, met nummer URZ 65/2007 van 22 augustus 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.R.J. van Dalen, doorgenummerde pagina 26.
2 Een proces-verbaal van CIE-informatie, met nummer URZ 65/2007 van 22 augustus 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.R.J. van Dalen, doorgenummerde pagina 27.
3 Een proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina’s 29-45.
4 Een proces-verbaal van observeren van 5 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A. de Jong, doorgenummerde pagina’s 49.
5 Een proces-verbaal van observeren van 6 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar B. van der Veer, doorgenummerde pagina’s 91-92.
6 Een proces-verbaal van afluisteren met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina’s 46-47.
7 Een proces-verbaal van observeren van 6 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar B. van der Veer, doorgenummerde pagina’s 114-115.
8 Een proces-verbaal van aanhouding, van 6 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummers 0122 en 0113, doorgenummerde pagina 212-213.
9 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL10DK/07-228508 van 7 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J.T.N. Verdonschot, doorgenummerde pagina 126.
10 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL10DK/07-228508 van 7 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J.T.N. Verdonschot, doorgenummerde pagina 128-129.
11 Een proces-verbaal van onderzoek narcotica, met nummer PL10DK/07-228508 van 18 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J. Lauffer, doorgenummerde pagina 128.
12 Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag, van 8 oktober 2007, opgemaakt door gerechtelijk deskundige A.G.A. Sprong.
13 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL I ODK/07-228508 van 7 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren C.J. Out en C.A.M. Hoff, doorgenummerde pagina’s 135-137.
14 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL10DK/07-228508 van 26 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma.
15 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL10DK/07-228508 van 12 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.A.M. Hoff, doorgenummerde pagina 141.
16 Een proces-verbaal, met nummer PL10KD/07-016463 van 10 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen, van 26 november 2007, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma.
17 Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag, van 27 november 2007, opgemaakt door gerechtelijk deskundige H.T.C. Laan.
18 Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 07228508 van 10 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar N.C. Neef.
19 Een proces-verbaal, met nummer PL10DK/07-016463 van 10 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina’s 20-21.
20 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina’s 29-45.
21 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 29.
22 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 30.
23 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 33.
24 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 35.
25 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina’s 42-43.
26 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 44.
27 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 47.
28 Een Proces-verbaal van afluisteren, met nummer PL10DK/07-228508 van 17 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.J. Laansma, doorgenummerde pagina 46-47.
29 Een proces-verbaal van observeren van 18 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar B. van der Veer, doorgenummerde pagina 115.