ECLI:NL:GHAMS:2009:BH5253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-005254-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met dodelijk slachtoffer en zwaar gewonden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, een beginnend bestuurder, was betrokken bij een ernstig verkeersongeval op [datum] te [plaats ongeval], waarbij hij met een snelheid van minstens 100 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich roekeloos had gedragen door niet voldoende aandacht aan de weg te besteden, achterom te kijken en met een te hoge snelheid over verkeersdrempels te rijden. Dit leidde tot een aanrijding waarbij een passagier om het leven kwam en drie anderen zwaar gewond raakten.

De verdachte had eerder al waarschuwingen ontvangen over zijn rijgedrag en was pas vijf weken in het bezit van zijn rijbewijs. Tijdens de zittingen werd door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er omstandigheden waren die het rijgedrag van de verdachte zouden kunnen verzachten, zoals de aanwezigheid van andere passagiers en de sfeer in de auto. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zijn snelheid had moeten aanpassen aan de omstandigheden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. Het hof vernietigde dit vonnis en legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar.

Het hof benadrukte de ernst van het verkeersongeval en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte had niet alleen de verkeersregels overtreden, maar ook de veiligheid van zijn passagiers en andere weggebruikers in gevaar gebracht. De uitspraak van het hof was een bevestiging van de ernst van de feiten en de noodzaak om roekeloos rijgedrag te bestraffen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
NEVENZITTINGSPLAATS ARNHEM
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-005254-07
Uitspraak d.d.: 6 maart 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
24 december 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 november 2008 en 20 februari 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr R.H. Wormhoudt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging als toegestaan ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 12 december 2007 - tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats ongeval], in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de [plaats ongeval], in elk geval over een weg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden met een snelheid van (minstens) 100 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid, en /of met genoemde snelheid over één of meer verkeersdrempels te rijden, en/of (daarbij) achterom te kijken, in elk geval niet voortdurend zijn blik te richten op en/of aandacht te hebben voor het vóór hem gelegen weggedeelte en/of de situatie ter plaatse en/of
zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle te houden, en/of (daarbij/vervolgens) met één of meer wielen van het door hem bestuurde
motorrijtuig in de (rechter) berm van genoemde weg terecht te komen, en/of
(vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig op of aan te rijden
tegen, althans in aanraking te komen met één of meer zich in de (rechter) berm
van voornoemde weg bevindende pa(a)l(en) en/of met een (betonnen)
brugleuning/brugwand, waardoor een ander [naam slachtoffer] werd gedood
en/of
een aantal anderen [namen slachtoffers]
zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Subsidiair:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats ongeval], in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), op de [plaats ongeval], in elk geval op een weg, heeft gereden met een snelheid van (minstens) 100 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid, en /of met voornoemde snelheid over één of meer verkeersdrempels is gereden, en/of (daarbij) achterom heeft gekeken, in elk geval niet voortdurend zijn blik heeft gericht op en/of aandacht heeft gehad voor het vóór hem gelegen
weggedeelte en/of de situatie ter plaatse, en/of zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle heeft gehouden, en/of (daarbij/vervolgens) met één of meer wielen van het door hem bestuurde motorrijtuig in de (rechter) berm van genoemde weg terecht is gekomen, en/of (vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig is op- of aangereden tegen, althans in aanraking is gekomen met één of meer zich in de (rechter) berm van voornoemde weg bevindende pa(a)l(en) en/of met een (betonnen) brugleuning/brugwand,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft verdachte ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op [datum] als bestuurder met zijn auto over de [plaats ongeval] heeft gereden. Op deze weg liggen verkeersdrempels. Bij de verdachte in de auto zaten nog vijf andere personen. Eén persoon zat op de passagiersstoel en vier personen bevonden zich op de achterbank, waarvan één persoon op de schoten van de andere drie personen lag. De verdachte heeft daar, zoals hij zelf heeft verklaard, met een snelheid van minstens 100 km/u gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van maximaal 50 km/u was toegestaan.
Een getuige die met een snelheid van 120 km/u over de naast de parallelweg gelegen [snelweg] reed, heeft verklaard dat hij zag dat een auto die over de parallelweg reed hem inhaalde.
Het hof houdt er daarom met de rechtbank rekening mee dat de verdachte (aanzienlijk) harder heeft gereden dat de door hemzelf aangegeven 100 tot 110 km/u.
Op een gegeven moment heeft de verdachte achterom gekeken. Vervolgens is de verdachte met genoemde snelheid van minstens 100 km/u over een verkeersdrempel gereden en is de verdachte met de wielen van zijn auto in de berm terechtgekomen. De verdachte is vervolgens tegen een aantal palen, die in de berm stonden, en een betonnen brugleuning/brugwand aangereden. Door deze aanrijding is de rechterkant van de auto van de verdachte opengescheurd en zijn de inzittenden eruit geslingerd. Hierdoor is een persoon gedood en werd aan vier personen zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Namens verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof aangevoerd, dat de verdachte niet roekeloos heeft gereden doch dat zijn rijgedrag moet worden aangemerkt als zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend. De raadsman voert daartoe aan dat er bij de verdachte geen sprake was van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid of zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico's zijn genomen, nu ook andere omstandigheden redengevend zijn geweest.
De raadsman noemt ter zitting bij het hof - evenals bij de rechtbank - als redengevende omstandigheden het gezellige samenzijn in de auto, het feit dat de overige passagiers wisten dat het rijgedrag van verdachte niet vlekkeloos was nu hij de dag ervoor hierover was aangesproken, het met zijn zessen in een te kleine auto rijden, waarbij een van de inzittenden zich had gedrapeerd over de passagiers op de achterbank, het gelach in de auto toen de verdachte over de eerste verkeersdrempel stuiterde, de omstandigheid dat het verkeersbord met de drempelaanduiding omgedraaid stond, en het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nog maar net had. Namens verdachte wordt aangevoerd dat de andere passagiers, hoewel zij de auto niet bestuurden, een eigen aandeel hebben gehad in de omstandigheden en daarmee ook gevaarzettend gedrag in het verkeer hebben vertoond.
De hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft met een snelheid van minstens 100 km/u gereden op een (gedeelte van een) weg waar 50 km/u was toegestaan. Hij heeft daarbij achterom gekeken. Tevens zijn - naar verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard - door hem niet gezien het eerder op de weg geplaatste bord waarop als maximumsnelheid 60 kilometer per uur stond aangegeven en het daarna geplaatste bord met als maximumsnelheid 50 kilometer per uur, de op twee plaatsen in de weg gelegen drempels, en de rechts op de [straatnaam] aldaar uitkomende zijweg, [straatnaam].
Gelet op de door de raadsman aangevoerde omstandigheden, dat er zes personen in de auto zaten, het rumoerig was in de auto, dat verdachte nog maar net zijn rijbewijs had, is het hof van oordeel dat verdachte juist zijn snelheid aan die omstandigheden had moeten aanpassen. Door met genoemde snelheid onder de genoemde omstandigheden te rijden, heeft de verdachte zich roekeloos gedragen. Het hof neemt net als de rechtbank daarbij in aanmerking dat de verdachte daags voor het ongeval met hoge snelheid heeft gereden binnen de gemeente [naam gemeente] over een weg met meer uitritten. Verdachte is er toen nog door een opsporingsambtenaar op aangesproken dat wanneer hij met die snelheid een ongeval zou krijgen hij of andere mensen zwaargewond zouden raken of zo'n ongeval mogelijk niet zouden overleven.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen, als gevolg waarvan
[naam slachtoffer] werd gedood en [namen slachtoffers] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op [datum] te [plaats ongeval], als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende
over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden met een snelheid van minstens 100 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid, en met genoemde snelheid over verkeersdrempels te rijden, en achterom te kijken, en zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle te houden, en vervolgens met wielen van het door hem bestuurde motorrijtuig in de rechterberm van genoemde weg terecht te komen, en
vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig op of aan te rijden
tegen zich in de rechterberm van voornoemde weg bevindende palen en een betonnen brugleuning/brugwand, waardoor een ander [naam slachtoffer] werd gedood en een aantal anderen [namen slachtoffers] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
en
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte als bestuurder van een personenauto een aantal grove verkeersfouten heeft gemaakt en roekeloos heeft gereden.
Verdachte heeft daardoor een uitermate ernstig verkeersongeval veroorzaakt tengevolge waarvan één dodelijk slachtoffer, drie zeer zwaargewonden en één zwaargewonde zijn te betreuren.
De verdachte heeft met een snelheid van in elk geval ruim 100 kilometer per uur, maar zeer waarschijnlijk zelfs meer dan 120 kilometer per uur, tijdens de avondlijke uren gereden over een weg en met die snelheid over twee kort na elkaar gelegen verkeersdrempels gereden, terwijl de maximum toegestane snelheid aldaar 50 kilometer per uur bedroeg. Bij die gelegenheid heeft de verdachte bovendien achterom gekeken en daardoor zijn aandacht van de weg afgewend. Ten gevolge van dit handelen heeft de verdachte de controle over zijn auto verloren, die daardoor deels de berm inreed. Een herstelmanoeuvre bracht de auto vervolgens verder uit balans, waarna de auto is gaan roteren en ten slotte met de rechterflank vol tegen in de berm aanwezige palen en een betonnen brug is aangereden. Ten gevolge van die aanrijding is de rechterflank van de auto geheel opengereten en is de auto zo geknikt dat de achterzijde bijna naast de voorzijde stond. De naast de verdachte gezeten 16-jarige bijrijder overleefde de klap niet en drie van de zich op de achterbank van de auto bevindende jongeren liepen zeer zwaar, in eerste instantie levensgevaarlijk, letsel op, terwijl een vierde inzittende eveneens zwaar werd gewond. Twee van de gewonden zullen moeten leren leven met naar alle waarschijnlijkheid definitieve, ernstige lichamelijke beperkingen. De verklaringen van directe en indirecte slachtoffers ook weer ter terechtzitting van het hof over de ingrijpende gevolgen van het ongeval getuigen van het grote leed dat hen is aangedaan en dat ook nooit meer zal verdwijnen.
Verdachte was 24 uur eerder gewaarschuwd voor de mogelijk fatale gevolgen van roekeloos rijden waarop hij op een ontluisterend nonchalante wijze reageerde. De verdachte werd door een agent gesignaleerd terwijl hij met een veel te hoge snelheid met zijn auto vol passagiers door de bebouwde kom reed, zonder ook maar enige snelheid te minderen voor op die weg uitkomende uitritten. De agent had, nadat hij verdachte had zien voorbijkomen, de achtervolging ingezet met een snelheid van ongeveer 120 km/ uur, waarbij hij meermalen zijn snelheid heeft moeten minderen om de veiligheid van anderen en zijn eigen veiligheid in acht te nemen. Deze waarschuwing heeft op de verdachte toen kennelijk geen enkele indruk gemaakt.
Door [datum] te [plaats ongeval] op volstrekt onverantwoorde wijze te rijden heeft de verdachte alle grenzen van het betamelijke ruimschoots overschreden. Een zodanige stijl van rijden in de gegeven situatie, terwijl de verdachte nota bene een dag tevoren nog was gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van zulk rijgedrag, is naar het oordeel van het hof zo roekeloos, dat dit grenst aan voorwaardelijk opzet. Het hof rekent verdachte zijn rijgedrag en de daaruit voortvloeiende gevolgen dan ook zeer zwaar aan. Het hof neemt verder ten nadele van de verdachte in aanmerking dat hij pas vijf weken in het bezit was van zijn rijbewijs en daarom als onervaren bestuurder moet worden beschouwd.
Tevens neemt het hof in aanmerking dat verdachte zowel een verkeersbord dat als maximumsnelheid 60 kilometer aangaf, als een bord dat als maximumsnelheid 50 kilometer aangaf, heeft gemist en de aanwezige verkeersdrempels en de zijweg over het hoofd heeft gezien.
Daarbij komt dat de verdachte, blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van
9 februari 2009, reeds eerder voor verkeersdelicten, waaronder te hard rijden, met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Anders dan door de raadsman van de verdachte betoogd is het hof van oordeel dat de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond geen matigend effect op de straf hebben. Het aantal passagiers en de wijze waarop zij zich lieten vervoeren komt voor de verantwoording van de verdachte als bestuurder en het feit dat de mede door de passagiers opgewekte vrolijke sfeer er mogelijk toe heeft geleid dat de verdachte zijn aandacht niet ten volle bij het besturen hield, is naar het oordeel van het hof in het licht van de ernst en de zwaarte van het verwijt dat de verdachte valt te maken van slechts minieme invloed op het ontstaan en de gevolgen van het ongeval.
Ook uit het door de reclasseringsmedewerker M. van der Horst op 17 februari 2009 opgemaakte voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland en de verklaring van psychiater E.P. Oudemans van dezelfde datum zijn naar het oordeel van het hof geen omstandigheden af te leiden die tot matiging van de straf nopen. Wel ziet het hof aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren.
Het hof is van oordeel dat de straf zoals deze in eerste aanleg is opgelegd door de rechtbank - in beginsel - als een passende straf moet worden beschouwd.
Het hof ziet evenwel in de jonge leeftijd van verdachte, en het feit dat het hof ter terechtzitting de indruk heeft gekregen dat verdachte zich thans realiseert welk onherstelbaar leed hij heeft toegebracht aan verschillende van zijn voormalige vrienden en hun familieleden, reden, om het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf zo lang te maken dat - mede gelet op de huidige VI regeling - de feitelijk te ondergane gevangenisstraf twaalf maanden is.
Gelet op het vorenstaande ziet het hof - anders dan door de raadsman betoogd - geen aanleiding om een werkstraf op te leggen in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, nu een werkstraf door het hof in onderhavige zaak in het geheel niet als een passende sanctie wordt beschouwd.
Met betrekking tot de ontzegging van de rijbevoegdheid ziet het hof mede gelet op de feitelijk kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf die wordt opgelegd een reden om die ontzegging langer te doen zijn, te weten een ontzegging voor de maximale duur van vijf jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr H.W. Koksma en W.R. Rosingh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak, griffier,
en op 6 maart 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.