ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R930-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade door onterecht verblijf in detentiecentrum

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem van 17 januari 2008. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. Waal, verzocht om een schadevergoeding van € 1000,00 voor de vier dagen die hij in het detentiecentrum Schiphol had doorgebracht, als gevolg van een inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoeker was op verdenking van overtreding van de Opiumwet aangehouden en op 21 juni 2006 in vrijheid gesteld. De strafzaak tegen hem was op 23 augustus 2006 geseponeerd, maar de verzoeker stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van het einde van zijn strafzaak.

Het hof oordeelde dat het enkel doorsturen van de sepotmelding door de advocaat naar het adres van de verzoeker in het buitenland onvoldoende was om aan te nemen dat de verzoeker bekend was met het einde van zijn strafzaak. Het hof concludeerde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoekschrift en besloot om de zaak niet terug te verwijzen naar de rechtbank, maar direct inhoudelijk te beoordelen.

De beoordeling van het hof leidde tot de conclusie dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en kende de verzoeker een vergoeding toe van € 760,00, terwijl het overige verzochte werd afgewezen. De beschikking werd onmiddellijk betekend aan de verzoeker, en het hof beval de tenuitvoerlegging van de beschikking voor het toegekende bedrag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000930-08
Parketnummer: 15-500896-06
BESCHIKKING
op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtank te Haarlem van 17 januari 2008 op het verzoekschrift krachtens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker]
geboren te [….op…….],
domicilie kiezende ten kantore van mr. P.A. Waal,
1019 HD Amsterdam, Veembroederhof 111.
Advocaat mr. P.A. Waal te Amsterdam.
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de staat, terzake van schade welke de verzoeker tengevolge van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden in de strafzaak met voormeld parketnummer wegens het verblijf van 4 dagen in een detentiecentrum á € 250,00 per dag, tezamen € 1000,00.
2. Procesverloop
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 26 januari 2009 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verzoeker niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, evenals de rechtbank heeft gedaan.
De advocaat-generaal heeft zich desgevraagd niet verzet tegen afdoening door het hof indien het hof de verzoeker ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek.
3. Beoordeling
de ontvankelijkheid van het ingediende verzoekschrift
De verzoeker is op verdenking van overtreding van de Opiumwet (het slikken van bollen met cocaïne) aangehouden en op 17 juni 2006 in verzekering gesteld. De verzoeker is bezocht door een piketadvocaat. Op 21 juni 2006 heeft het openbaar ministerie besloten verzoeker niet te vervolgen wegens gebrek aan bewijs. Op diezelfde dag is de verzoeker in vrijheid gesteld.
Op 23 augustus 2006 is een brief van de officier van justitie naar de raadsman gezonden met de mededeling dat de strafzaak tegen verzoeker op 21 juni 2006 is geseponeerd, welke brief door de raadsman op 28 augustus 2006 is ontvangen. Uit het dossier blijkt niet dat het openbaar ministerie heeft getracht de sepotbeslissing aan de verzoeker te betekenen.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat uit de bijlage bij het ingediende verzoekschrift, urenspecificatie, blijkt dat correspondentie met verzoeker heeft plaatsgevonden.
De advocaat van de verzoeker heeft aangevoerd dat hij de door hem op 28 augustus 2006 ontvangen sepotmelding van 23 augustus 2006 heeft doorgezonden naar een adres van cliënt in het buitenland maar dat dit onvoldoende is om aan te nemen dat verzoeker ook daadwerkelijk bekend was geraakt met het einde van zijn strafzaak.
Het hof is met de advocaat van oordeel dat het enkel doorsturen van de sepotmelding van het openbaar ministerie onvoldoende is om aan te nemen dat de verzoeker bekend was met het einde van zijn strafzaak.
De advocaat generaal heeft de advocaat van verzoeker tegengeworpen dat hij bekend was met de zaak en daarom reeds op voorhand een verzoek als het onderhavige had kunnen indienen, welk verzoek hij nadien door zijn cliënt had kunnen laten ondertekenen.
Het hof is van oordeel dat het in gebreke blijven van het openbaar ministerie door het niet (pogen te) betekenen van de sepotmededeling niet mag worden afgewenteld op de advocaat van de verzoeker en hem niet mag worden tegengeworpen dat hij niet op voorhand een verzoekschrift, dat niet aan de geldende regels voldoet, heeft ingediend.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het verzoekschrift tijdig is ingediend.
Op verzoek van de advocaat van verzoeker en gehoord de advocaat-generaal zal het hof de zaak niet terugverwijzen naar de rechtbank maar direct inhoudelijk op het verzoek beslissen.
inhoudelijke beoordeling
De verzoeker is op verdenking van overtreding van de Opiumwet (het slikken van bollen met cocaïne) aangehouden en op 17 juni 2006 in verzekering gesteld. Op 21 juni 2006 is de verzoeker in vrijheid gesteld.
De strafzaak tegen verzoeker is bij brief van de officier van justitie te Haarlem van 23 augustus 2006 geseponeerd en derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr.
Het hof is van oordeel dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding ter zake van de door de verzoeker ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer van het geldende bedrag.
Het hof ziet in de omstandigheden die door de advocaat naar voren zijn gebracht geen aanleiding een hoger bedrag toe te kennen dan een bedrag van
€ 190,00 voor elke dag dat verzoeker op de slikkersafdeling van het detentiecentrum Schiphol heeft doorgebracht.
4. Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan hoger beroep.
Kent ten laste van de Staat aan de verzoeker een vergoeding toe van € 760,00 (zevenhonderd en zestig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R. Veldhuisen, H.W.J. de Groot en R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid van A.J. Bekker-van der Molen als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 februari 2009.
De voorzitter van het hof beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor het bedrag van € 760,00 (zevenhonderd en zestig euro).
over te maken naar bankrekeningnummer 59.06.83.683 van de Stichting Beheer Derdengelden ten name van mr. P.A. van der Waal, ten behoeve van de verzoeker.
Amsterdam,
De voorzitter