ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4729

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001964-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.L. Mastboom
  • R.H.J. de Vries
  • N.F. van Manen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met vrijspraak voor poging zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn (ex)-vriendin, maar heeft in hoger beroep vrijspraak gevraagd voor de poging tot zware mishandeling. De zaak betreft twee incidenten van mishandeling die plaatsvonden op 18 januari en 13 februari 2008. Tijdens het eerste incident heeft de verdachte zijn vriendin in het gezicht geslagen, wat leidde tot verwondingen. De verdachte heeft zelf de politie gebeld, waarna de verbalisanten bloedsporen op zijn kleding en bij het slachtoffer aantroffen. Het Openbaar Ministerie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de mishandeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, onder andere omdat het letsel niet ernstig genoeg zou zijn voor de beschuldigingen.

In het tweede incident heeft de verdachte opnieuw zijn vriendin geslagen tijdens een ruzie. De verdediging stelde dat de verdachte slechts reageerde op het gedrag van het slachtoffer. Het hof heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot zware mishandeling, maar wel aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-001964-08 (promis)
datum uitspraak: 17 februari 2009
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 april 2008 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-460173-08 (zaak A) en 13-460413-08 (zaak B), van het openbaar ministerie tegen
[verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 april 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen. Van die dagvaardingen zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
De daarin vermelde tenlasteleggingen worden hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet volledig verenigt en kiest voor een andere bewijsconstructie dan de eerste rechter.
Het hof overweegt, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Zaak A:
Vaststaande feiten
Op 18 januari 2008 waren de verdachte en het latere slachtoffer in de woning van de verdachte aan de [adres] te Amsterdam. Zij hadden die dag al in verschillende gelegenheden alcohol gedronken en hebben dit in het huis van de verdachte voortgezet. De verdachte werd steeds agressiever jegens het slachtoffer en begon haar in het gezicht te slaan. Toen het gelaat van het slachtoffer bebloed was, heeft de verdachte zelf de politie gebeld. Toen de verbalisanten ter plaatse kwamen, werd de deur door de verdachte geopend. De verbalisanten constateerden dat er bloedspatten op het hemd van de verdachte zaten. In de slaapkamer troffen zij het slachtoffer aan. De verbalisanten zagen dat het hoofd van het slachtoffer bebloed was. Ook zagen zij dat de verdachte en het bed waarop het slachtoffer zat onder het bloed zaten. Tevens troffen zij op het vloerkleed meerdere bloedspatten aan.
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het in zaak A primair ten laste gelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde verzocht de verdachte vrij te spreken. Het dossier is volgens de raadsvrouw gebaseerd op de verklaring van de aangeefster die zwaar aan alcohol is verslaafd. De raadsvrouw heeft gesteld dat de betreffende asbak 700 gram weegt en als het slachtoffer daarmee zou zijn geslagen, het letsel veel ernstiger had moeten zijn. Het geconstateerde letsel komt dan ook niet overeen met het verhaal van de aangeefster. Bovendien blijkt uit de letselverklaring dat er geen sprake is van ernstig letsel.
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, niet worden geconcludeerd dat de verdachte met een asbak op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, gelet op het feit dat niet vaststaat dat het aangetroffen bloed in de asbak afkomstig is van het slachtoffer en het feit dat de ter plaatse aanwezige verbalisanten niet hebben geconstateerd dat het slachtoffer een wond op haar hoofd had.
Evenmin komt uit de medische verklaring van het slachtoffer naar voren dat zij ernstige verwondingen op haar hoofd zou hebben gehad, wat naar het oordeel van het hof wel voor de hand zou liggen als het slachtoffer, zoals zij stelt, meerdere malen met een asbak van 700 gram op het hoofd zou zijn geslagen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het in zaak A subsidiair tenlastegelegde
De verdachte heeft erkend dat hij het slachtoffer in haar gezicht heeft geslagen. Hij stelt haar wel eens wat klappen te hebben gegeven als ze dronken was, omdat zij volgens de verdachte dan namelijk erg vervelend kan zijn. In het dossier bevindt zich een foto, die de verbalisant van het slachtoffer heeft gemaakt nadat hij ter plaatse kwam. De verbalisant constateerde dat er op de linkerwang van het slachtoffer enkele kleine, verse wondjes zaten. Bij aankomst in het ziekenhuis blijkt het slachtoffer een wond op haar hoofd te hebben en enkele wonden aan het gelaat. Er is sprake van gering bloedverlies.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Zaak B
Vaststaande feiten
Op 13 februari 2008 was het latere slachtoffer bij de verdachte in Amsterdam. Ze woonden net enkele weken samen. Op enig moment kregen ze ruzie. Het slachtoffer verklaart in haar aangifte dat de verdachte voor haar kwam staan en dat hij uithaalde met de gebalde vuist van zijn rechterhand. Hij heeft haar opzettelijk en met meer dan geringe kracht in haar gezicht geslagen. Het slachtoffer voelde hevige pijnscheuten in haar gezicht als gevolg van het slaan door de verdachte.
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft gesteld dat de verdachte het slachtoffer een klap heeft gegeven, maar dat dit een reactie was op het handelen van het slachtoffer. Uit de letselverklaring blijkt naar de mening van de raadsvrouw niet of dit oud dan wel nieuw letsel is geweest. Er kan alleen een veroordeling volgen voor de klap die de verdachte haar heeft gegeven.
De raadsvrouw verzoekt het hof om bij dit feit artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen of een voorwaardelijke geldboete gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft erkend dat hij het slachtoffer in haar gezicht heeft geslagen. Hij wilde zijn huissleutels terug hebben, terwijl het slachtoffer die sleutels niet wilde teruggeven. Hij heeft de sleutels met geweld van haar afgepakt en haar daarbij een oorvijg gegeven. De verdachte stelt dat het slachtoffer hem eerst heeft geslagen en dat hij haar heeft geraakt waar zij hem ook heeft geraakt, namelijk tegen het gezicht. De verdachte geeft toe het slachtoffer met zijn vlakke hand in het gezicht te hebben geslagen. Uit de medische verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij een zwelling met roodheid aan haar linker wang heeft.
Tevens is er sprake van een bloeduitstorting in het gelaat en heeft het slachtoffer een hersenschudding opgelopen. Het letsel past volgens de arts bij de opgegeven toedracht.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A subsidiair en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van zaak A subsidiair:
hij op 19 januari 2008 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [T] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [T] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van zaak B:
hij op 13 februari 2008 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [T] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [T] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen in zaak A subsidiair en het in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A subsidiair en het in zaak B bewezenverklaarde
mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A primair en het in zaak B tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een kort tijdsbestek tot twee keer toe letsel toegebracht aan het slachtoffer, dat hierdoor pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen respect voor het slachtoffer getoond.
Nu het hof de verdachte van het in zaak A primair tenlastegelegde heeft vrijgesproken en het hof als vaststaand aanneemt, dat in zaak B ook het slachtoffer een groot aandeel in het bewezenverklaarde heeft gehad, ziet het hof aanleiding om bij de straftoemeting in aanzienlijke mate af te wijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd. Om de verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom dergelijke feiten te plegen, zal het hof de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 januari 2009 is verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een (voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A subsidiair en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A subsidiair en het in zaak B meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering is doorgebracht, in geval van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.L. Mastboom, mr. R.H.J. de Vries en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. E. Wiersma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2009.