ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.012.638
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens alcoholgebruik op de werkplek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen zijn werkgever, Volkerrail Nederland B.V., naar aanleiding van een ontslag op staande voet. [appellant], die 48 jaar oud was en 28 jaar in dienst bij Volkerrail, werd op 6 maart 2008 op de werkplek betrapt met een alcoholpromillage dat hoger was dan wettelijk toegestaan. Dit leidde tot zijn ontslag op staande voet. Het hof oordeelt dat Volkerrail voldoende waarschuwingen heeft gegeven over het alcoholverbod op de werkplek, waaronder een schriftelijke waarschuwing in 2005 en een eerdere waarschuwing in 2000. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van [appellant], zoals zijn lange dienstverband en leeftijd, weegt het hof de ernst van de overtreding zwaarder. Het hof concludeert dat de gedragingen van [appellant] op 6 maart 2008 een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverden. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer 200.012.638
arrest van de vijfde civiele kamer van 13 januari 2009
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.B. Falkena,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Volkerrail Nederland B.V.,
gevestigd te Vianen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 29 mei 2008 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: Volkerrail) als gedaagde in kort geding heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 26 juni 2008 Volkerrail aangezegd van dat vonnis van 29 mei 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Volkerrail voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, zonodig onder aanvulling of verbetering van gronden bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, Volkerrail zal veroordelen om aan [appellant] tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het salaris vanaf 7 maart 2008 tot aan 1 juni 2008, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Volkerrail in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft Volkerrail de grieven bestreden en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen dan wel dat de vorderingen aan [appellant] zullen worden ontzegd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1 Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de navolgende feiten vast.
3.2 [appellant] is geboren op 22 februari 1960 en is op 28 januari 1980 bij (de rechtsvoorgangster van) Volkerrail in dienst getreden. [appellant] vervulde laatstelijk de functie van monteur B / Leider Werkplek Beveiliger. Zijn brutoloon bedroeg € 2.109,13 bruto per vier weken, exclusief onregelmatigheidstoeslag en vakantiebijslag.
3.3 In de nacht van 23 op 24 september 2000 heeft een collega geconstateerd dat de adem van [appellant] rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Dit is door de collega aan de leidinggevende gemeld. Naar aanleiding van deze melding heeft een gesprek plaatsgevonden met [appellant]. De inhoud van dit gesprek is bij brief van 12 oktober 2000 aan [appellant] bevestigd. In deze brief staat onder meer:
“In de nacht van 23 op 24 september heeft een collega geconstateerd dat uw adem rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank op het moment dat u werd ingezet voor de veiligheidsfunctie ‘werktreinbegeleider’. U beaamt dat u inderdaad voorafgaand aan deze nachtdienst alcoholhoudende drank had gedronken. Naar aanleiding van deze melding hebben meerdere collega’s aangegeven dat ze verschillende malen geconstateerd hebben dat uw adem, aan het begin van een dienst, rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Daarnaast werd aangegeven dat het meerdere malen is voorgekomen dat u na uw dienst onderweg naar huis, in de bedrijfsauto, meerdere flesjes bier dronk.
Gelet op het bovenstaande en het feit dat u veiligheidsfuncties vervult en dat het werken aan de railinfra met strenge veiligheidsregels is omgeven, is een eventuele beïnvloeding door gebruik van alcoholische drank absoluut niet toelaatbaar. U ben dan ook nadrukkelijk gewaarschuwd dat indien wordt geconstateerd dat uw adem ruikt naar het inwendig gebruik van alcohol houdende drank dat er direct disciplinaire maatregelen tegen u genomen worden.
U geeft aan geen drankprobleem te hebben en gaat op ons aanbod u professioneel te helpen dan ook niet in. (…)
Ik wil nogmaals benadrukken dat professionele begeleiding via de arbodienst voor u beschikbaar is.”
3.4 Op 20 juli 2005 heeft Volkerrail een brief aan al haar medewerkers – waaronder [appellant] – gestuurd waarin ondermeer staat:
“Wij wijzen erop dat alcoholgebruik of drugsgebruik gedurende de werkzaamheden ontoelaatbaar is en dat u geacht wordt nuchter op het werk te verschijnen. (…)
Een medewerker die onder invloed is van alcohol of drugs brengt zijn eigen veiligheid, en die van anderen, ernstig in gevaar. In het geval van alcohol of drugsgebruik zullen vergaande arbeidsrechterlijke maatregelen genomen worden.
Indien de bevoegde autoriteit alcoholgebruik op een werk constateert dan kunnen zij het werk ‘stilleggen’. Volker Stevin Rail & Traffic loopt in dat geval ernstige imago- en financiële schade op.”
3.5 Op 6 maart 2008 is [appellant] ‘s avonds tijdens zijn storingsdienst opgeroepen. Bij aanvang van de werkzaamheden is bij [appellant] door de politie een blaastest afgenomen. Deze blaastest was positief, het alcoholpromillage was hoger dan wettelijk toegestaan. Daarop is [appellant] direct geschorst.
3.6 Op 7 maart 2008 heeft naar aanleiding van het op 6 maart 2008 geconstateerde alcoholpromillage bij [appellant] een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en de [persoon A] en [persoon B] van Volkerrail. Tijdens dit gesprek heeft [appellant] erkend dat hij op 6 maart 2008 vijf glazen bier en twee glazen wijn had gedronken. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Volkerrail zich beraden. Uiteindelijk heeft Volkerrail [appellant] bij brief van 7 maart 2008 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat onder meer:
“Zoals bij u bekend is, dan wel op zijn minst geacht wordt bekend te zijn, is het medewerkers niet toegestaan onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen het werk aan te vangen dan wel uit te voeren. Ondanks de bekendheid met deze regel heeft u deze regel op 6 maart jl. overtreden en heeft u daarmee onder meer opzettelijk uw collega’s en andere personen in gevaar gebracht.
Helaas heeft zich in het verleden eerder een vergelijkbaar incident rond uw persoon voorgedaan, te weten in de nacht van 23 of 24 september 2000. Bij brief van 12 oktober 2000 is u duidelijk te kennen gegeven dat er bij herhaling van uw afwijkend gedrag een maatregel zou worden getroffen. Op ons aanbod destijds om u professionele hulp te bieden bent u overigens niet ingegaan.
Ook wijzen wij er op dat iedere medewerker werkzaam bij VolkerRail op 20 juli 2005 een brief heeft ontvangen waarin wij nog eens nadrukkelijk hebben gewezen op het feit dat alcohol en of drugsgebruik gedurende de werkzaamheden ontoelaatbaar is en dat men wordt geacht nuchter op het werk te verschijnen. In deze brief is ook aangegeven dat overtreding van de regels vergaande arbeidsrechtelijke consequenties tot gevolg hebben.
Gezien het vorenstaande wist u dat het verboden was en is om onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen het werk aan te vangen dan wel uit te voeren.”
3.7 Bij beschikking van 29 mei 2008 is de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Volkerrail voor zover deze nog bestaat met ingang van 1 juni 2008 ontbonden vanwege een dringende reden.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 De eerste vraag die voorligt in dit hoger beroep is of er thans nog sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [appellant]. Arbeid en loon dienen om in het levensonderhoud te voorzien, daarom ligt het spoedeisend belang in de aard van de vordering van [appellant] besloten. In het kader van de onderhavige spoedprocedure dient verder beoordeeld te worden of voldoende aannemelijk is dat de vorderingen van [appellant] in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
4.2 Het hof stelt voorop dat, gelet op de ingrijpende gevolgen van een ontslag op staande voet voor de werknemer, de daarvoor door de werkgever opgegeven reden zodanig dringend moet zijn, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst nog langer laat voortduren. Een dringende reden voor de werkgever bestaat ingevolge artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek (hierna ook te noemen: BW) in ‘daden, eigenschappen of gedragingen’ van de werknemer die tengevolge hebben dat ‘van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren’. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend van aard zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst toch gerechtvaardigd is (Hoge Raad 22 februari 2002, JAR 2002, 81).
4.3 De kern van het geschil in hoger beroep is of Volkerrail [appellant] op 7 maart 2008 terecht op staande voet heeft ontslagen. Door Volkerrail zijn aan het ontslag op staande voet de waarschuwing in 2000, de brief uit 2005 en het incident van 6 maart 2008 ten grondslag gelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter was het incident van 6 maart 2008 voldoende zwaarwegend om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
4.4 Tussen partijen staat vast dat [appellant] op 6 maart 2008 tijdens zijn storingsdienst onder invloed van alcohol op de werkplek is verschenen. Uit de blaastest die bij [appellant] is afgenomen bleek het alcoholpromillage hoger te zijn dan wettelijk toegestaan. Eveneens staat tussen partijen vast dat [appellant] wist, mede naar aanleiding van de brief van 20 juli 2005, dat dit in strijd met de binnen Volkerrail geldende regels en/of voorschriften was. Ook staat vast dat het voor [appellant] duidelijk was dat het verbod om onder invloed van alcohol op het werk te verschijnen dient ter voorkoming van onveilige situaties. Ten slotte staat tussen partijen vast dat [appellant] in 2000 een gesprek heeft gehad waarbij hij is geconfronteerd met een aantal constateringen van zijn collega’s dat zijn adem naar het inwendig gebruik van alcohol rook. In dit gesprek is benadrukt dat het verboden is onder invloed van alcohol op het werk te verschijnen. Tevens is [appellant] hulp aangeboden voor zijn alcoholgebruik. Van dit aanbod heeft [appellant] geen gebruik gemaakt.
4.5 [appellant] stelt zich op het standpunt dat zijn overtreding op 6 maart 2008 van het voorschrift niet onder invloed van alcohol op het werk te verschijnen, onvoldoende zwaarwegend is om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Daartoe beroept hij zich – kort gezegd – op de navolgende feiten en omstandigheden: de lengte van zijn dienstverband (28 jaren), het goede functioneren gedurende het dienstverband, er heeft zich niet eerder een soortgelijk incident voorgedaan, zijn leeftijd ten tijde van het ontslag op staande voet (48 jaar) en het zou voor [appellant] niet eenvoudig zijn een nieuwe baan te vinden.
4.6 Naar het voorlopig oordeel van het hof kunnen voormelde argumenten [appellant] niet baten, ook niet wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien.
4.7 [appellant] was ten tijde van het ontslag op staande voet 48 jaar en mag mede gelet op zijn lange dienstverband (28 jaren) geacht worden de ernst van de risico’s ter bescherming waartegen het verbod onder invloed van alcohol op de werkplek te verschijnen is gegeven ten volle te onderkennen en zich daar naar te kunnen gedragen. Dit geldt temeer nu [appellant] een functie vervulde waarin hij onder meer verantwoordelijk was voor de veiligheid van anderen.
4.8 In 2000 is [appellant] gewaarschuwd dat het verboden was onder invloed van alcohol op het werk te verschijnen. Volkerrail heeft bovendien met haar brief van 20 juli 2005 haar personeel, onder wie [appellant], schriftelijk op het belang van het alcoholverbod gewezen. In deze brief staat tevens vermeld dat overtreding van het verbod vergaande arbeidsrechtelijke consequenties kan hebben. Volkerrail heeft naar het voorlopig oordeel van het hof met voormelde waarschuwingen voldoende duidelijk en ook voldoende recent het zwaarwichtig belang van de naleving van het onderhavige verbod onder de aandacht van haar werknemers – onder wie [appellant] – gebracht. De omstandigheid dat de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend (kunnen) zijn en de door [appellant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden leggen in dit geval naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal om het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig te achten.
4.9 In hoger beroep stelt [appellant] zich – kennelijk – niet meer op het standpunt dat hij op 6 maart 2008 ziek was, althans hij concretiseert zijn bij brief van 21 maart 2008 gedane ziekmelding niet nader en vermeldt ook niet tot welke conclusies deze zou moeten leiden, zodat het of hier verder aan voorbij zal gaan.
4.10 Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat de gedragingen van [appellant] op
6 maart 2008 een dringende reden opleverden voor een ontslag op staande voet. De grieven van [appellant] falen dan ook.
Slotsom
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 29 mei 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Volkerrail begroot op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op
€ 254,- voor griffierecht;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, I.A. Katz-Soeterboek en M.L. van der Bel, is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2009 en is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. I.A. Katz-Soeterboek.