ECLI:NL:GHAMS:2009:3674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
104.003.979
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toepasselijkheid van arbeidsvoorwaarden in de arbeidsovereenkomst van een koster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die als koster werkzaam was voor de Église Réformée Wallonne d’Utrecht. De zaak betreft de vraag welke arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst van [appellant] sinds de invoering van de PKN-regeling per 1 mei 2004. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de PKN-regeling integraal van toepassing is, waardoor [appellant] zich niet kan beroepen op de oorspronkelijk gunstigere arbeidsvoorwaarden. In hoger beroep heeft [appellant] grieven ingediend tegen deze beslissing, onder andere met betrekking tot de toepassing van de PKN-regeling op haar salaris, de provisie, de vergoeding voor tuinonderhoud en de vrijwilligersvergoeding voor haar partner. De Église Wallonne heeft in incidenteel hoger beroep gegriefd tegen de beslissing van de kantonrechter over de wettelijke verhoging van het loon. Het hof heeft de grieven van [appellant] en de Église Wallonne gezamenlijk behandeld. Het hof oordeelt dat de PKN-regeling van toepassing is en dat de oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden niet meer gelden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, met aanvulling van de gronden, en verwijst de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere afdoening. Tevens wordt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep veroordeeld, terwijl de Église Wallonne in de kosten van het incidenteel hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht
zaaknummer 104.003.979
arrest van de vijfde civiele kamer van 3 maart 2009
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. T. van Kooten,
tegen:
het kerkgenootschap
Église Réformée Wallonne d’Utrecht,
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. van Hees.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het eerdere verloop van de procedure naar zijn incidenteel arrest van 15 januari 2008.
1.2
Vervolgens heeft de Église Wallonne bij memorie van antwoord in het principaal appel verweer gevoerd, bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. De Église Wallonne heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep dan wel haar vorderingen in hoger beroep af zal wijzen, en het tussenvonnis van de kantonrechter van 4 april 2007 zal bekrachtigen en de procedure terug zal wijzen naar de kantonrechter, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
2.3
Bij dezelfde memorie heeft de Église Wallonne incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 4 april 2007. Zij heeft daartegen één grief aangevoerd en toegelicht. Zij heeft gevorderd dat het hof dat vonnis zal vernietigen voor zover het de wettelijke verhoging betreft en, opnieuw recht doende, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, [appellant] zal veroordelen in de kosten van beide instanties, met bekrachtiging van het vonnis voor het overige.
2.4
Bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep heeft [appellant]
verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof de Église Wallonne niet ontvankelijk zal verklaren, althans het incidenteel appel af zal wijzen, met veroordeling van de Église Wallonne in de kosten van beide instanties, waaronder begrepen de kosten van (naar kennelijk is bedoeld) het incidenteel hoger beroep.Tevens heeft zij hierbij nog een aantal producties betreffende het principaal appel in het geding gebracht.
2.5
Daarna heeft de Église Wallonne akte verzocht van het overleggen van een productie. [appellant] heeft hierna nog een antwoord-akte verzocht, waarbij zij nog een productie heeft overgelegd.
2.6
Ter terechtzitting van 21 november 2008 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. T. van Kooten, advocaat te Utrecht en de Église Wallonne door mr. J.P. de Boer, advocaat te Utrecht; beiden hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
[appellant] heeft voorafgaand aan de zitting aan de wederpartij en het hof de producties 6 tot en met 9 toegezonden. De Église Wallonne heeft voorafgaand aan de zitting de producties 22 en 23 aan het hof en de wederpartij toegezonden. Aan partijen is akte verleend van de overlegging van die producties.
2.7
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De grieven

In het principaal hoger beroep
[appellant] heeft de volgende grieven geformuleerd:
Grief 1
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverwegingen 8 en 9 overwogen dat de PKN-regeling in zijn totaliteit van toepassing is en [appellant] niet daaruit kan kiezen wat haar bevalt onder handhaving van haar oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden die haar beter uitkomen als ook dat de kantonrechter uit de PKN-regeling niet kan afleiden dat deze een minimumnorm zou behelzen.
Grief 2
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 9 overwogen dat de PKN-regeling één samenstel van regels betreft en integraal dient te worden toegepast en van [appellant] als goed werknemer redelijkerwijs kan worden gevergd dat zij ook de haar niet welgevallige wijziging van de arbeidsovereenkomst aanvaardt als ook dat gesteld noch gebleken zou zijn dat het pakket aan arbeidsvoorwaarden in de PKN-regeling onredelijk, onevenwichtig of anderszins onjuist zou zijn.
Grief 3
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 10 overwogen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2004 dient te worden gewijzigd aldus dat de PKN-regeling per genoemde datum integraal op de arbeidsrelatie tussen partijen van toepassing is.
Grief 4
Ten onrechte is de kantonrechter in rechtsoverweging 12 uitgegaan van een provisie van 15% van het totaal van de omzet en de opbrengst van de verhuur.
Grief 5
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 13 overwogen dat op de dienstwoning van toepassing is artikel 4 van de tot de PKN-regeling behorende “regeling voeding, inwoning en dienstwoning: (deel 2-3) alsmede artikel IX van de aanvullende bepalingen voor kosters en beheerders (deel 3-5).
Grief 6
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 14 overwogen dat de Église Wallonne gerechtigd zou zijn om 12% van het salaris van [appellant] in te houden voor het gebruik van de woning alsmede onder conform die regelingen te doen voor gas, water en elektra.
Grief 7
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 14 overwogen dat de economische huurwaarde € 650,-- bedraagt van de dienstwoning alsook dat het op de weg van [appellant] had gelegen om tegenover de onderbouwde stellingen van de Église Wallonne haar eigen stelling nader te onderbouwen.
Grief 8
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 15 overwogen dat niet sprake zou zijn van een ontoelaatbare huurverhoging en dat het louter om vaststelling van verschuldigde inhoudingen zou gaan.
Grief 9
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 16 overwogen dat betaling van de pensioenpremies geen onderdeel vormt van het petitum alsmede dat zij ervan uit gaat dat de Église Wallonne voor correcte afdrachte zal zorg dragen.
Grief 10
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 17 overwogen dat de belastingvrije vergoeding van € 700.—ten behoeve van haar partner geen deel uitmaakt van het petitum van [appellant]
Grief 11
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 18 overwogen dat zij in de omstandigheden van het geval aanleiding ziet om de wettelijke verhoging billijkheidshalve te beperkten tot 10% van de gevorderde looncomponenten.
Grief 12
Ten onrechte overweegt de kantonrechter in rechtsoverweging 23 dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om de hoogte van de vordering van [appellant] concreet te herberekenen op basis van alle bovenstaande overwegingen en die berekening bij akte in het geding te brengen.
In het incidenteel hoger beroep
De Église Wallonne heeft de volgende grief geformuleerd:
Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 18 overwogen dat de Église Wallonne kan worden verweten dat zij geen (voorschot)betaling heeft gedaan aan [appellant] en [appellant] daardoor aanspraak kan maken op de wettelijke verhoging welke door de kantonrechter gematigd wordt tot 10%.

4.De vaststaande feiten

4.1
De kantonrechter heeft in haar vonnis van 4 april 2007 onder 1.1 tot en met 1.4 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of onvoldoende weersproken, kunnen hieraan de volgende vaststaande feiten worden toegevoegd.
4.2
De Église Wallonne heeft de kantonrechter te Utrecht ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst op grond van een verandering van omstandigheden waardoor verdere samenwerking niet mogelijk is, doordat als gevolg van de onderhavige procedure over de toepassing van de hierna te noemen PKN-regeling de verhoudingen verstoord zijn geraakt. Tevens zijn over eigendomskwesties diverse meningsverschillen ontstaan. De kantonrechter heeft bij beschikking van 27 juni 2008 de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden met ingang van 1 oktober 2008, met toekenning van een vergoeding van € 15.000,-- bruto aan [appellant].
4,.3 Partijen hebben op 16 oktober 2008 in kort geding bij de kantonrechter te Utrecht een minnelijke regeling getroffen over de dienstwoning. Daarbij is overeengekomen dat [appellant] de dienstwoning uiterlijk op 1 januari 2009 zal hebben ontruimd en dat zij tot die tijd een vergoeding van € 500,-- per maand voor het gebruik van de woning zal betalen aan de Église Wallonne.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep in het principaal en incidenteel hoger beroep
5.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. [appellant] heeft per 1 mei 2004 haar vader (die is overleden) opgevolgd als koster van de Église Wallonne. Haar salariëring bestond uit het vrij gebruik van het appartement Pieterskerkhof 5 te Utrecht, een vast salaris van € 10.900,-- per jaar (inclusief vakantie-uitkering en € 2.500,-- ter zake van tuinonderhoud) en een variabele beloning bestaande uit een deel van de verhuuropbrengst van het kerkgebouw. Voorts is in de arbeidsovereenkomst een beding opgenomen terzake een vrijwilligersvergoeding van € 700,-- per jaar ten behoeve van de partner van [appellant].
Per 1 mei 2004 is de Église Wallonne gaan vallen onder de overkoepelende organisatie van de Protestantse kerken in Nederland (hierna: PKN). Op die datum is ook de arbeidsvoorwaardenregeling van de PKN (hierna: de PKN-regeling) – die onder meer geldt voor kosters – van kracht geworden.
5.2
In november 2005 heeft [appellant] bij de Église Wallonne aan de orde gesteld dat deze ten onrechte niet de PKN-regeling op de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft toegepast. De Église Wallonne heeft er in januari 2006 in toegestemd de PKN-regeling met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2004 op de arbeidsovereenkomst tussen partijen toe te passen. Partijen zijn het niet eens geworden over de hoogte van de te verrichten nabetaling. Wel heeft de Église Wallonne vanaf januari 2006 de PKN-regeling op de arbeidsrelatie met [appellant] toegepast.
5.3
De kantonrechter heeft op 4 april 2007 een tussenvonnis gewezen en tussentijds hoger beroep tegen dat vonnis toegestaan. In dit vonnis heeft de kantonrechter beslist dat [appellant] terecht aanspraak maakt op de toepassing van de PKN-regeling, maar ook dat deze in zijn totaliteit van toepassing is, zodat [appellant] zich op de punten waarop de oorspronkelijke voorwaarden gunstiger waren niet erop kan beroepen dat deze worden gehandhaafd.
5.4
De kantonrechter heeft verder in conventie op een aantal posten (salaris, provisie, dienstwoning, pensioen, vrijwilligersvergoeding, wettelijke verhoging, wettelijke rente) een aantal beslissingen genomen, en de zaak naar de rol verwezen opdat partijen de hoogte van de vordering van [appellant] kunnen herberekenen. In reconventie (de Église Wallonne vordert daarin een vergoeding voor gebruik van de woning en gas, water, elektra over de periode 1/12/2003- 1/5/2004) heeft de kantonrechter overwogen dat de vordering van de Église Wallonne moet worden afgewezen.
5.5
In hoger beroep is alleen het geschil in conventie aan de orde. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Toepasselijke arbeidsvoorwaarden
5.6
Als eerste is de vraag aan de orde welk arbeidsvoorwaardenpakket vanaf 1 mei 2004 op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. [appellant] heeft het standpunt ingenomen dat de PKN-regeling van toepassing is, maar dat daarnaast ook de oorspronkelijk overeengekomen arbeidsvoorwaarden gelden. Aldus maakt [appellant] naast het salaris conform de PKN-regeling aanspraak op vrij wonen, de vergoeding voor tuinonderhoud en de vrijwilligersvergoeding ten behoeve van haar partner. De Église Wallonne heeft dit gemotiveerd bestreden en heeft bepleit dat de PKN-regeling integraal van toepassing is geworden op de arbeidsovereenkomst, waardoor de oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden niet meer van toepassing zijn.
5.7
Voor de vraag naar de inhoud van de arbeidsovereenkomst tussen partijen komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.8
Vast staat, dat [appellant] in november 2005 heeft gevraagd om toepassing van de PKN-regeling met terugwerkende kracht tot 1 mei 2004 en dat de Église Wallonne hierin heeft toegestemd. De Église Wallonne heeft aangevoerd dat de door haar voorgestane integrale toepassing van de PKN-regeling voor [appellant] een aanmerkelijke financiële verbetering inhoudt ten opzichte van haar oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden. [appellant] heeft dit, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet (gemotiveerd) betwist. Tegen deze achtergrond had het op haar weg gelegen om direct bij haar verzoek tot toepassing van de PKN-regeling het voorbehoud te maken dat zij de oorspronkelijk overeengekomen arbeidsvoorwaarden naast de PKN-regeling wilde behouden. Niet gesteld of gebleken is dat [appellant], toen zij haar verzoek om toepassing van de PKN-regeling deed, een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de voornoemde arbeidsvoorwaarden vrij wonen en tuinonderhoud. Met name uit de brief van [appellant] van 22 februari 2006 (productie 2 bij memorie van antwoord in het principaal hoger beroep) – die dateert van na de toestemming van de Église Wallonne – blijkt niet dat [appellant] vanaf het moment van haar verzoek aanspraak heeft gemaakt op behoud van haar oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden vrij wonen en tuinonderhoud. Nu zij heeft nagelaten een dergelijk voorbehoud te maken heeft de Église Wallonne uit het verzoek van [appellant] redelijkerwijs niet hoeven afleiden dat naast de voor [appellant] gunstigere PKN-regeling ook de oorspronkelijk overeengekomen salariscomponenten van toepassing zouden zijn. [appellant] heeft voorts geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat zij de toestemming van de Église Wallonne in redelijkheid anders heeft mogen opvatten dan in de zin van uitsluitende toepassing van de PKN-regeling.
5.9
Voorts overweegt het hof dat de PKN-regeling – die, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, geen CAO is – niet leest als een minimumnorm, maar als een standaardregeling ter waarborging van behoorlijke arbeidsvoorwaarden van het niet-religieuze personeel, mede gelet op de belangen van de kerken. Maar ook indien de PKN-regeling wel als een minimumregeling waarop extra beloningscomponenten aan personeel kunnen worden toegekend opgevat moet worden, geldt op grond van het hiervoor overwogene dat in het onderhavige geval deze extra beloningscomponenten tussen partijen niet overeengekomen zijn.
Woonlasten
5.1
[appellant] heeft betoogd dat de toepassing van de PKN-regeling ten aanzien van haar woonlasten en energiekosten voor haar onredelijk uitpakt en dat de kantonrechter ten onrechte van een economische huurwaarde van € 650,-- is uitgegaan. Door de toepassing van de PKN-regeling (met inhoudingen en fiscale bijtelling) is volgens [appellant] in feite sprake van een ontoelaatbare althans onredelijke huurverhoging ten opzichte van haar oude situatie, mede gelet op de beperkingen van de woning. Primair stelt zij zich op het standpunt dat in verband met het gebruik van de dienstwoning moet worden uitgegaan van vrij wonen en dat naast een fiscale bijtelling van € 365,-- per maand – zijnde de economische huurwaarde - geen inhoudingen op haar salaris gedaan mogen worden, waarbij de energiekosten voor rekening van de Église Wallonne moeten komen. Subsidiair zou een vergoeding van energiekosten moeten worden vastgesteld op basis van haar werkelijke energiegebruik.
5.11
De Église Wallonne heeft dit bestreden. De Église Wallonne voert hiertoe aan dat zij de PKN-regeling integraal toepast, dat deze niet onredelijk of onbillijk is, en dat zij volgens het wettelijke systeem de eigen bijdrage en de fiscale bijtelling heeft gerekend. Volgens de Église Wallonne is haar wijze van berekenen juist gunstiger voor [appellant], omdat de economische huurwaarde € 650,-- is, en derhalve hoger is dan 12 % van het salaris. Voorts zouden volgens de Église Wallonne waarschijnlijk de werkelijke energiekosten hoger zijn dan volgens de berekening krachtens de PKN-regeling.
5.12
Zoals hiervoor is overwogen, is de PKN-regeling op de overeenkomst tussen partijen van toepassing. Artikel 4 van de tot die regeling behorende “regeling voeding, inwoning en dienstwoning (deel 2-31) luidt:
Indien de medewerker een dienstwoning bewoont, bedragen de inhoudingen:
voor het gebruik van de woning, 12% van het salaris, of indien aangetoond kan worden dat het bedrag van de huurwaarde dat voor de inkomsten- en loonbelasting in aanmerking wordt genomen lager is, geldt dit lagere bedrag.
Voor deeltijders wordt de inhouding berekend over het salaris behorende bij een volledige werkweek.
Tenzij het verbruik afzonderlijk wordt geregistreerd, bedragen de inhoudingen:
1. voor de verwarming van de woning 2,4% van het salaris, met een maximum van
€ 70,65 per maand;
2. voor de energie voor kookdoeleinden 0,9% van het salaris, met een maximum van
€ 28,10 per maand;
3. voor de elektrische energie, anders dan voor verwarming en kookdoeleinden 0,9% van het salaris, met een maximum van € 23,99 per maand;
4. voor leidingwater 0,4% van het salaris, met een maximum van € 15,58 per maand.
Voorts luidt artikel IX van de aanvullende bepalingen voor de rechtspositie van de kosters en koster-beheerders (deel 3-5):
Artikel IX
Inhouding in verband met de dienstwoning
In afwijking van de regeling voeding, inwoning en dienstwoning gelden voor de medewerker de volgende bepalingen omtrent de bewoning van de dienstwoning:
1. De inhoudingen worden berekend over het salaris inclusief de vakantietoeslag en het (structurele) voorschotbedrag op de provisie.
2. Indien de medewerker aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde onder artikel 4 van de regeling, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde vastgesteld.
3. Indien de economische huurwaarde van de woning minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde onder artikel 4 van de regeling, wordt het verschuldigde bedrag op dat van de economische huurwaarde gesteld.
4. Indien de economische huurwaarde van de woning meer bedraagt dan het op grond van het bepaalde onder artikel 4 van de regeling, wordt het verschil als fiscaal loon in natura aangemerkt.
5. Indien van toepassing wordt in voorkomende gevallen het verschuldigde bedrag gesteld op het laagste der beide voorafgaande leden.
Gelet op de circulaire van 18 december 2006 moet met ingang van 1 juli 2006 de in voormeld artikel 4 genoemde 12% inhouding worden berekend over het salaris vermeerderd met de vakantietoeslag. Voorts zijn de in voormeld artikel 4 genoemde inhoudingspercentages en maximale bedragen bij circulaires van 15 november 2004, 1 september 2005 en van 18 december 2006 gewijzigd. Voor de exacte percentages en bedragen verwijst het hof naar de desbetreffende circulaires.
5.13
Gelet op deze regeling dient ten aanzien van de eigen bijdrage voor het gebruik van de dienstwoning van de drie alternatieven - zijnde 12% van het salaris, dan wel de fiscale huurwaarde, hetzij de economische huurwaarde - het laagste bedrag tot uitgangspunt te worden genomen. Als [appellant] kan aantonen dat de economische huurwaarde het laagste bedrag is van deze drie alternatieven, heeft zij recht op hantering van dat bedrag, overeenkomstig de voormelde artikelen van de PKN-regeling. Grief 7 slaagt dus inzoverre dat het door de kantonrechter gehanteerde bedrag van € 650,-- niet in stand kan blijven, omdat niet vaststaat dat dit het laagste bedrag van voornoemde drie alternatieven betreft. Gelet op de door [appellant] in hoger beroep in het geding gebrachte brief van de belastingdienst (prod. 5 bij memorie van grieven) is er een aanwijzing dat de economische huurwaarde lager is. [appellant] heeft haar stelling uitsluitend met de brief van de belastingdienst maar niet nader met inhoudelijke bescheiden - het aan die brief ten grondslag liggende taxatierapport ontbreekt - ondersteund, en heeft dus vooralsnog niet aangetoond dat de economische huurwaarde het laagste bedrag van de voornoemde drie alternatieven betreft.
Na terugwijzing naar de kantonrechter kan zij (indien zij dat wenst) dit alsnog trachten aan te tonen.
5.14
Met toepassing van de PKN-regeling is geen sprake van een ontoelaatbare huurverhoging, nu het hier – zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen – immers gaat om een herberekening van de verschuldigde inhoudingen terzake van de dienstwoning met terugwerkende kracht op grond van de tussen partijen overeengekomen PKN-regeling. Ook de omstandigheid dat onder de PKN-regeling energiekosten worden berekend maakt niet dat sprake is van een ten aanzien van [appellant] onredelijk resultaat, nu ook dit een herberekening betreft van verschuldigde inhoudingen met terugwerkende kracht op grond van de tussen partijen overeengekomen PKN-regeling. Daarbij gaat [appellant] er – zoals door de Église Wallonne is gesteld en door [appellant] niet weersproken - over het geheel genomen ten aanzien van de oorspronkelijke situatie op vooruit. Overigens had zij de Église Wallonne kunnen vragen om gescheiden energievoorzieningen. Niet gesteld of gebleken is dat zij dit heeft gedaan.
Provisie
5.15
[appellant] heeft aangevoerd dat de provisie 15,3% moet bedragen en dat deze ook over de zogenaamde interne verhuringen (zoals aan het kerkkoor voor repetities en het kerkbestuur voor vergaderingen) moet worden berekend. De Église Wallonne heeft dit gemotiveerd bestreden.
5.16
Op grond van artikel IV (deel 3-4 september 2004) van de aanvullende bepalingen voor de rechtspositie van de kosters en koster-beheerders, die deel uitmaken van de PKN-regeling, bedraagt de provisie 15% van het totaal van de omzet en de opbrengst van de verhuur. Voor de berekening van de omzet gelden de prijzen zoals aan derden in rekening wordt gebracht, met dien verstande dat er geen provisie over BTW wordt berekend van omzet en opbrengst van verhuur van kerken en gemeenten die BTW-plichtig zijn. Het totale provisie-bedrag dient te worden verhoogd met 1,9%. Het percentage va 15% is bij circulaire PKN van 18 december 2006 (prod. 3 memorie van antwoord in principaal appel) met ingang van 1 januari 2007 gewijzigd in 15,3%. De 1,9% verhoging is per die datum komen te vervallen.
5.17
Gelet op de tekst van bovenstaand artikel kunnen voor de provisie-berekening niet meetellen de consumpties en uren betreffende zogenaamde interne verhuringen, aangezien de Église Wallonne daarvoor geen vergoedingen in rekening brengt. Bovendien behoort het gebruikmaken van de ruimten en voorzieningen door organisaties als kerkkoor en kerkbestuur tot de dagelijkse gang van zaken binnen de kerk. De werkzaamheden die in dat kader door [appellant] worden verricht vallen onder de werkzamheden waarvoor het vaste deel van haar salaris een vergoeding inhoudt.
Tuinonderhoud
5.18
[appellant] maakt aanspraak op de in haar oorspronkelijke arbeidsovereenkomst opgenomen afzonderlijke vergoeding voor tuinonderhoud. De Église Wallonne heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
5.19
In artikel 3 van de functieomschrijving koster-beheerder (zie deel 3-9 aanvullende bepalingen – kosters – september 2004) staat onder Werkzaamheden vermeld: “Het (doen) verrichten van schoonmaakwerkzaamheden door: a. het schoonmaken en schoonhouden van het kerkgebouw, inclusief de bijgebouwen en bijbehorende terreinen.”
Hieruit leidt het hof af dat het tuinonderhoud in beginsel valt onder de kosterwerkzaamheden waarvoor de salarisregeling van de PKN-regeling vergoeding biedt. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die maken dat in dit geval sprake zou zijn van een buitengewoon omvangrijke of bewerkelijke tuin waarbij het tuinonderhoud in redelijkheid niet geacht kan worden in het salaris inbegrepen te zijn. Bovendien bevat de functieomschrijving de mogelijkheid dat schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden in overleg met de werkgever aan derden worden uitbesteed, waarbij kennelijk gedacht is aan grotere werkzaamheden.
Vrijwilligersvergoeding
5.2
[appellant] heeft in hoger beroep haar vordering op dit punt vermeerderd en vordert betaling van de vrijwilligersvergoeding. De Église Wallonne heeft dit gemotiveerd bestreden.
5.21
De vrijwilligersvergoeding van € 700,-- per jaar betreft geen vergoeding van door [appellant] verrichte werkzaamheden, maar ziet op door haar partner verrichte werkzaamheden. Dit beding valt daarom buiten haar salariëring, en kan zonder nadere afpraken tussen partijen en de partner van [appellant] niet geacht worden met de toepassing van de PKN-regeling te zijn vervallen. De vrijwilligersvergoeding zal derhalve bij de nabetalingen betrokken moeten worden.
Pensioenpremie
5.22
[appellant] heeft in hoger beroep haar vordering op dit punt vermeerderd. De Église Wallonne heeft erkend dat dat er nog pensioenafdracht moet plaatsvinden over de periode van 1 mei 2004 tot 1 september 2005 (vanaf die laatste datum is het pensioen ondergebracht bij PGGM). De Église Wallonne heeft aangevoerd [appellant] tot dusver niet in staat is gebleken een pensioenverzekeraar te vinden waar het pensioen over de periode van 1 mei 2004 tot 1 september 2005 kan worden ondergebracht. Voorts wilde [appellant] betaling volgens een offerte van het pensioenfonds voor Kunst en Cultuur, maar heeft nagelaten die in het geding te brengen. Subsidiair heeft de Église Wallonne aangevoerd dat de pensioenpremie pas kan worden vastgesteld als duidelijk is over welk salaris dit moet worden berekend.
5.23
Nu [appellant] haar eis met de vordering ter zake van pensioenpremie heeft vermeerderd, zal ook dit onderdeel bij de afdoening van de zaak tussen partijen moeten worden betrokken. Daartoe zal echter [appellant] de voornoemde offerte te zijner tijd in het geding moeten brengen.
Herberekening
5.24
[appellant] is het er niet mee eens dat de kantonrechter partijen in de gelegenheid heeft gesteld om de hoogte van de vordering van [appellant] concreet te herberekenen en heeft verzocht om benoeming van een deskundige teneinde op kosten van de Église Wallonne een correcte loonberekening te maken. De Église Wallonne heeft dit gemotiveerd bestreden.
5.25
Zoals hierna wordt overwogen, zal de zaak worden teruggewezen naar de kantonrechter ter verdere afdoening met inachtneming van dit arrest. Het hof acht het daarbij ter beoordeling aan de kantonrechter om te bepalen of de door partijen overgelegde berekeningen zodanige vragen open laten dat benoeming van een deskundige noodzakelijk is.
Wettelijke verhoging
5.26
[appellant] stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter de wettelijke verhoging ten onrechte heeft beperkt tot 10% van de gevorderde looncomponenten en vordert 50 % wettelijke verhoging. De Église Wallonne is in het bijhouden van een correcte administratie en in tijdige betaling tekortgeschoten, temeer nu zij aan het uitbetalen van voorschotten steeds voorwaarden stelde waarmee [appellant] van aanspraken zou moeten afzien.
5.27
De Église Wallonne heeft dit standpunt van [appellant] bestreden, en heeft bepleit dat de wettelijke verhoging op nihil moet worden gesteld. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij totdat [appellant] haar erop wees niet op de hoogte was van het bestaan van de PKN-regeling. Voorts heeft zij aangevoerd dat haar niet kan worden verweten dat zij geen (voorschot)betaling aan [appellant] heeft gedaan nu [appellant] het aangeboden voorschotbedrag van € 20.000,-- heeft geweigerd en zich ook overigens tijdens de onderhandelingen zeer onredelijk heeft opgesteld.
5.28
De wettelijke verhoging dient als een prikkel voor werkgevers om zorg te dragen voor een correcte en tijdige uitbetaling van het loon, waarmee werknemers in hun levensonderhoud moeten voorzien. Als werkgever en als lid van de PKN ligt het op de weg van de Église Wallonne dat zij zich tijdig op de hoogte stelt van ontwikkelingen binnen de PKN die de rechtspositie van haar werknemers aangaan. Anderzijds houdt het hof er rekening mee dat de PKN een kleine werkgever van niet commerciële aard met beperkte middelen is. Bovendien gaat het hier om een nabetaling als gevolg van een herberekening, en is niet aan de orde dat [appellant] over een bepaalde periode in het geheel geen salaris heeft ontvangen. Gelet op deze omstandigheden acht het hof een wettelijke verhoging van 10% zoals door de kantonrechter vastgesteld redelijk. De gang van zaken met betrekking tot de voorschotbetaling laat het hof hierbij buiten beschouwing nu het erop lijkt dat hierin beide partijen een aandeel hebben.
Slotsom
5.29
Gelet op het voorgaande zal het hof het vonnis van de kantonrechter onder aanvulling van de gronden bekrachtigen. Nu sprake was van een tussenvonnis en partijen geen verzoek hebben gedaan tot prorogatie, zal het hof de zaak terugverwijzen naar de kantonrechter ter verdere afdoening, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
5.3
Als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het principaal appel, en de Église Wallonne in die van het incidenteel appel worden veroordeeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 4 april 2007, met aanvulling van de gronden waarop het berust;
wijst de zaak terug naar de kantonrechter ter verdere afdoening met inachtneming van dit arrest;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Église Wallonne begroot op €3.129,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 251,-- voor griffierecht;
veroordeelt de Église Wallonne in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 447,-- te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 1923.25.752 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, EM Arnhem, onder vermelding van het zaaknummer en de namen van partijen) wegens salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, H. van Loo en M.L. van der Bel en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2009.