ECLI:NL:GHAMS:2009:3182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
200.017.658-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgstelling en verkeerde vestigingsplaats van kredietverlenende bank in overeenkomsten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank had op 16 juli 2008 geoordeeld dat [appellant] zich borg had gesteld voor een krediet dat was verstrekt aan Tadicom Nederland B.V. door de Hollandsche Bank-Unie N.V. (HBU), terwijl in de overeenkomsten een verkeerde vestigingsplaats was vermeld. De appellant, die bestuurder en aandeelhouder was van Tadicom, stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij contracteerde met een niet meer bestaande vennootschap, HBU Amsterdam, en dat dit hem in verwarring had gebracht.

De zaak kwam voor het Gerechtshof Amsterdam, waar de appellant zijn grief indiende en vroeg om vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de inhoud en strekking van de overeenkomsten duidelijk maakten dat de borgstelling betrekking had op HBU Rotterdam, die feitelijk het krediet had verstrekt. Het hof concludeerde dat de verkeerde vermelding van de vestigingsplaats geen rechtens relevante verwarring had veroorzaakt, aangezien HBU Amsterdam niet meer bestond en het juiste inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel was vermeld.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door een zevende meervoudige burgerlijke kamer en openbaar uitgesproken op 22 december 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZEVENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , [land] ,
APPELLANT,
advocaat:
mr. N.C.M. Kochte Breda,
t e g e n
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. T.T. van Zantente Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna [appellant] en ABN genoemd.
Bij dagvaarding van 2 september 2008 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 16 juli 2008, onder zaak/rolnummer 368789/HA ZA 07-1218 gewezen tussen hem als gedaagde en ABN als eiseres.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] één grief voorgesteld en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vordering van ABN.
ABN heeft bij memorie geantwoord en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Daarna hebben partijen hun zaak op 6 november 2009 doen bepleiten, [appellant] door zijn advocaat voornoemd en ABN door mr. T.T. van Zanten, advocaat te Amsterdam. Zij hebben daarbij ieder een pleitnotitie overgelegd.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.5, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende vast.
3.1.1
Op 1 januari 1995 is opgeheven de rechtspersoon Hollandsche Bank-Unie N.V., gevestigd te Amsterdam (verder: HBU Amsterdam). Op 31 december 1994 is opgericht de rechtspersoon Hollandsche Bank-Unie, gevestigd te Rotterdam (verder: HBU Rotterdam). ABN was en is enig aandeelhouder van voornoemde rechtspersonen. ABN handelt in dit geschil als vertegenwoordiger van HBU Rotterdam.
3.1.2
[appellant] was bestuurder en enig aandeelhouder van Tadicom Nederland B.V. (verder: Tadicom). Tadicom is inmiddels gefailleerd.
3.1.3
Tadicom heeft op 7 november 2003 een kredietovereenkomst gesloten. De schriftelijke overeenkomst vermeldt als wederpartij van Tadicom: ‘Hollandsche Bank-Unie N.V., statutair gevestigd te Amsterdam’. HBU Rotterdam heeft feitelijk het krediet aan Tadicom verstrekt. De kredietovereenkomst houdt onder meer in dat [appellant] een borgstelling zal verstrekken tot een bedrag van € 850.000,-.
3.1.4
[appellant] heeft in 2003 twee schriftelijke borgstellingen, tezamen tot een bedrag van € 850.000,-, ondertekend. Ook deze overeenkomsten vermelden als wederpartij ‘Hollandsche Bank-Unie N.V., statutair gevestigd te Amsterdam’. Onderaan het voor de overeenkomsten gebruikte papier staat telkens het nummer waaronder HBU Rotterdam is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
3.2
ABN heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant] te veroordelen aan haar te betalen € 850.000,-, te vermeerderen met rente. Zij heeft daartoe gesteld dat HBU Rotterdam aan Tadicom een krediet heeft verstrekt, dat [appellant] zich jegens HBU Rotterdam borg heeft gesteld voor dat krediet en dat Tadicom haar schuld uit hoofde van de kredietovereenkomst onbetaald heeft gelaten voor een bedrag ruim hoger dan de borgstelling. [appellant] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. De rechtbank heeft de verweren van [appellant] verworpen en de vordering van ABN toegewezen.
3.3
[appellant] voert bij zijn enige grief aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zich borg heeft gesteld jegens HBU Rotterdam. Hij wijst erop dat zowel in de kredietovereenkomst als in de borgstellingen HBU Amsterdam als wederpartij wordt genoemd en dat aldus bij hem de indruk is gewekt dat hij contracteerde met een niet meer bestaande vennootschap.
3.4
De grief faalt. Uit de inhoud en strekking van de onderhavige overeenkomsten, in samenhang bezien, is af te leiden dat het de bedoeling van partijen bij de borgstellingen is geweest dat [appellant] zich borg zou stellen jegens degene die uit hoofde van de kredietovereenkomst geld aan Tadicom zou verstrekken. Dat is HBU Rotterdam geweest zodat deze als wederpartij van [appellant] heeft te gelden. Daaraan doet niet af dat in de overeenkomsten een verkeerde vestigingsplaats is vermeld. Dat heeft bij [appellant] niet tot een rechtens relevante verwarring kunnen leiden. HBU Amsterdam bestond immers niet meer zodat hij niet in de veronderstelling heeft kunnen verkeren daarmee te handelen. Daarbij komt dat wel het juiste inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel op de borgstellingen was vermeld. [appellant] had aldus, zo hij dat had gewenst, nader onderzoek kunnen verrichten naar de juiste vestigingsplaats van de Hollandsche Bank-Unie.
3.5
Nu er geen grond is voor vernietiging, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep
veroordeelt [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van ABN tot op heden begroot op € 5.981,- wegens verschotten en € 11.685,- wegens salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, A.H.A. Scholten, A.S. Arnold en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 december 2009.